20 mei 2006

Laat ons ons eten niet bederven en over iets anders klappen

.
Dat moet De Gucht gedacht hebben toen hij volgende vraag kreeg van Filip Roegiers, in het grote interview vandaag in De Morgen, pp. 61-3:

"De rechter zegt inderdaad duidelijk dat er een dag en een nacht verschil is tussen wie kritiek uit op de multiculturele samenleving en wie systematisch 'de andere' stigmatiseert.

[even maar: ik neem aan dat de journalist niet bedoelt dat er telkens de tijdspanne van een volledig etmaal zit tussen die beide houdingen. Wellicht mismeestert de man hier een Nederlandse uitdrukking en bedoelt hij “een verschil van dag en nacht”, een heel groot verschil dus, zoals tussen het licht en de duisternis. Bon, we moesten hem daarvoor misschien niet onderbreken]

Maar soms is de grens vaag. Ayaan Hirsi Ali wordt door haar tegenstanders wel eens verweten dat ze in de Nederlandse samenleving meer tot polarisatie dan tot verzoening heeft bijgedragen. […]"

Inderdaad, die grens is vaag, maar de vraag is duidelijk. Het antwoord zou dat ook kunnen zijn, zeker van iemand die het niet gewend is om een blad voor de mond te nemen, zoals je altijd weer leest. Maar wat blijkt? Karel De Gucht kent Ayaan Hirsi Ali niet. Een blauwe toppolitica uit een buurland en meneer kent die vrouw niet! Wel heeft hij een oordeel over haar film, maar verder moet hij passen:

"Ik vind die vergelijking ongelukkig. Ayaan Hirsi Ali ken ik onvoldoende om mij uit te spreken over de vraag wat die mevrouw drijft: komen haar kritische uitlatingen voort uit politiek opportunisme of uit een diep ingewortelde overtuiging? Submission, de film die ze met Theo van Gogh maakte, vond ik nodeloos provocerend voor de moslimgemeenschap. Maar ik oordeel niet over mensen die ik niet ken."

Eigenaardig is dat De Gucht hier weigert te antwoorden op een vraag ...die niet gesteld werd. Hij begint gemakkelijkheidshalve over een al dan niet bestaande "diep ingewortelde overtuiging", maar de vraag ging over het maatschappelijk effect van Ayaan Hirsi Ali's optreden, niet over haar innerlijk. Doorzichtig truukje, intellectuele lafheid.
De stellingen van Hirsi Ali aanvallen, die tenslotte niets meer zijn dan de klassieke liberale leer maar dan in zijn moeilijke consequenties doorgedacht, dat kan hij niet, dat ligt boven zijn harrypotterkrachten. Maar het alternatief: haar misschien moeten bijtreden in haar analyse van de islam, is binnenlands-politiek voor hem onbruikbaar. Dus zegt hij met benepen stem: ik ken die vrouw niet.

Eerder in het interview haalde hij Mattheüs 12,30 aan: Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; [en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit].
Guitig, maar ik zou onze Petrus De Gucht willen aanraden om een begonnen boek altijd plichtsbewust uit te lezen. Hij zal dan wél op het volgende vers stuiten: Mattheüs 26,74

Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren. Ik ken den Mens niet. 75 En terstond kraaide de haan.


17 mei 2006

De Moorse heeft haar plicht volbracht

.
Met de beslissing om haar mandaat als parlementslid op te geven en naar de Verenigde Staten te emigreren, heeft Ayaan Hirsi Ali aan Nederland, haar thuis sinds 14 jaar, een laatste dienst bewezen. Daardoor bespaart de van geboorte Somalische voorvechtster der vrouwenrechten dat land een wellicht pijnlijk en heftig debat over, nog maar eens de immigratiepolitiek. Zo komt zij op grootmoedige en loyale wijze aan haar critici tegemoet, want opnieuw brengt zij een persoonlijk offer. Mogelijk wordt haar zelfs het staatsburgerschap ontnomen.[*] Het deed haar veel pijn zei ze, dat zij zich alweer op vlucht bevond.
De beslissing van Hirsi Ali is consequent, en was zo goed als onvermijdelijk. Toch werpt zij een licht op problemen die de kern van het asiel- en immigratiedebat raken – niet enkel in Nederland, maar overal in Europa. Uiteindelijk gaat het om de vraag of er met asielzoekers en kandidaat-immigranten op een gedifferentieerde manier, al naar het specifieke geval dus, moet worden omgegaan of niet. Of platter uitgedrukt: zijn er goede en slechte inwijkelingen?
Gemeten aan de verdiensten die Hirsi Ali zich in Nederland verworven had lijken de omstandigheden waarin zij de politieke tribune verlaat om het zacht te zeggen niet netjes.
Er wordt haar nu een strop omgelegd vanwege de niet helemaal duidelijke verklaringen die zij toentertijd bij haar asielaanvraag zou hebben gegeven. In Kenia was zij al in een veilig gastland, wordt haar nu voorgeworpen, en haar verklaringen over een dwanghuwelijk met een verwante zouden evenmin loepzuiver zijn.
Wat dan nog? Beslissend is de omstandigheid dat dwanghuwelijken voornamelijk in de moslimwereld een realiteit zijn, niet in het laatst ook in Nederland. Als men bovendien in overweging neemt onder welke, vaak dubieuze omstandigheden duizenden immigranten in Nederland onderkomen vinden, hoe weinig zij zich daarna assimileren, en hoe schoorvoetend zij zich met de wetten en gebruiken van hun gastland verstaan, dan moet nu, na het vertrek van Hirsi Ali, minstens de vraag een antwoord krijgen hoe men in de toekomst soortgelijke verbreide fouten en misbruiken wil verhinderen.
Dat heeft Hirsi Ali met grote hardnekkigheid gepoogd te bereiken. Zij heeft Nederland gewekt en wakker geschud, de multiculti-leugen ontmaskerd en de talloze goedmenenden een spiegel voorgehouden. Of zijzelf al dan niet aan een dwanghuwelijk ten offer viel is secundair. Het enige dat telt is dat zij wist waarover zij het had. De heftige reacties op de film die zij met de regisseur Theo van Gogh draaide hebben dat duidelijk aangetoond. Voor zijn moed boette van Gogh met zijn leven. Voor haar engagement temidden van de tevredenen en de zelfgenoegzamen mocht echter Hirsi Ali, het parlementslid, proeven van de gevolgen op termijn. Hopen vijanden maakte zij zich, en midden in een democratie leefde zij ondergronds.
De moslims en islamisten had zij nog aangekund, die de schande niet verdroegen bekritiseerd te worden door een vrouw die daarbij als moslim geboren was. Erger waren de politieke tegenstanders, opportunisten en rustbehoevende buren, die zij meer en meer tot last werd. Met een resem klachten en rechtszaken hebben die haar nu op de knieën gedwongen en haar ook binnen haar eigen (liberale) partij allengs in isolement gedreven.
Nu vertrekt dus Ayaan Hirsi Ali. Zij gaat naar de VS, waar haar nauwelijks iets in de weg zal worden gelegd vanwege een wellicht niet ondergaan dwanghuwelijk.
De Moorse heeft haar plicht volbracht. Zonde. De jonge Somalische had Nederland nog diensten kunnen bewijzen.

[*] Dat is intussen, niet met bekwame spoed maar wel met verbluffende snelheid gebeurd, waarmee Rita Verdonk bewijst dat zoiets kàn binnen haar discretionaire bevoegdheid, en dat zal niet iedereen verblijden. In de handelwijze van de minister zit natuurlijk wel een bepaalde logica. Misschien zelfs een onvermijdelijkheid, maar het blijft aanstootgevend dat feiten die al lang bekend waren, plots – na gemeenteraadsverkiezingen die voor de socialisten gunstig uitvielen, en vlak voor de VLD-voorzittersverkiezing zou ik er willen aan toevoegen, en 48 uur na een TV-programma van de VARA – worden bovengehaald door een minister die daarbij net doet alsof zij als enige er geen weet van had. Dat is een grond om de vervallenverklaring aan te vechten zou ik denken.


Zowat alle buitenlandse kranten zijn keihard voor Nederland. Ook de spot van Die Welt is niet mis:
“Voor de Nederlandse consensusmaatschappij is een icoon als Ayaan Hirsi Ali een voortdurende provocatie, een doorn in het vlees. Een zendelinge als Hirsi Ali houdt zich niet bezig met detailvragen of met het zien van positieve tendensen, maar zij wil met de kop door de muur. ‘Ik ben werkelijk niet bezeten, maar ik wil deze kans benutten, dit tijdvenster dat ik heb.’ Nederland heeft dat venster nu met een klap dichtgegooid – met kleingeestige formalistische argumenten, want zij had bij haar inwijking ‘vals gespeeld’. Zo kan een land zichzelf demonteren.”

bij monde van correspondent Magnus Linklater, laat zich evenmin onbetuigd:
"Mevrouw Hirsi Ali’s doordringende analyse van de religie en samenleving in moslimlanden verdient een antwoord, en geen miskenning. Hier gaat het niet om een roman met een satire over de Profeet, of over enkele beledigende cartoons; wat zij brengt is een volgehouden en klaarziende kritiek van de Islam, van iemand die er de beperkingen van heeft ondervonden en die gelooft dat er goede gronden zijn voor een aanklacht ertegen. Een land dat zich van zulke zienswijze afkeert geeft te kennen dat het niet enkel onliberaal is, maar dat het zijn vertrouwen heeft verloren in de veerkracht van zijn eigen democratie."

o-o-o-o-o
'Deze affaire is een schande voor ons land en voor heel Europa. Voltaire en Erasmus draaien zich om in hun graf ', zegt woedend Afshin Ellian, professor Rechtsfilosofie aan de Leidse Universiteit. Ook hij wordt door moslims bedreigd, en zal zich door de Nederlandse Staat in de steek gelaten voelen.
o-o-o-o-o
Wat denk ik als Vlaming, ook een soort Nederlander toch, over deze affaire? Ten eerste denk ik dat er in Nederland op zijn minst een debat bestaat over échte dingen, wat wij hier niet gewend zijn, en ten tweede denk ik dat aan Ayaan Hirsi Ali enkel en alleen al om haar koninklijke Nederlands een soort van ereburgerschap zou moeten worden aangeboden, naast haar gewone Staatsburgerschap dat haar vanzelfsprekend niet kan ontnomen worden.
.

2 mei 2006

Apenrechten en Mensenrechten

.
In Spaanse kranten stond het bericht dat een volksvertegenwoordiger aan sommige apensoorten mensenrechten wilde toekennen. Dat idee werd overal weggelachen, en intussen werd het genuanceerd, maar ik meen dat er voor het oorspronkelijk voorstel wel iets te zeggen viel. Tenminste als men het begrip mensenrechten op zijn waarde bekijkt, zoals Galiani dat in de XVIIIe E. al deed.
Trouwens ook de dichter Heinrich Heine zou het voorstel niet zomaar hebben weggelachen. In zijn Memoiren (1855-56) vergelijkt hij terloops apen en mensen, en laatstgenoemden komen er bekaaid af.
Ik vertaal een fragmentje en situeer even: Heine heeft het eerst nog over het soort van Duits dat er in zijn geboortestad Düsseldorf gesproken werd, en hij vergelijkt het met het mooie Duits van Hannover, de geboortestad van zijn vader. Al vond Düsseldorf nog enige genade want het was vooral in Keulen dat ze afschuwelijk praatten. Keulenaren hadden een tongval die klonk als rotte eieren. En ook wij Nederlandssprekenden komen goed aan onze trekken:



Je kunt in de uitspraak van de Düsseldorfers al een overgang bemerken naar het kikvorsgekwaak van de Hollandse moerasgronden. Om de dooie dood wil ik hier de merkwaardige schoonheden van de Hollandse taal niet ontkennen, alleen moet ik toegeven dat mijn oren er niet naar staan. En laat het dan waar zijn dat onze eigen Duitse taal enkel een bedorven Hollands is, zoals patriottische linguïsten in Nederland wel hebben beweerd; onmogelijk is dat niet.
Het doet mij wel denken aan de bewering van een kosmopolitische zoöloog, die de apen tot voorouders van het mensengeslacht verklaart; naar zijn mening zijn de mensen alleen maar ontwikkelde apen – overontwikkeld. Als nu de apen spreken konden, dan zouden zij wellicht beweren dat mensen alleen maar ontaarde apen zijn, dat het Mensdom een bedorven Apendom is, juist zoals de Hollanders menen dat de Duitse taal eigenlijk een bedorven Hollands is.
[In een ander geschrift, Gedanken und Einfälle, zei H. eerder: Die Affen sehen auf die Menschen herab wie auf eine Entartung ihrer Rasse, so wie die Holländer das Deutsche für verdorbenes Holländisch erklären. De bewering van die Hollandse linguïsten zat hem nogal dwars.]
Ik zeg: “als de apen spreken konden”, al ben ik van dat onvermogen tot spreken niet echt overtuigd. De negers in Senegal verzekeren bij hoog en bij laag dat apen mensen zijn – juist zoals wij, maar dan slimmer want zij onthouden zich van het spreken om niet als mensen herkend te worden en vervolgens tot werken gedwongen. Hun potsierlijke apenstreken zijn gewoon leepheid, waarmee ze bij de machthebbers van deze aarde ongeschikt willen schijnen om net zoals wij uitgebuit te worden.
Dat zij zomaar van alle ijdelheid zouden afzien, en een woordeloos INCOGNITO volhouden, en zich onderwijl misschien vrolijk maken over onze simpelheid: dat zou mij een heilig ontzag inboezemen voor deze mensen. Zij leven in vrijheid in hun wouden en verzaken nooit aan hun ware natuur. Met recht mogen zij beweren dat de mens enkel een ontaarde aap is.
Waarschijnlijk hadden onze voorzaten in de achttiende eeuw al zo’n vermoeden. Zij voelden instinctmatig aan dat heel die schijnheilige overbeschaving van ons enkel een geverniste vuilnis was, en dat het hoog tijd was om terug te keren naar de natuur. Daarom probeerden zij om opnieuw dichter bij ons oertype te komen – het natuurlijke apendom. Ze deden er alles aan, en toen er uiteindelijk alleen nog een staart ontbrak om helemaal aap te zijn, vingen zij dat gemis op door de haarvlecht. Zo beschouwd is die vlechtenmode een betekenisvol symptoom van een ernstig gemis en niet zomaar een frivool spelletje – –
.

1 mei 2006

Pastoor kakt ongewild op Nederlandse oorkonde

.Laatst, uit hoofde van mijn beroep, hoorde ik tijdens de mis op Radio1 een pastoor die het in zijn preek had over de geweldige verbazing der Apostelen toen die enige tijd na de kruisdood van hun meester Jezus Christus, Hem plots in levende lijve weer voor zich zagen. Dat verhaal staat in de Evangeliën. Bijvoorbeeld Johannes vertelt dat de elf Apostelen “om de vreze der Joden” achter gesloten deuren vergaderd waren, en dat zij al dagen niet meer wisten van welk hout pijlen maken.
De pastoor in de radiomis vertelde ons nu getrouw dat de Apostelen hun ogen niet konden geloven bij de plotse Verschijning, en dat zij Hem niet eens meer leken te herkennen. Christus had daarop Zijn wonden aan handen en voeten getoond, waarna hun ongeloof in blijdschap was omgeslagen.

Allemaal correct weergegeven, en een prachtig verhaal. Het komt bij Lukas vlak na de ontmoeting met de Emmaüsgangers, een al even prachtig verhaal.
Wij lezen in de Statenvertaling, bij Lukas 24:

En zij vertelden, hetgeen op den weg geschied was, en hoe Hij hun bekend was geworden in het breken des broods.
En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!
En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, meenden, dat zij een geest zagen.
En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen in uw harten?
Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb.
En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten.
En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten?
En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten.
En Hij nam het, en at het voor hun ogen.
En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen.
Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden.
Johannes, ook een goede schrijver, vertelt hetzelfde. Hij voegt er nog een zin aan toe, een echte cliffhanger:
Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek;
Waarom vertel ik dit? Omdat die pastoor mij geweldig tegenstak. Omdat die pastoor nooit nog een preek zou mogen afsteken als er érgens een immanente inspecteur toekeek op wat die kerels allemaal uit hun onwetende botten slaan. Goed dat Reve al begraven was en het niet meer kon horen. Die pastoor bederft met één zinssnede een oeroude prachtige tekst, een stichtingstekst van onze Nederlandse Taal, door ter verklaring eraan toe te voegen dat Christus zijn wonden aan de Apostelen toonde ...als een soort visitekaartje.
Uit mijn ogen gij satan, gij stijlongevoelige!
Nee, geef mij dan die gereformeerde dominee dr. S.D.Post, zoals u hieronder kunt lezen:

28-4-2006
Leer jongeren bevindelijke taal
Kerkredactie
WOERDEN - De tale Kanaäns is zo’n waardevolle verpakking voor een schat van godsvrucht, dat jeugdleiders moeten proberen bevindelijke terminologie aan jongeren over te dragen.

Dat stelde dr. S. D. Post donderdag tijdens de jaarvergadering van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) in Woerden.
Tale Kanaäns, benadrukte Post, is meer dan alleen verouderd taalgebruik over geestelijke dingen, of Statenbijbel-Nederlands. „Bij tale Kanaäns gaat het over woorden die de Heilige Geest leert. Niet om de verouderde woorden en vaste uitdrukkingen, maar om taal, de communicatie, die innerlijke gemeenschap tot stand brengt. Wat is er dan zo bijzonder aan die taal, als hij alleen door wedergeborenen kan worden gesproken en verstaan? Dat bijzondere zit ’m niet in de woorden, maar in de gemeenschap.”
Volgens Post kunnen geestelijke zaken niet in jongerentaal worden uitgedrukt. „Jongeren op de club of op de vereniging noemen iets soms vet cool of supergaaf. Er is op zich niets mis met dit soort woorden. Maar deze woorden kunnen niet de verpakking vormen voor geestelijke dingen. Daar zijn geestelijke zaken veel te kwetsbaar en te kostbaar voor. Niet elke verpakking is geschikt voor een antieke kristallen vaas.”
Omdat jongeren ook in de preek met de tale Kanaäns worden geconfronteerd, pleitte hij ervoor regelmatig preekbesprekingen te houden. „Waarom doen we dat niet elke maand? Op zondagavond. Voor alle jongeren in een leeftijdsgroep. Als je geen dominee hebt, zou een ouderling het kunnen doen. Het is zo ontzettend belangrijk dat onze jongeren betrokken blijven bij de zondagse preek. Dat raakt de kern van het gemeente-zijn.”

© Reformatorisch Dagblad


Noot: het onbevangen gebruik van het woord "jongeren" door dr.Post, zorgde bij mij aanvankelijk voor enige verwarring.
Wie meer wil weten over de "bevindelijken" verwijs ik naar dit oude artikel uit de Groene Amsterdammer, en zeker ook naar het hoofdstuk "Reformatorisch Dagblad" in het boek van Geert van Istendael "Mijn Nederland" (Atlas, 2005).
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html