30 mei 2005

À votre santé Marianne!

.

Onze gelukzalige Europolitici die in kudde waren gaan denken dat ze een legitimatie van het Europese volk op zak hadden, zouden nu stilaan tot het inzicht mogen komen dat zij bitter weinig representeren. Overvol van zichzelf, en door elkaar opgetut en opgezweept hebben zij jarenlang hun illusies gekoesterd, wellicht in alle eerlijkheid vaak.
De ontnuchtering moet groot zijn, al is in hun eerste commentaren nog weinig te merken van een beginnend ziekte-inzicht. Sommigen, onze gespindokterde eersteminister op kop, vinden zelfs dat op de ingeslagen weg kan worden doorgegaan. Voor Nederland, en voor heel Europa neuriede Guy Verhofstadt pas nog het ons bekende BHV-wijsje: TINA, there is no alternative, we moeten aan de jobs denken en de mensen liggen daar niet wakker van.
Hij weet nog altijd wat de mensen denken!

Toch enkele zaken in herinnering brengen: anders dan in Spanje is er in Frankrijk een serieus debat geweest, wekenlang. Franse politici, ook van het ja-kamp, zeiden gisteravond op Antenne2 dat het debat inderdaad grondig was gevoerd. Het elitaire smoesje van “wij hebben het niet goed uitgelegd”, waarmee vandaag Dirk Sterckx nog komt aandragen, is dood. Tot in de Franse families was er gekibbel aan tafel. De bevolking heeft gereageerd zoals het in een werkzame democratie past: zij is massaal gaan stemmen. Alleen heeft die bevolking nu de verkeerde stem uitgebracht.

Dat zou in andere landen net zo verlopen. Laten we Spanje even in perspectief zien: een land dat voor een stuk op Eurosubsidies leeft, waar géén debat is gevoerd, waar een minister (Juan Fernando López Aguilar van Justitie) koudweg verklaarde dat je de grondwet “niet hoefde te kennen om te weten dat je ja moest stemmen”, en waar dan inderdaad een beperkt ja volgde – niet één derde van de kiesgerechtigden – laten we, met alle respect, dat land even buiten beschouwing.

Het is wachten op de slag die de Nederlanders zullen toebrengen aan de zelfgenoegzaamheid van hun en onze vertegenwoordigers. En die mep zal aankomen, want één slag kan de strijdlust van een bokser soms nog aanwakkeren, dat weet elke cafévechter, maar twee uppercuts is ook voor de logste zwaargewicht te veel.

Wijzelf mogen niet stemmen, en vele andere landen ook niet. Te moeilijk voor de Vlamingen zei di Rupo, en daarmee was de kous af (wij zouden in verwarring geraken over de toetreding van Turkije). Ook professor Vande Lanotte deed zijn duit in het zakje: de Zwitsers hebben een traditie van referenda, wij niet, en de Fransen ook niet. Inhoudelijk zegt die man hiermee Niets, maar toch hoopt hij dat zijn gedaas voor serieus zal doorgaan, en hijzelf voor een democraat ...en journalisten zijn gewoon van te zwijgen als ze zulke geleerde uitspraken horen.
De meeste journalisten zijn het trouwens eens met hun vrienden-politici: het plebs snapt werkelijk nergens wat van, ook niet nadat zijzelf de vraagstelling (misschien enigszins neerbuigend maar niettemin grondig) hebben uitgelegd.*

Nu gaan referenda over beperktere vraagstellingen dan gewone verkiezingen, waarbij alles en nog wat ter sprake komt. Voorshands willen onze Belgische politici deze laatste nochtans niet afschaffen, zelfs niet voor Vlamingen mogen wij hopen – al zou dat van consequentie getuigen.

Maar ons feest begint pas!
Feest voor mensen die een Europees wij-gevoel kennen:

À la vôtre Marianne!
De beuk erin Holland!


* De Duitse dichter Heinrich Heine beschreef in 1835 de geestesgesteltenis van mensen die net zoals onze huidige journalisten en politici menen alles beter te weten. Heine beschreef het dédain van de Parijse machthebbers tegenover de denkbeelden die heersten in wat wij nu la France profonde zouden noemen. "Was die Provinz denkt ist eine ebenso gleichgültige Sache, als was unsere Beine denken".

(Die Romantische Schule)

27 mei 2005

De Schoonheid van het Schelden: un imposteur fragile


Ik heb de Quartier-Latin– en televisiefilosoof Bernard-Henri Lévy nooit kunnen rieken of zien; het is een lege woordmachine zonder geweten, maar dat stond hier 14 dagen geleden al. BHL was voorstander van de Navo-bombardementen op Belgrado bv. en hij viel toen op een schandelijke manier Régis Debray aan, want die man vond dat er voor het standpunt van de Serviërs misschien ook iets te zeggen viel. Bij ons klapten Yves Desmet en consoorten braaf in de handjes als Bernard weer eens op de buis verscheen en om Amerikaanse bommen op Europa riep. Zij deelden BHL's brede blik van de wereldburger, zijn globale kijk op de zaak. Waar bommen vandaan komen maakt voor hen niet uit, en ook niet op wie ze vallen als het voor de goede zaak is.
BHL zit inderdaad wreed in mijn neus, en hij zou eens een flink pak slaag moeten krijgen. Wie zal dat taakje verrichten? Jacques Vergès kan voor zulke opdrachten nog altijd dienen. Zoals hij de windbuil BHL hieronder wegblaast, daar sta ik in bewondering voor. Wat is deze octogénaire advocaat nog gevaarlijk!
––uit zijn pas verschenen dagboek: Journal 2003-2004, uitgegeven door Plon (pp.127-8).

5 mai 2004
CBS
Je suis passé à l’émission “Sixty Minutes” sur la chaîne CBS aux États-Unis. Un meneur de jeu honnête me donne la parole puis, tour à tour, la passait au jeune psychiatre au visage de lou ravi qui expliquait ma vie à partir de ma date de naissance et ensuite à un Bernard-Henri Lévy véhément. Il ne m’était pas difficile de rester calme et souriant, d’apparaître avec mes positions prétendument extrêmes comme le plus raisonnable et le plus équilibré. Mais, pour être juste, la joute n’était pas égale. Je suis sûr de moi, je ne me sens en danger devant aucun contradicteur. M. Lévy, tout riche (du commerce du bois africain) et tout adulé qu’il soit, n’est pas sûr de lui; il se sent menacé par le calme de son contradicteur qui risque de convaincre l’opinion. Alors il s’emporte. Et, s’emportant, apparaît pour ce qu’il est: un imposteur fragile qui sait, tout en voulant l’ignorer, qu’il ne sera jamais André Malraux. Drieu la Rochelle aussi était fragile, néanmoins il était sincère dans sa folie. Mais pourquoi comparer l’incomparable ?



CBS
Ik zat in de uitzending “Sixty Minutes” van de Amerikaanse zender CBS. De fatsoenlijke presentator geeft mij het woord, en daarna om beurt aan een jonge psychiater met een gezicht als lou ravi, die mijn leven verklaarde vanaf mijn geboortedatum, en vervolgens aan een heftige Bernard-Henri Lévy. Ik had er weinig moeite mee om kalm te blijven, de glimlach te bewaren en er met mijn zogenaamd extreme stellingen als de meest redelijke en evenwichtige uit te komen. Maar om eerlijk te zijn, het steekspel was ongelijk. Ik ben zeker van mijn stuk, ik voel me niet in gevaar tegenover welke opponent ook. M. Lévy, rijk (vanwege zijn handel in Afrikaans hout) en bewierookt als hij is, is niet zeker van zijn stuk; hij voelt zich bedreigd door de kalmte van zijn tegenstander, die overtuigend zou kunnen zijn voor het publiek. Dan wordt hij driftig. En in zijn drift komt hij te voorschijn voor wat hij is: een fragiele bedrieger die beseft, al wil hij het niet geweten hebben, dat hij nooit een André Malraux zal zijn. Drieu la Rochelle was ook fragiel, maar in zijn gekte was die tenminste eerlijk. Maar waartoe het onvergelijkbare vergelijken?


– "lou ravi", "le ravi": figuurtje van de Provençaalse kerststal. Een santon die de eenvoudige van geest voorstelt, de dorpsgek die nooit iets in te brengen heeft maar opgetogen is als hij erbij mag zijn; wordt voorgesteld met de armen opgestoken, "en ravissement".

– Drieu la Rochelle: auteur, sympathiserend met het fascisme; ontgoocheld in de praktijken onder Pétain pleegde hij zelfmoord; de Gaullist Malraux, die een vriend van hem was, heeft hem nooit verloochend; politieke tegenstanders spraken toen nog met elkaar.
(ook Vergès is altijd Gaullist geweest).
.

23 mei 2005

Maria van der Hoeven: onheilige simpelheid

Het mag verwonderlijk zijn, maar ook in Europa komen er nog mensen voor als Maria van der Hoeven – Nederlands minister van Onderwijs en Wetenschappen – die vinden dat het creationisme naast en op gelijke voet met de evolutietheorie moet worden onderwezen.
Derzulken is het koninkrijk der hemelen en zij verdedigen de stelling dat alle soorten van verklaringen gelijkwaardig zijn. Het al of niet bestaan van de Noordpool is een kwestie van opinie, of zelfs van cultuur. Het is maar wat je lust, en je kunt een kroket uit de muur trekken ofwel een portie bitterballen.
Dat zulke mensen bestáán weet je, maar ik bijvoorbeeld wist niet dat ze in onze Europese wereld nog ernstig zouden worden genomen, dat hun verantwoordelijkheden zouden worden toevertrouwd, dat hun daarenboven nog aanspraak op begrippen als verdraagzaamheid zou worden verleend.
Wetenschappelijke bewijzen voor het Darwinistische model zijn er te over, dat weet iedereen die kan lezen en daartoe ook bereid is. En ik besef heus dat het woord “bewijs” op zich een filosofisch vraagstuk is.
Laten we voorzichtig zeggen: er zijn aanwijzingen van een dergelijke overweldigende kracht, dat ze elke andere uitleg laten verbleken tot onzichtbaarheid.
Maar doet dit er toe? doet het er toe dat de evolutietheorie voorspellingen mogelijk maakt die zich achteraf ook laten verifiëren, of liever, die tenminste falsifiëerbaar zijn? De recente Chinese vogelpest zou daar een schrikwekkende illustratie van kunnen worden: misschien evolueert een bepaald virus wel tot een vorm die nooit eerder voorkwam, die dus gecreëerd wordt terwijl de onderzoekers er bij staan.
Voor mensen als Maria van der Hoeven doen zulke overwegingen er niet toe. “Het is een onvolledige theorie” zegt ze, en daarmee bewijst zij gelijk dat het hele onderwerp der wetenschap haar petje vér te boven gaat. Arme Maria: élke wetenschap is onvolledig, dat is juist een kenmerk van wetenschap. Die is nooit een gesloten systeem.
 
Wat onze Maria gelooft is dat de wetenschap niets vertelt omdat ze niet Alles vertelt. Haar Alles staat gelukkig wel in de Bijbel, of in de Catechismus, maar weer een ander Alles, even willekeurig, staat in het Boek van Mormon, én in de Koran &c. Om dichter bij Maria’s eigen Hollandse huisje te blijven: zelfs Lou de Palingboer had een antwoord op Alles, en recenter heeft Jomanda nog een en ander verklaard.
Dichter bij ons eigen huisje: ook ‘rationele’ mensen als een Danneels weten eigenlijk Alles, maar durven dat hardop niet meer te zeggen, want zij eten graag uit twee ruiven. Als zij ietwat rechtlijniger waren, zouden zij altijd een verklaringsgrond kunnen bovenhalen: het Wonder. Wie immers gelooft dat kandidaat-heiligen wonderen kunnen verrichten –spreek mij tegen Danneels– die moet in eerlijkheid bekennen dat Alles mogelijk is, en dat hij voor dat Alles ook een gerede verklaring heeft. De theorieën van Danneels en consoorten kun je belachelijk vinden, je kunt ze geen onvolledigheid verwijten. Daarin verschilllen die theorieën nu juist van alle andere denkvormen: zelfs van wiskundige axiomastelsels, tenzij die uiterst eenvoudig zijn en bijgevolg niet echt krachtig.

Maar goed: een geloof is een geloof, en het christendom is tenminste een geciviliseerd, ja gedomesticeerd geloof, en daar valt mee te leven! Voorspellen bijvoorbeeld doen verstandige Europese gelovigen al een tijdje niet meer: dat laten zij aan de wetenschap over. Als het er om spant dan laten zieke katholieken zich zonder protest door ongelovige darwinistische dokters behandelen.
Niet elk geloof staat even ver. V.S.Naipaul vertelt mooi (Among the Believers, London 1981) hoe een grote islamitische geestelijke leider zijn eigen arme volk zijn leven lang elk contact met de verderfelijke Westerse wereld verbiedt, elke wetenschap vervloekt als strijdig met de leer van de Profeet …tot hijzelf kanker krijgt en zich per Boeing laat overvliegen naar Boston. Hij sterft daar, en zijn resten worden per Boeing teruggevlogen naar de heilige grond van Pakistan. De kerel had zich eerst wel een onbetaalbaar dure behandeling gekocht bij ongelovige Westerse honden.

Hoe gaat het er inderdaad aan toe, waar de religie nog in al haar primitiviteit en rauwheid heerst? Waar de religie nog alle verklaringen mag leveren en alle macht heeft?
Misschien kan een XVIIIde eeuwse brief dat illustreren. Ik geef een fragment van zo'n brief die een Parijse dame, Louise d'Épinay, schreef aan de Napolitaanse abbé Ferdinando Galiani. Die man had zelf lang in Parijs gewoond, was in heel Europa beroemd om zijn economische traktaten, maar was teruggeroepen naar zijn geboortestad Napels – een vergeten gat volgens hemzelf. Deze voor hem ongelukkige omstandigheid heeft voor ons een uitgebreide correspondentie opgeleverd:

Mme d’Épinay à Galiani.
À Paris le 20 juin 1772

[…] Nous avons eu ici pendant 24 heures un homme qui guérissait par attouchement et par prière, les vrais croyants étaient guéris radicalement, les autres c’est-à-dire ceux qui n’étaient pas guéris passaient pour incrédules et étaient insultés par le peuple. Une petite fille boiteuse y fut menée par sa mère et après l’attouchement on lui ôta ses béquilles et on cria miracle, elle fit trois pas et tomba au quatrième, la mère prit la béquille et la rossa, le saint homme se mit en prière pour la conversion de la boiteuse tandis que le peuple et sa mère l’assommaient.

in: Ferdinando Galiani
Louise d’Épinay
Correspondance III, mars1772 - mai 1773
Les Éditions Desjonquères, 1994, p. 74

We hebben hier de tijd van 24 uur een man gehad die genezingen verrichtte door aanrakingen en gebed. Echte gelovigen werden radicaal genezen, en de anderen, het is te zeggen diegenen die niet werden genezen, gingen door voor ongelovigen, en zij werden door het volk beschimpt. Een klein gebrekkig meisje werd door haar moeder aangebracht, en na de aanraking nam men haar krukken weg en schreeuwde mirakel. Ze deed drie passen, viel bij de vierde, en de moeder greep een kruk en roste haar af. De heilige man begon te bidden voor de bekering van de gebrekkige, terwijl de menigte en de moeder haar knuppelden.

_____________
Driek van Wissen zei het kort en goed:

Intelligent plan?
Als alles is geschapen volgens plan
Zoals u denkt, Maria van der Hoeven,
Staat Darwins theorie op losse schroeven
Wat ik natuurlijk niet geloven kan
Want stel dat al wat is echt is gepland
Hoe kan het dan dat u minister bent?
.

20 mei 2005

Bladzijden uit de oorspronkelijke atomaschriftjes van de Burgermanifesten teruggevonden !

.
Bladzijden uit de atomaschriftjes waarin Guy Verhofstadt zijn Burgermanifesten heeft geschreven zijn onlangs per toeval weer opgedoken. De vondst is helaas zeer fragmentair, maar toch blijkt nu al dat de gedrukte versie in sommige details enigszins afwijkt van het handschrift. Eerst de tekst die wij allemaal kennen:

België is op sterven na dood. Dat is het resultaat van de tientallen communautaire compromissen en politieke koopjes die werden gesloten.

[...] Nergens ter wereld bestaat er een federale staat waarvan, zoals dat in België het geval is, de territoria van de deelgebieden overlappen.
[We moeten] streven naar duidelijk afgescheiden deelgebieden, waarbij de faciliteiten definitief verdwijnen.
[...] Het alternatief is het wanordelijk uiteenvallen van het land. Het ogenblik waarop dit dreigt te gebeuren, is misschien niet zo ver meer af. Het volstaat dat [...] de Franstaligen beslissingen nemen die flagrant in strijd zijn met de Grondwet en de wetten van dit land, opdat in Vlaanderen een meerderheid zou gevonden worden om de Belgische staat definitief op te geven.
[...] Nog eens een kaakslag te moeten verduren, is een vernedering die negen op tien Vlamingen niet meer zullen slikken.

.
Burgermanifest, 1992
.
Een eerste, voorlopige indruk die wij na vluchtige lectuur van onderstaand handschrift alvast kunnen formuleren is: Guy, die toentertijd nog niet naar de spindokter ging, drukte zich in zijn jonge jaren veel genuanceerder uit dan soms wordt gedacht.

Oens Balguy staot er were! Dad ès ‘t rezultoat van oens uniek overlègmodal, en giel de werold klapt doarvan, meetamme wolder altijd zu goe ‘t akkoorte geroake.
[…] in de reste van de werold zoen ze veur ‘t minste geringste makanders de keel oversnaaie, veur e lapke groend of e corridorke, moar wij Balge zegge:
[Allé allé] zù juuste moet dad amoal niet zijn! Aos't en beetse ès die èst al lange goe, en we gome die koterije loate stoan woar da ze stoat!
[…] Anders die goat 't land noar de kluute. En da zoe zierder keune zein of dadde 't peist! In een einde […] pak neu dan de gebure older niet-nie-mier an en wille trekke van dienen èwe Compremis van in den tijd da oenze boempa nog leefdege, of van al die ander Overienkomste dien loaters gemoakt zijn. Moeme doarveure toens giel ‘t gebuurte loaten oenploffe? 'k Weet het, g’èt azu mensche dien alles op de spitse zoen drijve.
[…] Moar de gruten huup zegt toch : 't en ès nog nunt gien iene gestoorve van een koak-smete.

.

17 mei 2005

Het is al gezegd: politicologie hoort niet thuis in het rijtje van de wetenschappen

.
Een vermetele is het die de mening verkondigt dat de wetenschap der politicologie nog in de verste verte geen wetenschap is. Iemand met zulke mening schuiven goedmenenden opzij, want het is een moedwilligaard die zelf in het zonnetje wil staan.

Hoe doen bijvoorbeeld kranten, radio en TV het graag? Ze laten twee politici enkele minuten ruziën en dan komt afsluitend de een of andere professor of docent aan het woord. Onze man laat de kerk wijselijk in het midden. Hij sluit het debat helemaal niet af, en geen van beide vechthanen krijgt gelijk want de wetenschap is genuanceerd.

Wat ik over deze gang van zaken denk is simpel: in maatschappelijke debatten is een politicoloog betrokken partij, net als een andere burger, maar omdat uitgerekend hij in het bestaande bestel uitgenodigd wordt om een objectief oordeel te geven, heeft hij er alle belang bij om dit bestel in stand te houden, wát voor tegenstellingen het ook moge vertonen. Zeker, politicologen kunnen comme tout un chacun best wel eens verstandige dingen vertellen, of anders dwaze dingen: maar ze kunnen geen wetenschappelijke dingen vertellen.

Volgens wat ik hier net lees zijn er nóg mensen die daar zo over denken: ook Charles Coulston Gillispie, professor emeritus van Princeton University, zegt over “political science” (en misschien is het niet onbelangrijk dat hij emeritus is):



It would really be better, though university departments of "political science" are long established, to admit that the concept is absurd. It is noticeable that in the middle of the last century, when "political science" was much in the air, its spokesmen, such as the American scholars Charles Merriam and David Easton, did not claim that it existed but only that it ought to exist, that the day for it had come, that the world was in desperate need of it.

Volume 52, Number 9 · May 26, 2005
(en dat is écht de publicatiedatum: bij de NYrev postdateren ze)


Met dat laatste, "it ought to exist", kan ik niet meegaan: mij lijkt die onmogelijke wens juist schrikwekkend, en in tegenspraak met de menselijke vrije wil. Het zijn ook niet Shattucks eigen woorden, en in ieder geval: Gillispie ontkent het bestaan van politicologie als wetenschap, en ik lees altijd graag mensen die het met mij eens zijn!

P.S. Karel van het Reve, die grote man, zei over politicologie, sociologie, maatschappijkunde en dergelijke: die vakken hebben niet veel om de hakken..

13 mei 2005

Laten wij heden het pauselijke wapenschild in ogenschouw nemen

.

Op het in drieën gedeelde schild is links bovenaan de Moor van Freising te zien. Die gekroonde moor kijkt naar links en stond al in 1316 op het wapen van prinsbisschop Konrad III van Freising. De eeuwen daarvoor was hij er wellicht ook al, maar de kleuren van die documenten zijn verschenen zodat wij niet met zekerheid over een moor kunnen spreken. Die kop bleef, tot aan de secularisering van het prinsbisdom in 1802-1803, en ook daarna zijn de aartsbisschoppen van Freising het Caput Aethiopum blijven voeren. Het aartsbisschoppelijk ordinaat van München heeft hem nog steeds. Waarom de moorkop voorkwam op het schild van de bisschoppen weet ook de huidige archivaris van het aartsbisdom, Roland Götz niet: misschien als een teken van kracht en wildheid zegt hij, net zoals sommige landen een al even vreemde leeuw in het schild voeren.

Rechts zien wij een beer met een rugzak, de Beer van Korbiniaan. De heilige bisschop Korbiniaan verkondigde in de achtste eeuw het christelijk geloof in het oude Beieren, alwaar het pad hem was geëffend door de heilige Bonifatius, die zoals wij weten in het jaar 755 of misschien 756 te Dokkum werd vermoord door onwillige bekeerlingen. Op een geestelijke reis naar Rome werd Korbiniaan nu overvallen door een beer, die zijn pakpaard verorberde. Daarop beval de heilige maar toornige Korbiniaan de beer om de last dan zélf naar Rome te dragen. De beer gehoorzaamde. Eens in Rome aangekomen, verdween hij echter en keerde waarschijnlijk terug naar de wouden van zijn voorouders.
Benedictus verleent aan deze beer, als „lastdrager in dienst van God“, nu burgerrecht in Rome. Met vastberaden en strenge bewoordingen kun je een wild beest de beschaving nog bijbrengen, mogen wij hieruit verstaan. Jan Polack schilderde in 1489 het altaarstuk: Das Bärenwunder.



Het onderste deel van het schild toont een schelp, een coquille Saint-Jacques zou de Guide Michelin zeggen maar eigenlijk is het de StJacobsschelp van het pelgrimerende godsvolk. Al bij StAugustinus (354-430 a.D.) lezen wij hoe hij aan het strand van wat nu Algerije is een jongen zag die met zo'n schelp water uit de zee schepte, en dat water vervolgens in een zelfgegraven greppeltje goot. Augustinus was op dat moment diep in gedachten verzonken, want zijn geest doorvorste het Mysterium Trinitatis. Hij vroeg aan de knaap wat voor zin zijn bezigheden hadden, en het antwoord was: .ik schep de zee in dit greppeltje. Augustinus begreep terstond dat de schelp symbool stond voor zijn eigen worsteling met het Drievuldigheidsmysterie.

Bij de ornamenten rondom het eigenlijke wapenschild is er bovenaan de bisschopsmijter die, na vele eeuwen, de van oorsprong Perzische en absolutistische pauselijke tiara vervangt. Dit kan worden geïnterpreteerd als een teken van collegialiteit onder de bisschoppen, een afstand nemen van het absolutisme. Verder zien wij de zilveren en gouden sleutels van StPieter, het koord (verbondenheid, trouw), en onderaan het pallium met de drie kruisen, teken van de absolute pauselijke macht, de plenitudo pontificalis officii, wat weer op een afstand nemen van de collegialiteit onder de bisschoppen zou kunnen wijzen.
.
.

11 mei 2005

Een Fransman en een Nederlander over twee aspecten van censuur

.
Het proces tegen Slobodan Milošević voor het Joegoslaviëtribunaal in den Haag: wie volgt dat nog?
Geen enkele krant brengt echte verslagen en hoogstens af en toe lezen wij iets over de gezondheid van de beschuldigde, of over de kwaliteiten van Mw. Carla del Ponte. Die gezondheid is wankel, en zij wordt geprezen om haar onwankelbaarheid, haar doortastendheid, haar vastberadenheid en nog een paar morele eigenschappen. Op de televisiebuis komen zulke personaliserende praatjes goed over, maar als overwegingen bij een rechtszaak zijn ze niet in tel.

Waarover gaat het proces ook alweer? Het is allemaal zo lang geleden, en door het instuiken van die torens in New York is een heel stuk van de gebeurtenissen die vlak daarvoor kwamen uit ons geheugen weggeveegd, net zoals een automobilist zich met moeite kan herinneren wat hij aan het doen was vlak voor hij op die tegenligger botste.

Wat ik mij nog vaag herinner is dat in Frankrijk Bernard-Henri Lévy –een Quartier-Latin-filosoof die zijn roem uitsluitend aan televisie-optredens te danken heeft: et en effet, de man komt goed uit zijn woorden en draagt altijd smetteloos witte hemden– dat in Frankrijk dus BHL hoog van de toren blies, en bombardementen op Belgrado wilde zien. Het toverwoord genocide viel. Ook viel BHL op volslagen onwaardige manier Régis Debray aan, die het had aangedurfd om zich genuanceerd uit te spreken.

Een goede week later begon ook bij ons De Morgen heel moedig en gedecideerd om bommen te schreeuwen. De redactie van dat blad was wat geagiteerd geraakt en vond ineens dat er op Europees grondgebied Amerikaanse massavernietigingswapens moesten vallen, want die Serven waren al even erg als de Duitsers vroeger, en de edele strijders van het UCK moesten dringend van een luchtmacht worden voorzien. De Standaard sprong ook op het treintje, dat zich al in beweging zette.

De raadgevingen van Yves Desmet vielen niet in dovemansoren in het Pentagon, en kort daarop begonnen de verschrikkelijke bombardementen op Belgrado, de eerste Navo-aanvalsoorlog, onder leiding van de zachtmoedige democratische generaal Wesley Clark. De burgerbevolking leed afschuwelijk, en korte tijd was dat ook hier op het nieuws te zien …tot de plaatselijke televisiezenders werden gebombardeerd.
Hans Ree, schaakgrootmeester, schreef daarover in de NRC van 4 mei 1999:

[…] Maar bovendien, waarom moesten die uitzendingen eigenlijk uit de lucht worden gehaald, voor hen of voor ons? Om te verhinderen dat de Joegoslaven verder opgehitst worden door de propaganda, werd gezegd. Maar die weten zonder de televisie ook wel wat ze van die bommen moeten denken. Het zal toch ook wel een beetje de bedoeling zijn geweest dat wij minder te zien kregen van de kant van de oorlog die de NAVO-landen liever niet getoond willen hebben. Premier Kok zei dat het beter was geweest als de beelden van de gevolgen van een bijzonder gruwelijk bombardement hier niet waren uitgezonden. Als de Joegoslavische televisie wordt opgeruimd zullen we inderdaad veel minder van die beelden zien. […]
Je krijgt bijna heimwee naar de ouderwetse tijden van beschaafde censuur. Toen de rijksvoorlichtingsdienst de hoofdredacteuren kon uitnodigen om hun te vertellen wat er wel en niet in de kranten mocht staan. Nu zijn we te vrijgevochten voor censuur en moeten er televisiegebouwen vernietigd worden om te zorgen dat we niet de verkeerde dingen zien.

o-o-o-o-o
.
Dat is allemaal geschiedenis nu, maar het proces is nog aan de gang in den Haag, aan het Churchillplein. Zegeviert hier het recht?
De Franse strafpleiter Jacques Vergès, die aan het hoofd staat van een team advocaten dat op de achtergrond steun verleent aan Milošević, heeft daar zijn bedenkingen bij. De argumenten die hij aanhaalt zijn geloof ik moeilijk aanvechtbaar: de rechtbank, die zichzelf ad hoc noemt, is niet op normale wijze opgericht; ze gaat tegen de grote rechtsprincipes in want ze werkt retroactief in een strafzaak; er is geen vaststaande procedure; de onpartijdigheid van de rechtbank is moeilijk vol te houden als haar werking gefinancierd wordt door belanghebbenden (en het gaat niet om een bord spaghetti: de financiers zijn Saudi-Arabië en de bekende speculant Soros).
Ziehier de bezwaren van Vergès tegen het Internationaal Strafhof van de Haag: TRIBUNAL PÉNAL INTERNATIONAL POUR L'EX-YOUGOSLAVIE (zoals gezegd een ad-hoctribunaal)

––un tribunal créé au nom de l’urgence par le Conseil de sécurité et non par une conférence internationale, comme c’est la règle;
––un tribunal violant le principe de la non-rétroactivité de la loi pénale proclamée par la Déclaration universelle des droits de l’homme et prétendant juger de faits antérieurs à sa création, comme les Sections spéciales de Vichy; [net zoals in België]
––un tribunal dont la procédure n’est pas fixée à l’avance mais par les juges eux-mêmes, au gré de leur convenance;
––un tribunal acceptant d’être payé par les ennemis des accusés, États comme l’Arabie Saoudite ou particuliers comme M. Soros; un tribunal qui considère la rumeur comme élément de preuve et accepte le témoignage d’anonymes.

Maar dat is allemaal nog het ergste niet: toen Wesley Clark zijn getuigenis aflegde werd er geen publiek of pers in de zaal toegelaten... maar wél twee Amerikaanse "waarnemers", en Clarks getuigenis werd gecensureerd door het Pentagon, dat stukken uit zijn getuigenis heeft herschreven en andere weggelaten –zij kregen 48u de tijd daartoe– en pas daarna werd "zijn" getuigenis vrijgegeven aan de pers ...en aan Milošević zelf! Eén van de betrokken partijen kreeg aldus het recht om de procedure vast te stellen van de "onafhankelijke rechtbank", en nog wel tijdens de loop zelf van het proces:  er waren immers "veiligheidsrisico's".

Mijn indruk is dat Milošević groot gelijk heeft als hij de rechtbank niet erkent, en dat Vergès' beroemde "défense de rupture" meer dan ooit op haar plaats is.



Meester Jacques Vergès

Journal 2003-2004
Plon, janvier 2005, pp.7 et 73

Grootmeester Hans Ree
God is niet koppig
Uitgeverij L.J.Veen, 2002, p.25

10 mei 2005

Uit een pas gepubliceerd dagboek van de 80jarige, kwieke Jacques Vergès

.
Wat Vergès hieronder vertelt lijkt me interessant voor onze jongste buitenlandminister Karel De Gucht, en eventueel bruikbaar bij een volgende Afrikatrip als die er nog komt. Niet dat De Gucht het onderstaande niet zou weten, maar: een gedrukte bron kan bij zijn gesprekken een steuntje zijn.
En straks, na het assisenproces in Brussel, zullen ook wij burgers allicht klaarder zien ;-?

11 mars 2004
Qui a tué le président Habyarimana?

Je reçois la visite de Mme Habyarimana, la veuve du président rwandais tué dans un attentat contre son avion. Lui seul pouvait empêcher les massacres inter-ethniques qui ont fait des centaines de milliers de morts, tant tutsis que hutus. Il apparaît aujourd’hui de l’enquête du juge Bruguière que l’attentat a été commis par des militaires tutsis sur les ordres de leur chef Paul Kagame, officier formé aux USA. Ceux-ci savaient que les premières victimes seraient leurs frères de l’intérieur, mais ils l’ont accepté comme prix de la prise du pouvoir. Le tribunal permanent international pour le Rwanda s’est refusé jusqu’à ce jour à enquêter sur cet attentat. Bien plus, le secrétariat général de l’ONU, qui détient la boîte noire de l’avion, a refusé de la confier à la justice. La mission de ce tribunal, de toute évidence, n’est pas d’établir la vérité mais de justifier le combat du vainqueur, serviteur de l’axe du bien, en diabolisant le vaincu. Dernier détail sordide: l’assurance sur la vie du président Habyarimana a été versée au gouvernement de M. Kagame, son ennemi, et non à sa veuve ni à ses enfants.

Jacques Vergès
Journal 2003-2004
Plon, 2005, p.83
.
.
11maart 2004
Wie heeft president Habyarimana gedood?

Ik krijg bezoek van Mw. Habyarimana, de weduwe van de Rwandese president die gedood werd bij een aanslag op zijn vliegtuig. Hij alleen was in staat om de slachtpartijen tussen de etnieën te verhinderen, waarbij honderdduizenden doden vielen, Tutsi’s zowel als Hutu’s. Vandaag blijkt uit het onderzoek van rechter Bruguière dat de aanslag het werk was van Tutsi-militairen op bevel van hun chef Paul Kagame, een officier die in de Verenigde Staten werd opgeleid. Zij beseften dat de eerste slachtoffers hun broeders in het binnenland zouden zijn, maar dat accepteerden zij als prijs voor de machtsgreep. Het permanent internationaal gerechtshof voor Rwanda heeft tot de dag van vandaag geweigerd om onderzoek te doen naar die aanslag. Sterker nog, het secretariaat-generaal van de VN, dat de zwarte doos van het vliegtuig in zijn bezit houdt, heeft geweigerd om deze aan het gerecht toe te vertrouwen. De opdracht van dit tribunaal, de bewijzen zijn er, is niet om de waarheid aan het licht te brengen, maar om een verrechtvaardiging te geven aan de strijd van de overwinnaar, dienaar van de as van het goede, door de verslagene te diaboliseren. Een laatste smerig detail: de levensverzekering van president Habyarimana werd uitgekeerd aan de regering van M. Kagame, zijn vijand, en niet aan zijn vrouw noch aan zijn kinderen.
.

8 mei 2005

Een niet al te gewaagde voorspelling

.
Zoals de Remmery-kwestie er nu lijkt voor te staan, zou –zonder op het onderzoek ook maar enigszins vooruit te lopen– heel de zaak best kunnen eindigen als een doordeweekse affaire de cul tussen zekere Marijke en de uiterst sympathieke sms-ende ondernemer Rik Vannieuwenhuyse.
Helaas hebben in deze maandenlange affaire, zowel het hof als de kerk het niet kunnen nalaten om hun eerbiedwaardige gat te verbranden. Zij werden tijdens deze pijnlijke oefening bijgestaan en aangevuurd door hun verzamelde perslakeien.

Dat die bisschop graag wat aandacht wilde, en met dat doel voor ogen zijn soutane wat te hoog opstroopte, stoort mij niet – democratisch gesproken doet dat niet terzake – maar dat het hoofd van de uitvoerende macht hier schaamteloos vooruitliep op de uitslag van een onderzoek …dat is heel andere koek, en daar is de regering, of minstens één minister verantwoordelijk voor.
Mij laat het koud of de zaak eindigt als een groot racistisch schandaalstuk, met de organisatie ‘Nieuw Vrij Vlaanderen’ in de schrikwekkende hoofdrol, of als een ondermaatse boulevardkomedie. Albert de Tweede echter gaat in geen van beide gevallen vrijuit, en daar moet in ons grondwettelijk bestel een consequentie aan verbonden worden, want die Albert zelf is niet verantwoordelijk.

Hoe moet het nu verder? Politieke gevolgtrekkingen zullen er niet komen: die kwamen er ook niet toen – en ik geef dit enkel als voorbeeld – lolbroek Eyskens in de Khaled-affaire éigenlijk ontslag had moeten nemen en zulks zelfs openlijk toegaf, maar het niettemin vertikte om dat te doen en daarvoor nooit werd afgestraft. Integendeel: die kwast is niet van het scherm te branden (ik bedoel natuurlijk de jónge Eyskens, het nog levende bewijs van Marx’ dictum dat de geschiedenis zich herhaalt: de eerste keer als tragedie, de tweede keer als komedie).
Sinds die tijd zijn er talloze voorbeelden te noemen van ministers, zelfs van senaatsvoorzitters die éigenlijk ontslag hadden moeten nemen en dat niet deden, immers: "de mensen liggen daar niet wakker van". Deze figuren lijken geen besef te hebben van de walg die zij opwekken. Wat men ook mag vertellen: geloofwaardigheid is in de politiek nooit een probleem, het gaat om de macht op korte termijn.

Die vraag hoe het verder moet stelt zich het meest prangend voor journalisten. Helaas is reporting, verslag uitbrengen, iets waar zij gemeenlijk op neerkijken. Wat telt is: de mensen in het juiste spoor houden met duiding.
Wat er moet worden geduid hoeven echter niet noodzakelijk feiten te zijn! Wie voor de kwaliteitspers werkt ziet de zaken in een "breder verband" [zie de blog hieronder] en wil juist wég uit dat keurslijf van enge feiten. Het is bijna aandoenlijk om te zien hoe velen van hen werkelijk geloven dat zij een sturende functie hebben, dat zoiets in hun macht ligt.

Toch moeten er ook journalisten zijn die enige geloofwaardigheid op prijs stellen. Zij staan voor een moeilijke taak, en daar hebben zij zelf voor gezorgd met hun titels over de volle breedte van pagina één, waarin telkens weer een nieuwe als racistisch geduide brief, of weer iets anders, als feit werd aangekondigd. Let wel: die brieven bestáán, niemand betwist dat, alleen ...ze werden onmiddellijk geduid en geplaatst. Voor vele journalisten immers was het loutere bestaan van die brieven, dat Feit dus, volslagen bijkomstig: de brieven waren voor hen een overbodig bewijs voor een breder fenomeen dat Zij allang kenden. Vaak zelfs viel de naam van een politieke partij, die moeiteloos als inspirator werd gebrandmerkt.

Is het denkbaar dat enkele eerlijke journalisten nu besluiten dat het welletjes is geweest? en dat zij zullen mogen herroepen wat hun eigen media hebben verspreid?
Zover zal het niet komen.

Wat zal gebeuren is: dat over het verleden gezwegen wordt, en dat wij toekomstige ontwikkelingen in deze zaak op pagina 17 zullen lezen. Het wordt probleem 177.
Het enige slachtoffer blijft dan Naïma Amzil, die met de hele zaak allicht niets te maken heeft –laten we alweer het onderzoek afwachten– en die onze oprechte sympathie verdient, maar die door politiek en pers is gebruikt voor een agenda in dienst van de macht.

Maar wat dan nog? met één slachtoffer valt te leven, en tenslotte: het was voor het goede doel!

Play it low, tune it down!


.

4 mei 2005

Voor wie het kan opbrengen: we lezen vandaag een tekst van Reynebeau

Ik geef enkele tussenwerpsels in blauw, maar alle zwart staat in De Standaard van vandaag.


Mensen zijn niet voor één gat te vangen

Eergisteren presenteerde de Commissie voor Interculturele Dialoog haar eindverslag. Ze vroeg Marc Reynebeau als onafhankelijke waarnemer om een commentaar bij dit verslag. Hij pleit voor een integraal burgerschap waarin de culturele diversiteit veel ruimer is dan die van de etnische en religieuze verschillen.
Het begint lekker: die commissie zelf duidt een “onafhankelijke “ waarnemer aan. Reynebeau is dus gewoon een medewerker van de commissie.
Het risico is groot om de naam van de Commissie voor Interculturele Dialoog verkeerd te begrijpen. Op dialoog is natuurlijk niets aan te merken, tenminste zodra het gepraat wel degelijk tot een gesprek leidt. Het gaat om dat interculturele. Het ligt voor de hand om dan te denken dat die dialoog er een is tussen culturen, meer bepaald tussen wat in de wandeling de autochtone en de allochtone cultuur wordt genoemd.
Nietszeggende zinnen, wat laatdunkend verwoord –– maar goed, hij heeft een aanloopje nodig.
Maar dat 'tussen twee culturen' dreigt wel eens een kwestie te worden van 'onze' cultuur en 'hun' cultuur, ja zelfs van onze cultuur tegen hun cultuur. En dan is het nog maar een kleine stap om te eindigen bij The clash of civilizations van Samuel Huntington, een botsing waarvan de motor het religieuze verschil zou zijn.
Als ze niet echt iets aanhalen, dan zijn aanhalingstekens een teken van stilistische zwakte, en wijzen zij op begripsmatige onzekerheden bij de auteur, of erger, op een drang om de begrippen zogezegd theoretisch te houden, of liever flou ...uit luiheid of lafheid. Wereldvreemden vanzelfsprekend kunnen geen verschillen tussen culturen zien: waarneembare feiten zijn in hun theoretische kader overbodig. Maar kom: laten we even afwachten wat R. verderop in zijn opstel aanvangt met het begrip “cultuur”
Dat conflictmodel is als uitgangspunt niet alleen niet wenselijk, het steunt ook op een totaal irrealistische premisse. Het klopt namelijk niet dat onze samenleving slechts twee culturen telt, twee homogene blokken die zich onderscheiden door religieuze opties, en dat never the twain shall meet.
Plots veronderstelt hij “homogene blokken”, en "twee culturen" iets waar geen ernstig mens het over had. Anderzijds is het goed dat hij de dichter Kipling citeert: een grote dichter die wist waarover hij praatte (hij voelde zich meer Indiër dan Engelsman): zeker niet de simplistische "versifier" waar velen hem voor houden. Alleen: Kipling is niet in losse citaatjes te vangen...
Dat misverstand, dat soms opzettelijk in stand wordt gehouden, roept de nood aan een bredere context op. Onze samenleving is namelijk hoe dan ook cultureel erg gediversifieerd. Toch bestaat er een brede, algemene consensus rond democratie, mensenrechten, gelijke kansen, non-discriminatie of de scheiding van kerk en staat. Dat is de ideologische keuze die België als samenleving heeft gemaakt, omdat ze de garantie biedt dat iedereen die diversiteit ten volle zou kunnen beleven.
Ja, "bredere context", "ten volle beleven": je zal zulke nietszeggendheden maar verzinnen. Ik zou overigens niet graag een koffie of thee betalen aan al diegenen die zich niet wensen te vinden in R.'s "brede consensus rond democratie"! Toen Ayaan Hirsi Ali, op bezoek in een Nederlands klasje, de vraag stelde wat nu eerst kwam, Allah of de Grondwet... toen kwam er niet enkel geen duidelijk antwoord: zijzelf werd daarop in de media aangepakt over het stellen van die simpele, oer-Nederlandse, want Spinozistische vraag...
Die basisprincipes liggen vast in de grondwet, in de wet en in internationale verdragen, en er kan geen sprake van zijn om ze op de helling te zetten. Het is me ook niet bekend dat significante groepen daar vandaag om zouden vragen. En als er problemen rijzen met de positie van de vrouw in de islam, dan moet niemand zo zelfgenoegzaam zijn om te vergeten dat ook autochtone vrouwen te maken krijgen met zeer reële, feitelijke discriminaties.
R. doet duur over onze grondwet enzovoort, allemaal heel principeel. En dan plots wordt hij concreet, al waren wij lezers daar nog niet aan toe in een beschouwing die zich puur theoretisch voordeed. Meteen ook stelt R. zaken op gelijke hoogte die oneindig van elkaar verschillen: de positie van de vrouw in de westerse wereld en die in de islamwereld. Laten we hem gedeeltelijk gelijk geven: bij de positie van de vrouw in de westerse beschaving kun je hier en daar inderdaad nog een voetnoot plaatsen …maar niet meer dan dat. Simpele lectuur echter van geschriften zoals koran en hadith zou hem hebben geleerd dat islamieten geen hoge pet opzetten bij dat soort van overwegingen, en al helemaal niet bij zijn mooie democratische distinguo’s tussen wetten en grondwetten en verdragen.
Dat laatste wijst er al op dat multiculturaliteit over veel meer gaat dan alleen de aanwezigheid van mensen met een andere etnische of culturele achtergrond. We ontsnappen niet aan die bredere context, omdat elke zoektocht naar wie de andere is, tegelijk de vraag oproept: wie zijn wij?
Hoe banaal kunnen gedachten zijn? Onze auteur moet vermoeid zijn geweest. De man schrijft véél.
En dan blijkt de reëel bestaande multiculturaliteit wel erg ruim te zijn. Het dan gaat dan niet alleen om de welbekende verschillen tussen taalgroepen, regio's of filosofische overtuigingen. Daarnaast bestaat ook nog de diversiteit in generaties, waardoor jongeren en ouderen elk in hun eigen, aparte cultuur leven. Of de door genderverschillen ingegeven diversiteit. Of de sociale diversiteit, die nog steeds verder invreet als gevolg van de mechanismen van de sociale tweedeling.
“reëel bestaande” …iemand die deze twee woorden tegelijk nodig heeft kun je geen schrijver noemen, laat staan een denker. Ook zijn volgende inleidende zinnetje zul je niet vlug aantreffen bij een goede auteur (het cursief is van mij).
Lasagne

Door dat alles heen is nog een andere vaststelling van belang. Ze gaat over de cultuur of de identiteit die mensen zichzelf en anderen toewijzen. Het is niet mogelijk om mensen cultureel, laat staan religieus exclusief op te delen in grote, homogene groepen. Mensen combineren vaak grote pakketten, erg heterogene identitaire elementen, naar gelang van de concrete omstandigheden waarin ze zich bevinden.
Nochtans is bijvoorbeeld het onderscheid tussen geloven en niet-geloven vaak een kwestie van leven of dood. Het is dus wel mogelijk om nette indelingen te maken. In sommige culturen doet men dat ook, en daar is het nooit anders geweest. Om dat te weten hoef je geen geschiedenis te studeren: zelfs de lectuur van een kwaliteitskrant kan heel wat leren.
Elk individu beschikt niet over één helder, ondubbelzinnig aflijnbare identiteit, integendeel. Elk individu lijkt identitair nog het meest op een lasagne. Dat wil zeggen dat iedereen - autochtoon of allochtoon, maakt niet uit - zich kenmerkt door een reeks deelidentiteiten, die zoals bij een lasagne in laagjes op elkaar gestapeld liggen. Mensen kiezen voor loyaliteit en engagement aan een hele reeks erg diverse gemeenschappen, groepen of organisaties, die elk hun eigen cultuur genereren.
Mooie vondst van die lasagne, maar helaas niet van R. zelf. Laatst omschreef Matthias Storme (bij "Rondas" op Klara) zich nog op die manier: hij was een “lasagne-nationalist”. Had misschien vermeld kunnen worden? Maar het is een moeilijk vak en onze man sleept zich naar de eindmeet van zijn mini-essay. Toch: in de zin "Elk individu beschikt niet over één helder, ondubbelzinnig aflijnbare identiteit, integendeel" had hij dat laatste woord moeten schrappen. Het verzwakt de kracht van zijn voorgaande vaststelling (waar, het dient gezegd, alweer iets te veel adjectieven in voorkwamen). Maar laten we begrip hebben: elk woord is gewonnen denkt R. want elk woord wordt betaald. Elk woord kost onze auteur ook een druppel bloed en dat voel je als lezer.
Elk van ons deelt sommige van die identificaties met anderen en andere weer niet. Dat hangt af van waar we wonen, van ons temperament, onze zingevingsystemen, ons inkomen, onze leeftijd, onze interesses, ons sociaal en scolair kapitaal, onze hobby's, onze seksuele geaardheid of onze afkomst. Dat is ons pluralisme, onze diversiteit, onze multiculturaliteit.
Nu vraag ik je: zou iemand bereid zijn om een pint te drinken met een kerel die dat soort van banaliteiten debiteert, en die aanstalten lijkt te maken om nog een tijdje door te gaan? Hij vervolgt nu met een blijmoedig paragraafje, helaas alweer ingeleid met een zinnetje dat een redelijke auteur nooit uit zijn pen zou krijgen...
En het interessante daaraan is : tussen die verschillende deelloyaliteiten hoeft geen conflict te bestaan. Het ene sluit het andere niet uit. Mensen zijn niet voor één gat te vangen.

Maar een samenleving kan niet bestaan zonder interne cohesie. In een zo gediversifieerde samenleving is het evenwel niet zeer productief om op zoek te gaan naar een Leitkultur, naar eenheidsidentiteiten of culturele sokkels om die cohesie in te grondvesten. Al die zoektochten naar waarden en normen leveren bitter weinig op, behalve clichés en veralgemeningen waar niemand veel wijzer van wordt. En verder zijn ze toch doorgaans naast de kwestie, omdat ze het individu maar zelden in zijn volheid kunnen vatten.
Hij moet dat woord Leitkultur ergens opgevangen hebben, maar lijkt de term niet "in zijn volheid" te vatten en vangt er verder niets mee aan. Ik heb een suggestie voor een zinnetje in een volgend artikeltje van onze man: “Het begrip Leitkultur moet geproblematiseerd worden”. Zou dat niet sjiek staan?
Daarom is het nodig om de redenering om te keren, door niet uit te gaan van een dominante cultuur, maar van het individu zoals het is. De grondslag voor de maatschappelijke cohesie kan daarom alleen liggen in het volwaardige burgerschap van al wie zich tot de samenleving rekent. Het burgerschap kan iedereen garanderen dat hij of zij zich concreet kan integreren in de samenleving en daarin, in zijn volle culturele veelzijdigheid, een volwaardige plaats kan innemen, als noodzakelijke basis voor zowel respect als engagement.
“het individu zoals het is”? Deze vanzelfsprekendheid zou ik dan weer willen problematiseren.
En wat een vermoeiend baasje toch! “concreet”, “volwaardig”, “volle culturele veelzijdigheid”… het raisonneert maar door. Een teer punt raakt hij overigens aan: nooit eerder werd beschreven dat inwijkelingen zich keerden tegen het land van inwijking, en in volle culturele veelzijdigheid juist een haat ontwikkelden tegen de nieuwe omgeving.

Dat engagement is van belang, omdat burgerschap noch neutraal, noch passief is. Het veronderstelt, om te beginnen, het aanvaarden van de rechten en plichten die voortvloeien uit de brede, ideologische consensus waarop de samenleving zich heeft georganiseerd.

Bovendien krijgt dat burgerschap maar echt een kans als er een eind komt aan de nog altijd bestaande en soms uitdijende vormen van achterstelling, uitsluiting en discriminatie, die eenieders integratie in de weg staan. Pleiten voor een samenhangende, geïntegreerde samenleving is allerminst vrijblijvend. Het is een voluntaristische keuze om niet alleen respect en engagement maar ook solidariteit op te brengen.
Moet volgens R. dan werkelijk iedereen integreren ? Ik ook, jij ook? R.’s begrip “cultuur” blijft te vaag: hij heeft het voor zichzelf nog onvoldoende geproblematiseerd. "Voluntaristische keuze" laat ik onbesproken omdat zijn filosofische belachelijkheid dan al te pijnlijk wordt. Minder adjectieven Marc!

Een gemeenschap ontstaat niet zonder moeite en, letterlijk, niet gratis. De fiscale dogma's van tegenwoordig doen wel eens vergeten dat integratie en solidariteit worden geschraagd door een infrastructuur van gemeenschapsvoorzieningen, van scholen en klinieken en rusthuizen en openbaar vervoer en nog zoveel meer. Maar veel van die infrastructuur staat vandaag te verkommeren en het personeel dat erin actief is, krijgt bepaald geen loon naar werken. De Witte Woede is er om dat laatste te bewijzen.
Ja, dat vergeten wij wel eens, maar nu beseffen wij dat weer ... en nog zoveel meer!

Dat gebeurt door het fiscale dogma dat de overheid financieel zo goed als drooggelegd heeft. Het resultaat is dat die infrastructuur niet langer een factor van integratie dreigt te zijn, maar integendeel een bron van nog verdere maatschappelijke uitsluiting wordt. Dat geldt niet alleen ten aanzien van de zogeheten allochtonen, maar evenzeer van de zogeheten autochtonen. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
Een paar zinnetjes maar, en alweer stuk voor stuk stilistische uitschieters, want bv. die “dreiging” is juist door de auteur gewenst. Een licht gewijzigde woordvolgorde had hier nog iets kunnen redden misschien… maar is die fiscaliteit werkelijk de enige oorzaak?
De problemen die voortvloeien uit de migratiestromen van de late twintigste eeuw - en die zijn reëel - vormen maar één aspect van de al eerder gegroeide multiculturaliteit. Ze kunnen dan ook alleen in een holistische, brede context met succes worden aangepakt. Wie dat weigert, moet, als het zo is, maar eens de moed hebben om toe te geven dat termen als 'religie' of 'islam' alleen maar codes zijn, maatschappelijk aanvaardbaar lijkende metaforen waarachter niet zelden alleen raciale vooroordelen schuilgaan.
Holistische brede context... juist of onjuist? geen van beide: die zin betekent volstrekt niets. R. plaatst vragen en aanhalingstekens en “zogehetens” bij allerhande begrippen die daar niet om vragen, en hij gaat tegelijk voorbij aan moeilijke zaken. Aristoteles dacht het zijne over zulke manier van redeneren: het is een apaideusia zei hij, een gebrek aan vorming, als iemand vragen stelt bij begrippen die voor iedereen duidelijk en klaar moeten zijn, en anderzijds géén vragen stelt bij zaken die om een bewijs vragen. esti gar apaideusia to mè gignooskein tinoon dei zètein apodeixin kai tinoon ou dei: en ja, dat lijkt me nu een basis van overeenstemming die wij probleemloos als Cultuur kunnen bestempelen. Zo komt ook het bekende “wij-gevoel” tot stand, waar je bv. in Nederlandse, Duitse of Zwitserse kranten over leest.

Politici en opiniemakers moeten de moed opbrengen om hun educatieve taak ernstig te nemen en het idee van het integrale burgerschap voor te leggen aan de brede publieke opinie.
Hier wordt het baasje onbedoeld gevaarlijk, tenminste hij heeft blijkbaar plannetjes. Welnu: politici hebben geen educatieve taak! Die hebben zij enkel in totalitaire systemen maar niet in een democratie. Politici zijn geen leraars en geen opvoeders en geen vadertjes en geen roergangers. Zij moeten de burger niet “bewust maken” van allerhande zaken, integendeel: zij moeten luisteren naar wat er in de bevolking leeft, en vervolgens zelfstandig beslissingen nemen volgens hun eigen geweten en deontologie, onafhankelijk van de publieke opinie of wat daarvoor doorgaat, en daarbij moeten zij hopen dat ze de volgende keer herkozen zullen worden, maar ook die overweging mag niet hun motivatie zijn. En wat mag overigens het adjectief 'integraal' te betekenen hebben? Koekjes worden soms gebakken van “integrale granen” weten wij, met vliesjes en velletjes erbij bedoelt men dan, maar wat betekent dat voor een burger? Eens te meer Marc Reynebeau: met adjectieven toon je je gebrek aan substantie.

Dat is niet eens een onsympathieke opdracht, integendeel, de samenleving heeft er alleen bij winnen.

Hier is geen “integendeel”, maar we weten het: R. kan niet schrijven omdat hij niet zuiver redeneert.
o-o-o-o-o-o-o
...outre qu’il est absurde (ce qui ne ferait pas grand-chose),
il est très long et monotone (ce qui est insupportable).
Ferdinando Galiani, 1771.
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html