21 februari 2009

Nun, auf dem Schachbrett gilt Lüge und Heuchelei nicht lange --- Emanuel Lasker

.
De Standaard gaf deze week aan de politicoloog Carl Devos de gelegenheid om zich nog wat verder in de nesten te werken dan hij eerder in de TV-uitzending Phara al had gedaan. Daar wist hij naar het schijnt de datum van de Val van de Muur niet goed te plaatsen – of anders was het ministerschap van Tindemans voor hem net iets te lang geleden om het zomaar uit zijn werkgeheugen te vossen.

Ik zeg in de uitzending dat Tindemans in de jaren tachtig naar de val van de Muur heel belangrijke dingen heeft gedaan. Toegegeven, als ik het herbeluister klinkt het als 'na de val van de Muur'. U mag er van uitgaan dat ik de val van de Muur kan situeren in november 1989, waardoor een ministerschap in de jaren tachtig na de val van de Muur wel heel kort zou zijn. Tindemans was bij de val van de Muur inderdaad minister af, daarom zei ik precies naar de val van de muur.
Devos schrijft dat in een lezersbrief aan DS, en om zich van publicatie te verzekeren noemt hij Brinckman al direct “de uitstekende Bart Brinckman”, en rondt hij zijn briefje af met een loftuiting aan De Standaard als geheel: “deze schitterende kwaliteitskrant”. Vandermeersch zal het natuurlijk met hem eens zijn, maar toch: in een oratio pro domo zijn aandoenlijke loftuitingen te doorzichtig.
Wat nu de grond van Carls verdediging betreft: als ik mij niet vergis heeft in zijn West-Vlaamse dialect het woord “naar” ook de betekenis van “na”, zodat Devos met zijn gelegenheidsuitleg niet veel opschiet. In het Nederlands lijkt zijn constructie “naar de val van de Muur” dan weer, om eens een technische term te gebruiken, een uit nood geboren idiotisme.
Verder had niemand, geen Duitser en ook Tindemans niet, die muur zien vallen voor hij er werkelijk lag. Vertel geen onzin Carl. Een tijdje zwijgen is goud.

En vandaag heeft zijn schitterende kwaliteitskrant weer een andere Carl aan het woord gelaten, Decaluwé heet die, en hij mag met zekere Murielle Scherre een babbeltje houden over ondergoed en pornografie.
Verder brengt De Standaard de gebruikelijke lijstjes uit het spel Hoger-Lager –bij hen heeft dat spel een andere naam: het heet daar Winnaars-Verliezers lijstjes die zij vandaag echter naar het paginaatje zevenendertig verwezen, wellicht omdat hun Wouter Verschelden op de pagina’s zes, zeven én acht een speciale trekking van dit spel mocht houden, en de Zeven Hoofdzonden nog eens opnoemen, niet enkel in het Nederlands zoals bij Humo gebruikelijk is, maar in Kwaliteitslatijn!
Ik neem aan lezer, dat u beide artikelen zorgvuldig hebt overgeslagen. Ik ook.
Laten wij de zonzij zien! In hun Wetenschapskatern deze week stond een interessant artikel van de journalist Gert Devreese. Het ging over hoe je de sterkte van een schaakspeler kunt meten.
Iedereen weet natuurlijk dat je zo'n man een aantal partijen kunt laten spelen tegen mensen wier sterkte je kent, en daarna kijk je hoe hij het er afbracht. Maar de vraag in het artikel was, of er geen methode zou bestaan waarmee het allemaal wat sneller kon.

De Amsterdamse experimenteel psycholoog Daan Zult zegt van wel. Zult bouwt voort op het werk van wijlen prof. Adriaan de Groot, ook psycholoog, en sterk schaakmeester – hier een partij van hem tegen wijlen de Belgisch kampioen graaf Alberic O’Kelly de Galway.
De Groot publiceerde destijds Het denken van den schaker (1946), een studie die internationaal weerklank vond.

Net als de Groot, biedt Zult bij zijn proefneming schaakstellingen voor een kort moment aan op een beeldscherm, en vraagt om de beste zet te zeggen. Verbluffend is dat grootmeesters dat vaak al na enkele seconden correct doen, soms zelfs zonder dat zij naderhand in staat zijn de stukken (die van het scherm verdwenen zijn) foutloos opnieuw op te stellen. Op onbelangrijke delen van het bord begaan zij wel eens onnauwkeurigheden bij hun reconstructies. Maar zij zagen blijkbaar in een oogopslag dat die verre windstreken er toch niet toe deden. Dat presteert een gewone schaker niet. Die verliest zich wél in details. Maar met na of naar komt niemand aan.

Dat testen van schaakvaardigheden is een hachelijke zaak, en ik herinner mij een Leuvens onderzoek onder clubspelers met een min of meer stabiele en naar Belgische normen hoge rating. Een doctoraatsstudent kwam ons op de clubavond voorstellen om de stukken een paar uur in hun doosje te laten, en een aantal tests te doen, alweer met als doel schaakkracht te voorspellen.
In één van de tests bood hij ons een diagram aan, voorstellende een leeg bord met een aantal vakjes doorgekruist, en die bijgevolg niet meetelden. Het kwam er nu op aan om alle andere velden, of toch zoveel als mogelijk, met een Paard aan te doen, zonder twee keer hetzelfde veld te bezoeken.
Aan de test namen nogal wat spelers deel die mij geregeld al een pak slaag hadden bezorgd, en waarnaast ik mij al bestond dat woord toen nog niet wat kansarm voelde, misschien niet voor één partij, maar vast wel in een reeks van partijen.
Toch was ik volgens het Leuvense onderzoekde sterkste speler van het Koninkrijk België!. Ik heb de man dan ook moeten condoleren met zijn proefopstelling, al moet ik tegelijk zeggen dat de tweede en derde wél topspelers waren.

Om op dat artikel in De Standaard terug te komen: een schaakdiagram in een krant heeft zelfs op niet-spelers een magische uitwerking denk ik, maar in ieder geval op ex-spelers.
Ik kocht de krant in het station, hij viel toevallig open op de bewuste bladzijde, en nog voor ik het perron had bereikt had ik een kleine moeilijkheid.
Het artikel zelf zou ik op de trein wel lezen, maar: er stond geen opgave onder het diagram! Iets in de trant van wit speelt en wint, of geeft mat in twee, of zwart speelt en houdt remise, of nog iets anders.
Normaal is bij schaakopgaven weliswaar wit aan zet, maar het mat op h7 was zó eenvoudig dat ik dacht dat hier misschien wel zwart aan zet was.
En zwart geeft ook mat, even simpel, zij het met eerst nog even Pg3-é2, schaak. Wit kan dat Paard slaan, op twee manieren zelfs, ofwel de Koning wegzetten, maar de zwarte Dame gaat naar h2 met mat ++.
Zou Daan Zult die mogelijkheid expres hebben ingebouwd?
.

14 februari 2009

Sint Valentijn wordt niet altijd en overal op dezelfde manier gevierd

.
Aangezien noch De Standaard noch De Morgen, als ik het goed heb ook maar één letter vuilmaakten aan deze mooie verjaardag, zal ik het doen. Tenslotte hebben de Vlaamse lezers evengoed recht op een kwaliteitspers als de Zwitsers.
(cursivering, prentjes en voetnoten m.v.)
.
Neue Zürcher Zeitung, 14 februari

De vervloeking van de “Satanische Verzen”

Voor twintig jaar werd de fatwa tegen Salman Rushdie uitgevaardigd,
wat de Britse moslims radicaliseerde.
Georges Waser

De opgaaf van zijn beroepsgroep, zegt de dichter Baal in Salman Rushdies “Satanische Verzen”, is het op gang brengen van discussies – “en als er stromen bloed vloeien uit de wonden die zijn verzen slaan, dan zullen die hem voeden”.1 Over deze uitspraak heeft Salman Rushdie sedert de Valentijnsdag van 1989 ongetwijfeld al vaak nagedacht.

De campagne tegen hem kwam op gang toen zijn nieuwe roman in oktober 1988 in Indië officieel verbannen werd. Na verboden in Pakistan, Saoedi-Arabië en Egypte, kwam in januari 1989 uit de Engelse stad Bradford het bericht: daar, op een openbare plaats aan een paal gespijkerd, werd het boek door een kijklustige menigte verbrand. Rechters en toeschouwers waren extremistische moslims.
Een literair werk verboden en verbrand – omdat het religieuze gevoelens zou kwetsen?
Westerse rationele mensen die deze vraag stelden kregen alras nog meer te horen. De 14de februari 1989 werden Rushdie en zijn uitgevers door de sjiitische ayatollah Khomeiny, de leider van de islamitische revolutie in Iran, madhur ad-dam verklaard (zij wier bloed moet worden vergoten).

De fatwa en de motieven daarachter

Van nu af moest Rushdie in de wetenschap leven dat de drijfjacht op hem geopend was – en met de berichten over gepeupel dat zijn portret met uitgestoken ogen door vreemde steden droeg. Wat in Japan, Noorwegen en elders zijn vertalers en uitgevers ondergingen, is bekend. De dood van Khomeiny en ook Rushdies officiële bekentenis tot de islam konden niets veranderen: de fatwa bleef bestaan, en in 1991 werd de premie van een miljoen dollar die op het hoofd van de auteur stond, verhoogd tot twee miljoen.
Ook wat dit betreft staat er in de “Satanische Verzen” een bepaald profetische uitspraak, en wel komende uit de mond van de ter dood veroordeelde Baal; “Hoeren en dichters”, schreeuwt hij op weg naar zijn terechtstelling, “zijn mensen aan wie je geen vergiffenis kunt schenken!”
Vergiffenis was in de Rushdie-affaire inderdaad nooit een thema – en wel omdat diegenen die aan de touwtjes trokken niet op grond van religieuze, maar van politieke oogmerken handelden.2 Zoals Kenan Malik argumenteert, auteur van het eerstdaags te verschijnen boek “From Fatwa to Jihad: The Rushdie Affair and its Legacy”, werd Rushdie zijn roman door Saoedi-Arabië en Iran gebruikt, omdat zij zich als vaandeldragers van de globale islam wilden opwerpen.
Beide landen zagen in de vooreerst nog kleine groepjes die in Groot-Brittannië protesteerden tegen “De Satanische Verzen” een soort nieuwe kieskring.3 En in deze “kieskring”, zo constateert Malik, gold al snel enkel hij als een goede moslim die een verbod op het boek van Rushdie eiste, en indien enigszins mogelijk ook het bloed van de auteur wilde zien.
Bij deze “echte” moslims hoorde toen ook Inayat Bunglawala, vandaag woordvoerder van de Britse Moslimraad. Hij heeft zijn standpunt intussen veranderd; maar in die dagen had Khomeinys fatwa hem “in een feestroes” gebracht – en ook vandaag nog, zei hij pas in de “Observer”, dacht hij met dankbaarheid terug aan de protesten tegen Salman Rushdies boek, want die waren een bindteken geworden tussen de “etnische gemeenschappen” en hadden de grondslag gelegd voor een brits-moslimse identiteit. Kenan Malik ziet dat enigszins verschillend. Seculiere moslims, schrijft hij in de “Sunday Times”, zouden nu als verraders en “behorend tot de blanke linkerzijde” worden afgedaan, terwijl daarentegen ontevreden jongeren de radicale islam niet enkel acceptabel vonden, maar hem als authentiek verwelkomden.
Malik beklemtoont dat de Rushdie-affaire Groot-Brittannië in een samenlevingsconflict heeft gestort. Veel moslims –de meesten hadden Rushdies boek niet gelezen– geloofden dat zij hun religie moesten verdedigen. Hoe konden zij tot bedaren gebracht worden? En was een tegemoetkoming zelfs maar aangewezen? De Rushdie-affaire riep vragen op die men zich in Groot-Brittannië nooit had gesteld.

Een zaak met gevolgen

In het multiculturele Groot-Brittannië had de controverse vooral een weerslag op de vrijheid van het woord. Daar waar nog de uitgever Penguin dit principe nooit heeft laten vallen omwille van de “Satanic Verses”, gaat men in vele culturele instellingen tegenwoordig anders te werk. Om moslimse fijngevoeligheden niet te kwetsen voerde het Royal Court Theatre vorig jaar de toneelopvoering met een nieuwe versie van Aristophanes’ “Lysistrata” af – en om dezelfde reden werden al in 2005 in de Barbican enkele passages uit Marlowes stuk, Tamburlaine the Great, weggeknipt. Ook werd in hetzelfde jaar het werk “God is Great” van de beeldhouwer John Latham uit de Tate Gallery ver- wijderd, want naast blad- zijden uit de Bijbel en de Talmoed waren er ook enkele uit de Koran in verwerkt.
Zoals de schrijfster Monica Ali het in de “Sunday Times” beschrijft, is in de broeikasatmosfeer van zulke consideraties een “marktplaats voor schromelijke krenkingen” ontstaan, waar iedereen zich gerechtigd voelt om te schreeuwen en te protesteren.4 Ali kan het weten: toen men haar roman “Brick Lane” in 2006 in de gelijknamige Londense straat wilde verfilmen, werd dat plan door een protestmars verijdeld – en de deelnemers, zegt de auteur, werden zo goed als allemaal per bus uit Bradford aangevoerd.

____________

1 “ ‘To name the unnameable, to point at frauds, to take sides, start arguments, shape the world and stop it from going to sleep.’ And if rivers of blood flow from the cuts his verses inflict, then they will nourish him.” Rushdie, 1997, p.362
2 Het is nog maar de vraag of dat ook zo is… de islam is essentieel een politiek systeem, een oorlogsdoctrine kun je rustig zeggen, meer dan een godsdienst het boek van Malik verschijnt in april.
3 Vooral in Saoedi-Arabië kan dit begrip nochtans niet veel associaties hebben opgeroepen.
4 “What we have developed today,” she says, “is a marketplace of outrage.”

.

9 februari 2009

Om even door te gaan, goedmenende Paul Goossens: schrijf niet gelijk wát, lees af en toe ook iets !

.
Dat de begrippen Europa en Christendom verstrengeld zijn is een historisch feit dat zelfs de briljantste sofist niet ongedaan kan maken […] Maar evengoed is het zo dat er in de Europese cultuur ook niet-christelijke strengen aanwezig zijn; de Romeinse, Helleense, je kunt zelfs volhouden Perzische, en (voor de moderne eeuwen) Joodse. Of er ook een moslimse streng bestaat is al moeilijker te zeggen.
[De Europese cultuur] is geen speelbal van het kapitalisme of het socialisme; het is geen monopoliebezit van EEG-eurocraten of van wie dan ook. Er zich toe bekennen, is niet hetzelfde als superioriteit over andere culturen claimen […] Het geheel van de Europese cultuur is enkel het eindproduct van 3000 jaar werk van onze voorouders. Het is een erfenis die wij op eigen risico kunnen versmaden, maar het zou misdadig zijn de jongere en toekomende generaties er verstoken van te laten. Veeleer is het onze taak haar te bewaren en te verjongen.

The interweaving of the notions of Europe and of Christendom is a fact of History which even the most brilliant sophistry cannot undo […] But it is no less true that there are strands in European culture that are not Christian; the Roman, the Hellenic, arguably the Persian, and (in modern centuries) the Jewish. Whether there is also a Muslim strand is more difficult to say.
[European culture] is not an instrument of capitalism or socialism; it is not a monopoly possession of EEC Eurocrats or of anyone else. To owe allegiance to it, is not to claim superiority over other cultures […] The unity of European culture is simply the end-product of 3000 years of labour by our ancestors. It is the heritage which we spurn at our peril, and of which it would be a crime to deprive younger and future generations. Rather it is our task to preserve and renew it.

Hugh Seton-Watson
“What Is Europe, Where Is Europe? From Mystique to Politique”
11th Martin Wright Lecture, delivered at the Royal Institute of International Affairs
Encounter 65/2 (July-Aug. 1985), pp. 9-17
.
Luc Ferry dacht daar nog anders over, de arme drommel.

4 februari 2009

Een antwoord aan Goossens sr. (& Goossens jr.)

.

Rémi Brague: „Het islamitische volk
wordt het meest van al om de tuin geleid.“

Anne-Catherine Simon
(Die Presse, 21.04.2008)

In dit interview met “Die Presse” spreekt de filosoof Rémi Brague* over de herontdekking van het begrip kruistocht in de XIXde E., over de beperkte Arabische invloed op het Avondland, en over de onwetendheid van de islam wat het christendom betreft.

Die Presse: Een tijdje geleden maakte u zich in een Frans televisieprogramma kwaad, toen een man verklaarde dat het Westen het grootste stuk van de antieke wetenschap pas via de omweg van de islamitische wereld had leren kennen. Wat maakte u daar zo toornig?

Rémi Brague: In de negende eeuw zijn er in Bagdad en op andere plekken vele Griekse geschriften over wiskunde, geneeskunde, filosofie, astronomie en astrologie naar het Arabisch vertaald. Toen men eind elfde eeuw in het Westen interesse begon te krijgen voor deze zaken, was het in de gebieden die door de Arabieren waren veroverd, in Spanje of Sicilië, en als men het Griekse manuscript niet kon vinden, handig om die werken uit het Arabisch terug te vertalen. Vroeger werd deze Arabische invloed veronachtzaamd. Vandaag overschat men hem. Men zou er echter beter aan doen een dwaling niet door weer een andere dwaling te vervangen, maar door het tegendeel van een dwaling. Als men, zoals dat vandaag het geval is, het heeft over de bijdrage van de islam aan de cultuur van het Avondland, dan moet men ook wel duidelijk zeggen wat men bedoelt. Bedoelt men de bijdrage van de beschaving waar de islam zijn stempel op drukte, dan klopt het. Bedoelt men de islam als religieuze gemeenschap, dan was de bijdrage nihil.

Die Presse: In hoeverre dan?

Brague: Niet één Arabische vertaler van de negende eeuw was moslim. Het waren allemaal christenen, op één of twee na die tot de gemeenschap van de Sabiërs** behoorden. Verder zijn er ook geen Arabieren bekend die, met als bedoeling aan onderzoek te doen, een niet-islamitische taal zouden hebben geleerd. In de elfde eeuw was er wel één uitzondering – Albiruni, een filosoof die ik zeer bewonder, maar wiens orthodoxie je stellig betwijfelen kunt. Hij verbleef aan het hof van de Afghaanse prins Mahmud van Ghazni. Zoals anderen postzegels verzamelen, verzamelde deze vorst geleerden, en zij mochten zijn hof niet verlaten. Maar toen de prins Indië binnenviel profiteerde Albiruni van de gelegenheid om Sanskriet te leren en met de geleerden daar in discussie te gaan. Hij schreef zelfs een prachtig en bijzonder objectief boek over de wereld van de Hindoes. Maar hij was ook de uitzondering die de regel bevestigt.

Die Presse: U bekritiseert ze, maar waar komt die nieuwerwetse overwaardering van de “islamitische” bijdrage tot de ontwikkeling van het Avondland vandaan: van moslimwetenschappers?

Brague: De beweging gaat algemeen gesproken van de andere richting uit – de islamwereld put bij westerse wetenschappers de argumenten die het hen toelaten om zichzelf ernstig te nemen. Dat was vroeger ook al het geval, en het beste voorbeeld is een boek van de radicaal antichristelijke religiewetenschapster Sigrid Hunke, die ook nog voor de SS-Ahnenerbe gewerkt heeft. Zij stelde de islam als viriele religie tegenover het christendom als verwekelijkte slavenreligie. Wat betreft die beslissende bijdrage van de islam aan de cultuur van het Avondland, verwondert mij enkel hoezeer vandaag deze legende uitbreiding neemt onder amateur-islamexperten. Het aantal islamexperten is tussen de 10de en 12de september van 2001 op wonderbaarlijke manier vertienvoudigd. Heden ten dage dienen wij uit elkaar te houden, islamwetenschappers en diegenen die beweren islamwetenschappers te zijn – dat zijn in de verste verte niet dezelfden.

Die Presse: Als islamlanden vandaag flatterende omschrijvingen tot de hunne maken, dan zal er wellicht iets gelijkaardigs aan de gang zijn met het negatieve zelfbeeld in het Westen. Is niet ook het beeld van de “kruistocht” een Westers exportproduct?

Brague: Ja, dat is zelfs een bijzonder boeiend voorbeeld. De moslimwereld was de kruistochten totaal vergeten. Pas in de XIXde E. heeft een Arabische vertaling van een Franse geschiedenis van de kruistochten, van zekere Joseph François Michaud hen daar weer aan herinnerd. De Arabische vertaler moest daarbij nieuwe woorden bedenken voor kruistocht en kruisvaarder, want het Arabisch had er geen!
De reden daarvoor is dat de Arabieren, Turken en Koerden destijds niet de nieuwsoortigheid van deze oorlogen inzagen. Zij waren al eeuwen in oorlog met Byzantium, en in het Byzantijnse leger vochten ook Europese soldaten – tiens, dachten zij, deze keer zijn er gewoon wat meer Europeanen dan anders.
Een tweede reden is dat het niet de kruisvaarders waren die de kaliefen van Bagdad slapeloze nachten hebben bezorgd, maar de Fatimiden in Egypte. De roem van Saladin, die wij ook kennen uit Lessings “Nathan de Wijze”, komt in de eerste plaats voort uit zijn overwinning op de Fatimiden, en zijn overwinning op de kruisvaarders was veeleer bijzaak.
Voor een flink stuk is het beeld van de kruisvaarten dat men in het Midden-Oosten heeft, een door het Westen geïnspireerde reconstructie. Helemaal absurd wordt het als men in de kruisvaarten een eerste fase van de kolonisatie wil zien. Het islamitische volk is het meest belogen volk ter wereld. Als dan ook nog eens domkoppen zoals Bush van kruistocht spreken… Dat was, zoals altijd, precies wat hij niét had moeten zeggen.

Die Presse: Bedoelt u dat Europa zijn eigen zelfhaat exporteert?

Brague: Inderdaad, Europa is zover gekomen dat het zichzelf haat op grond van een, om mij theologisch uit te drukken, berouw zonder absolutie. Slavernij, inquisitie, kruistochten, de verovering van Zuid-Amerika, heel de Europese geschiedenis wordt gezien als een eindeloze serie misdaden. Onwaar is dat niet, maar toon mij een beschaving die de mogelijkheid had om over anderen haar invloed te laten gelden, en die niets dan goeds zou hebben gebracht. Stelt u zich in een porseleinwinkel eens de allerliefste olifant voor, samen met de allerkwaadste muis. Wat zal er gebeuren? Goed, Europa was niet een heel vriendelijke olifant – maar eenmaal wel een olifant.

Die Presse: Historisch gezien ligt voor u het karakteristieke van Europa in zijn “excentrische identiteit”, het nieuwsgierig zich eigen maken van wat vreemd is, zonder ontwricht te raken, zoals ook de Romeinen dat met de Griekse cultuur deden. Kan deze “excentrische identiteit” niet ook ontwrichtend gaan werken bij gebrek aan stabiliteit?

Brague: Zeer goede vraag. De vaardigheid om culturele elementen te incorporeren, zonder hun andersheid te vernielen, veronderstelt dat je met jezelf in vrede bent. Ben je dat niet, dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel scherm je je af, ofwel neem je alles op met de onbewuste wens dat het vreemde je zal vernietigen. Europa benadert het punt waar het niet eens meer kan accepteren dat het anders is. Staat u mij toe dat ik een beeld gebruik: in de zee leven er kwallen, mosselen en gewervelde dieren. Willen wij geen kwal zijn, dan kunnen we kiezen om mossel te zijn. Wij zijn dan beschut, maar onbeweeglijk, hard van buiten en week vanbinnen. Of nog, wij zijn verstandig genoeg om het pantser te verinnerlijken, een gewerveld dier te worden. Dat maakt ons veel kwetsbaarder, maar het geeft ons ook een ongelooflijke beweeglijkheid. Op dit moment vrees ik ervoor dat Europa ofwel kwal ofwel mossel wordt.

Die Presse: Boomende koranlectuur en de interesse voor Mohammedbiografieën suggereren dat de nieuwsgierigheid Europa nog niet is vergaan.

Brague: Wat betreft de religie zien wij een structurele asymmetrie. Het christendom weet niet waar de islam te plaatsen, hetgeen tot wantrouwen leidt, maar ook tot belangstelling. De islam daarentegen gelooft precies te weten wat het christendom is, de koran zegt het immers. Voor hen is dat een achterhaalde oude geschiedenis. Vandaar ook dat er nauwelijks moslims zijn die het christendom werkelijk goed kennen. Dat maakt de dialoog er niet eenvoudiger op.

_______________________

* Rémi Brague (1943) studeerde filosofie en klassieke talen, later Hebreeuws en Arabisch. In 1990 werd hij professor Middeleeuwse en Arabische filosofie aan de Université Paris 1, Panthéon-Sorbonne. Hij bekleedt ook de Guardini-leerstoel aan de universiteit van München. Andere leeropdrachten in Pennsylvania, Boston, Lausanne en Keulen.
**
Gnostische sekte die Johannes de Doper als meester erkent, maar Christus verwerpt als valse profeet. [m.v.]


Ter verklaring van mijn bloghoofding: het artikel van de islam-expert Paul Goossens vindt u hier.

(een terzijde eerst: ook iemand als de heer Vereertbrugghen, beter bekend als de islamkenner Lucas Catherine, zou baat kunnen vinden bij de lectuur van het bovenstaande interview, maar hij lijkt al evenmin als de genoemde Goossensen veel te willen opsteken van échte kenners. Dat is begrijpelijk, want tenslotte mogen zij alle drie schrijven in een blad als De Morgen, dat resoluut weigert om te discrimineren tussen echte en valse profeten. Daar geen sektarisme!)
Opmerkenswaard bij Goossens, om verder te gaan, is dat hij, die toch geen overschot aan feitenkennis vertoont wat de islam betreft, noch wat betreft de Europese geschiedenis, aan de vraagstellers van de enquête een soort spreekverbod, sterker, een soort vraagverbod wil opleggen. Als je Vlamingen bevraagt moet je nog eens dubbel opletten, lijkt Paul te denken – overigens denkt hij dat ook als de EU, zijn broodwinning, ter sprake dreigt te komen, dus inconsequent kun je hem niet noemen:
Het is niet omdat je opiniepeilingen simpel moet houden dat je om het even wat op papier moet zetten. De stelling "de islam kan iets bijdragen aan de Europese cultuur" klinkt misschien neutraal, redelijk en goed bedoeld, maar ze is wel een gedrocht van een standpunt. Onjuist, dom en nogal arrogant.
Zulke vragen stellen mag niet ...mais il est
interdit d'interdire!
Tu ne te rapelles donc plus '68, cher Popaul ?
L'imagination au pouvoir lijk je anders wél nog onthouden te hebben, want wat je daar vertelt over Averroës bestaat inderdaad enkel in de verbeeldingweze het niet alleen in de jouwe, voeg ik ter verontschuldiging toe.
Heel Europa werd er beter en slimmer van. De wijsgeer Averroes was eeuwen vooruit op zijn tijd. Al in de twaalfde eeuw schreef hij dat er geen conflict tussen godsdienst en filosofie was.
Averroës hield integendeel vol dat als er een
toegegeven, onwaarschijnlijkconflict zou ontstaan tussen de wetenschap en de koran, deze laatste het bij het rechte eind had. Dat was verstandig van hem, maar zijn rechtgelovigheid belette hem niet om vervolgd en verbannen te worden. Hoogstens was Averroës een soort islamGalileï dus, maar dan wel één zonder opvolgers in eigen rangen.
Zijn houding doet mij denken aan die van de islamlanden
Turkije bijvoorbeeld, een toekomstig EU-lid, verzekert ons Paul Goossens die de Rechten van de Mens wel erkenden, maar dan met dien verstande dat deze altijd onderworpen blijven aan de sharia.
Overigens is Paul Goossens zich er niet van bewust waarschijnlijk, dat zijn zinnetje Heel Europa werd er beter en slimmer van een aandoenlijke hertaling is van het Socratische kennis is deugd.
Maar dat zou ons te ver leiden, en Paul zelf moet ook nog kunnen volgen.
.
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html