28 november 2011

Die regering di Rupo zal allereerst Koen Fillet een flinke duit kosten

.
Nu Koen zijn vaderlandse baard wil afscheren, terwijl hij zijn oud scheergerief misschien niet eens meer kan vinden, willen wij hem wijzen op enkele praktische, en zelfs financiële gevolgen van zijn beslissing.

Hoe gaat een scheerbeurt in zijn werk? .  .   .   .

Na een warme douche, die als neveneffect de baard zal verzachten, neme men het scheermes ter hand.


Hier lopen de prijzen meteen sterk uiteen; sommigen zullen zweren bij een Thiers-Issard (Frankrijk), gesmeed uit damascus steel (Engeland), met een breedte van 6/8 duim en gevat in hoorn of slangenhout; zij zullen bereid zijn om hier 800 € of meer voor neer te tellen; anderen stellen zich tevreden, ook met een Thiers-Issard 6/8 (eventueel maar ⅝), ook handgemaakt en dubbelhol geslepen (singing razor), maar uit een andere staalsoort, die weliswaar niet dezelfde hardheid bezit en bijgevolg vaker herslepen moet worden (niet te verwarren met het wetten, dat dagelijks moet gebeuren, cf. infra); zij zullen met 200 € volstaan.

en men hale het mes met enkele snelle bewegingen over de scheerriem. Eerst over de ‘ruwe’ katoenen achterkant, die met een passende crème (ongeveer 8 €) is ingevet, en vervolgens over de delicate lederen voorkant. Dit leder (Duitsland) hoort afkomstig te zijn van het veulen, liever dan van het rund, en zal liefst een flinke lengte hebben (reken met ongeveer 80 € want uit één veulen gaat maar een beperkt aantal riemen ‘feinstes Kern-Juchten’).


Men legge het mes nu even terzijde en grijpe de scheerkwast. Die is van dassenhaar vervaardigd; Plisson (Frankrijk) heeft er al goede vanaf 60-70 €, maar er zijn er ook duurdere, afhankelijk van het deel van de dassenvacht dat werd verwerkt.

Men dope de kwast in het scheerbekken (Engeland), in zeer heet water. De prijzen voor een shaving bowl lopen te sterk uiteen om een richtlijn te geven.

De scheerzeep zelf kan Frans zijn, of duurder Engels, maar ook een eenvoudige Italiaanse zeep voldoet (11 €). Deze moet wel zuurvrij zijn, ter bescherming van het mes dat makkelijk gaat roesten.


Men zepe de baard twee keer in, zodat de huid heet aanvoelt, de haren zacht worden en de poriën opengaan, zonder hetwelk glad scheren niet mogelijk is.



Na de scheerbeurt bevochtige men het aangezicht met heet water, en wrijve het in met een aluinsteentje (Frankrijk, 5 of 6 €), dit tegen het branderige gevoel, le feu du rasoir.

Het mes worde vervolgens grondig afgespoeld, gedroogd en opgeborgen. Het moet nu minstens 24u. rusten voor het opnieuw gewet mag worden.
Beter nog is het om twee scheermessen afwisselend te gebruiken, en er bestaan ook kistjes met zeven messen, met daarop de dagen van de week gegraveerd.




Na de aluin kan men vluchtig wat eau de toilette aanbrengen (Frankrijk, 60 €), sterker en beter dan zogenaamde after shave.

Wat apart nog vermeld moet worden, is dat een scheermes, ook al wordt het vóór elke scheerbeurt gewet, toch om de zoveel maanden geslepen dient te worden.
Dit gebeurt op een zeldzame steen, coticule genaamd en afkomstig uit een groeve nabij Vielsalm (België) én nergens anders te vinden. De Romeinen gebruikten die steen al, en de groeve is bijgevolg bijna uitgeput.

De prijzen verschillen, al naar grootte en kwaliteit. De duurste exemplaren kunnen 400 € en meer kosten, maar met een kleiner exemplaar van 100 € gaat het ook. Een tweede, meestal driehoekig steentje, soms ook trapeziumvormig, wordt vaak gratis bijgeleverd, en daarmee kan de grote steen eerst ‘vlak’ worden gezet, voor het eigenlijke slijpwerk.
De grote steen wordt natgehouden met enkele druppels klaar water.


Voor de totaalsom maakt het niet uit, maar nu vergat ik nog te zeggen, Koen: eventuele piccoli problemi della rasatura kunnen voor 0,60 € opgelost worden.

22 november 2011

Luc Huyse, een wijs man

.
En hier spreekt niet enkel de wijsheid, maar ook de wetenschap:



15 november 2011

Een zacht eitje

.
Als we het over karaktertrekken hebben, dan zijn bescheidenheid, openheid, hoffelijkheid, ernst en voorzichtigheid eigenschappen die een mens sieren. Respect betonen ook. Zelfs een bepaalde mate van naïviteit is een sieraad.
Nu bezitten veel mensen één, of soms twee van deze zeven eigenschappen –die trouwens enige verwantschap vertonen: zo zul je een hoffelijke mens vaak ook respect zien betonen– maar zeker moet je flink wat geluk hebben om ze alle zeven bij één en dezelfde persoon aan te treffen. En de kans dat je op één enkele dag meerdere zulke exemplaren opmerkt –dat je ze bij wijze van spreken bij bosjes vindt, dat je er bijna over struikelt– die kans is zo goed als onbestaande.


Nochtans is dat precies wat de Gentse acteur en stadsdichter Peter Verhelst vrijdag is overkomen in de grote familie van Thurn und Taxis, vertelt hij ons vandaag in De Standaard. Peter was daar uitgeloot bij de 704 waar u waarschijnlijk al van gehoord hebt als u een radio of tv bezit. Misschien dat Peter door het lot speciaal een handje werd geholpen omdat die genoemde zeven eigenschappen ook in zijn eigen persoon verenigd zijn – terwijl hij nochtans een gewoon mens is gebleven, zoals u en ik.


Dat van zijn zeven goede eigenschappen zegt hij natuurlijk niet zelf –zijn bescheidenheid belet hem dat– maar ik leid het toch af uit zijn ingezonden briefje. En je moet dan al goed lezen, want het is opmerkelijk dat Verhelst ons op het verkeerde been probeert te zetten door expres de wat grovere termen niet uit de weg te gaan. Zijn ernst zal hem daartoe verplicht hebben. Zo zijn zijn tegenstanders cynisch, plat, te kwader trouw. Ze blaffen en brullen.

Hijzelf houdt wel van tegengestelde meningen anderzijds, op voorwaarde dat die zachtjes tegen elkaar aanbotsen. Dus niet zoals biljartballen die in verwarde patronen onmiddellijk  weer wegketsen. Nee, we kunnen hier beter denken aan het oude ijskarretje van de Veneziana op het SintVeerleplein. Als je daar drie bollen vroeg, bijvoorbeeld vanille, chocolade en appelsien, dan liet de man die bollen inderdaad zachtjes tegen elkaar aanbotsen, en maakte hij er één mooi tricolor horentje van. Die bollen bleven wel gescheiden, dus niet zoals bij dat verfoeilijke soft ice waar alles één kliederboel wordt.

Nu is soft ice meen ik niet wat Peter Verhelst wil, want hij heeft het in zijn briefje over het duidelijke rode bolletje dat hijzelf vorig jaar in het stemhokje maakte. Niet naast zijn eigen naam vermoed ik, want dat zou in tegenspraak zijn met alle zeven zijn deugden, maar wellicht toch op zijn eigen lijst Groen!
Maar met dat rode bolletje van hem is naderhand geen rekening gehouden, zegt Peter. Er werd geen acht op geslagen, hij werd niet gehoord. Zijn voorzitter zat wel maanden aan tafel met di Rupo, maar dat maakt niet uit. Trouwens, die zevenhonderd en drie anderen bij Thurn und Taxis waren ook niet gehoord.

Alle 704 mochten ze daarom nu mooie ochtendpredikingen aanhoren van beroemde professoren en baronessen, kregen zij vervolgens spijzen die een milde hand hen gaf, en tot slot werd hen door alle parlementsvoorzitters die het land rijk is de biecht afgenomen.

Maar om nu van onze Peter niet helemaal een heilige te maken: een achtste eigenschap, die hem lijkt te ontbreken, is die van de durf. Geen vermetelheid bedoel ik, gewone durf.
Peter durfde wel schrijven: al wie de G1000 smalend afdoet als een ridicule, particuliere, systeembevestigende jamboree is te kwader trouw.” en nu is mijn vermoeden dat hij hier mijn Facebook-berichtje van 8 november citeerde: “ongelooflijk dat het radionieuws nog maar eens reclame maakt (hoofdpunt!) voor die ridicule, particuliere, systeembevestigende G1000, waar burgers zullen discussiëren over thema’s die hen nauw [bedoeld werd “na”] aan het hart liggen
En misschien ook dit berichtje van twee dagen later:  “En radio, televisie en alle kranten lopen zich uit de naad om reclame te maken voor die “Jamboree” (omschrijving van Van Cauwelaert).”
Die namen noemen durfde Peter echter niet. Zoals iemand zei: “audacieux, mais pas téméraire”. 

Doe dan toch maar soft ice voor deze knaap.
.

10 november 2011

Over kleine landen weet David Van Reybrouck minder dan over grote

.
David Van Reybrouck: Na de G1000 gaat een G32 aan de slag. Dat zijn opnieuw gewone burgers, en die gaan doen in België wat vijfentwintig burgers onlangs in IJsland hebben gedaan, op last van de overheid daar. Die hebben daar de Grondwet herschreven.
Volt: Maar u zegt
Rik van Cauwelaert: Daar wil ik toch even tussenkomen. Wat in IJsland is gebeurd, ik weet dat, dat voorbeeld wordt vaak gegeven, die hebben, die vijfentwintig hebben niet de Grondwet herschreven, die vijfentwintig hebben een aantal ideeën aangeleverd, waarna het IJslands Parlement al dan niet daarvan gebruik heeft gemaakt,
David Van Reybrouck: Welhm
Rik van Cauwelaert: ...en eerlijk gezegd: de invloed is niet overweldigend gebleken daar in IJsland. Bovendien zit je in IJsland met een land van 300.000 inwoners.
David Van Reybrouck: Precies, ja: het is een stad.

4 november 2011

Joost Pollmann is een leugenaar, of een domoor

.
Dat stripdeskundigen niet noodzakelijk tot de verstandigsten onder ons gerekend mogen worden, bewijst alweer zekere Joost Pollmann, medewerker van de Volkskrant.
Naar aanleiding van de brand bij Charlie Hebdo roept deze Pollmann op tot zelfcensuur:

“In een land als Turkije, waar kerk en staat nog gescheiden zijn, mogen cartoonisten ongestraft harde grappen maken over de politiek, maar ze blijven met hun handen af van de geestelijkheid. Vanuit onze cultuur (die van de zogenaamde West-Europese Verlichting) is het misschien moeilijk om te beseffen dat er landen zijn waar “Heilig Huisje” nog altijd met hoofdletters wordt geschreven. Toch verdient het aanbeveling om het voorbeeld van de Turkse cartoonisten te volgen en onderscheid te maken tussen aards en hemels: pak de beleidsmakers aan, laat de heiligen met rust.”

Nu is het bekend dat in Turkije zekere Tayyip Erdoğan aan de macht is, en dat die kerel cartoonisten die hem durven afbeelden gewoon laat opsluiten, voor jaren soms, óf hij laat hen door een bevriende rechter torenhoge boetes opleggen. Dat kunt u hier nalezen.
Maar zulke dingen weet Pollmann natuurlijk niet. Dat komt ervan als je je tijd aan onnozelheden besteedt, en daar zelfs deskundige in wordt.

op de rafelrand van het menselijk verstand
zit Joost Pollmann, een misselijkmakende klant
.

2 november 2011

Het islamboek van Wim en Sam van Rooy gerecenseerd (en niet in De Standaard of De Morgen)

.
Oprechtheid, Leugenachtigheid – en de islam
31 oktober 2011

Een boek dat laatst in mijn brievenbus viel, met de titel “Islam: Critical Essays about a Political Religion” riep een aantal gedachten op. De redactie was van Sam en Wim van Rooy en vorig jaar kwam het uit. Een massief compendium, net geen 800 pagina’s dik en in het Nederlands geschreven (De echte titel is: “De Islam: Kritische Essays over een Politieke Religie”). En het is veelomvattend en rijk, met vierendertig essays over zulke onderwerpen als de islamisering van Europa, de islam in Indië, de term “islamofobie”, jihad in Afrika, al-taqiyya, de Islam en het Westen, de sharia-wet, de “fellow travellers” van de islam, joden onder de islam, christenen onder de islam, islam en vrouwen, islam en slavernij, islam en fascisme en islam tegenover de democratie.

De meeste auteurs zijn Nederlandse en Vlaamse schrijvers met een behoorlijke expertise in hun onderwerp, en daarbij komen nog enkele welbekende internationale figuren zoals Ibn Warraq en Bat Ye’or. Niet elk woord in het boek heb ik al gelezen – en met mijn gebrekkig Nederlands kom ik daar misschien niet eens toe – maar één ding staat wel vast: dit is wis en zeker geen propagandaproduct uit de fabriek van de “Islamic Studies”. Het is met andere woorden niet het soort boek waarin je makkelijk het werk van John Esposito zult aantreffen, deze koning van de islamstudies in de VS, die zo’n trouwe islamapologeet is en wiens “Center for Muslim-Christian Understanding” aan de universiteit van Georgetown feitelijk betaald wordt door (en genoemd is naar) zijn goede vriend en weldoener, prins Alwaleed Bin Talal van Saudi-Arabië. Wat het boek ook niet biedt, is dat wollige, fijne materiaal dat succesauteurs zoals Karen Armstrong opdissen, terwijl zij toch waarlijk (dat mag erkend worden) prachtig werk verricht, door de duistere kanten van de islam te temperen en de nadruk te leggen op de warme, meer spirituele aspecten, zodat je als je over die religie nadenkt niet telkens weer dat beeld krijgt van een jihadist die iemand de kop afslaat, maar eerder een mooie vrouw ziet in een suggestieve, losjes omgeslagen sluier die bij zonsondergang onder een olijfboom mediterend aan haar koffie slurpt en heerlijke vijgen opknabbelt.

Nee, propagandisten voor de islam zijn de auteurs van dit boek niet. Wat zij samengevat wel zijn: open geesten, journalisten, onafhankelijke wetenschappers of professoren in niet-islamitische vakken die een expertise hebben ontwikkeld in bepaalde aspecten van de islam. En daar vertellen ze de waarheid over. Neen, vrouwen hebben onder de islam geen gelijke rechten. Ja, op afvalligheid staat in de islam de doodstraf. Neen, joden en christenen leefden in het middeleeuwse Andalusië niet in perfecte harmonie met hun moslimse opperheren, maar werden systematisch als minderwaardigen behandeld, in hun rechten beperkt en aan een specifieke taks onderworpen. Zoals Sam van Rooy schrijft in zijn voorwoord: het omvattende doel van dit boek is om mythes onderuit te halen, om naïviteiten te laten verdwijnen, en om de geschiedkundige absurditeit van de islam als ‘godsdienst van de vrede’ aan te pakken. Kortweg, dit boek is onmisbaar – een solide inwijding in de bewezen feiten wat betreft de islam, geschreven door mensen die niet de institutionele of ideologische verplichtingen hebben die nogal wat erkende “experten” op dat gebied beletten om over de islam de waarheid te vertellen, de hele waarheid en niets dan de waarheid.

De eerste van twee belangrijke vaststellingen hier, is dat dit boek bijlange niet alleen staat. Terwijl professoren in de islamkunde rustig doorgingen met hun vergoelijking van de religie van de vrede, hebben in de jaren na 9/11 mensen met verantwoordelijkheidsbesef, mannen en vrouwen losstaand van de kringen rond de “Islam Studies”, het op zich genomen om de waarheid te zeggen, om een aantal omvangrijke en soms zelfs encyclopedische boeken over de islam te publiceren. Sommigen van deze auteurs komen uit opleidingen of uit beroepen die met de islam niets hebben uit te staan, maar zij voelden na de schok van 9/11 de neiging om spoorslags aan zelfscholing te gaan doen rond de waardenschaal die bin Laden en zijn handlangers zo had bezield. Je denkt dan bijvoorbeeld aan Andrew Bostom, een arts en professor aan de Brown Universiteit die de laatste jaren op de een of andere manier de tijd heeft gevonden om massieve, gezaghebbende boeken te schrijven over de geschiedenis van de jihad en over de traditie van het islamitisch antisemitisme.
De tweede van de twee belangrijke vaststellingen hier is dat, ook al bestaan er inderdaad boeken als die van de van Rooys of van Bostom –niet enkel in het Engels maar in een aantal grote Europese talen– de onwetendheid en volslagen dubbelhartigheid rond de eenvoudige feiten betreffende de islam toch moeiteloos de overhand houden in het Westen. Dat laffe cliché over de islam als een religie van de vrede blijft overeind. Een collectie onnozele beweringen over de koran –bijvoorbeeld dat hij moord zou verbieden, of dwang inzake geloofszaken– die beweringen blijven bestaan.

En waarom blijven zij bestaan? Omdat zij aangemoedigd en bevorderd worden door programma’s als “Islamic Studies”, door angsthazen van politici en door de grote media. Nooit vergeet ik een televisie-interview dat ik een paar jaar geleden in Noorwegen zag. Een moslimpolitica vertelde aan een vrouwelijke reporter dat onder de islam mannen en vrouwen volkomen gelijk waren. De reporter glimlachte en knikte en ging over naar de volgende vraag. Of denk aan die lezing van de aartsbisschop van Canterbury in 2008, waar hij pleitte voor de sharia als een onvermijdelijke en heilzame aanvulling op de Westerse jurisprudentie. En wie kan de fameuze toespraak van president Obama vergeten, in Caïro, juni 2009, waar hij de islamitische geschiedenis en cultuur prees en waarin nagenoeg elke zin of een grove overdrijving was, of een totale leugen?
Dat soort van flagrante onwaarheden over de islam, zoals president Obama die in Caïro opdiste, zijn mantra’s voor de culturele elite. Sommigen die deze leugens herhalen, zijn onwetend genoeg om ze voor waar te houden. Anderen weten beter. Maar als het over het onderwerp islam gaat, moet ideologie zwaarder wegen dan waarheid, zo hebben zij besloten. “Respect voor diversiteit” weegt zwaarder dan waarheid. Dat is het hele multiculturalisme. Niet de waarheid omarmen is de ware deugd voor een goede multiculturalist, maar juist daarvan wegkijken in naam van culturele gevoeligheden. Ontmoet je kwaad in enige niet-Westerse cultuur –speciaal de islam– dan hoor je daar blind voor te blijven. En dag hoor je nacht te noemen, en nacht dag: schaamteloze leugens en vergoelijkende clichés over de islam moet je gelijkstellen aan ernst, verstand en openheid van geest, en onbevangen, onverbloemde uitspraken over de islamitische theologie, geschiedenis of cultuur hoor je toe te schrijven aan onbegrip en onverdraagzaamheid.

Stel je voor hoe anders dit zou kunnen zijn! Stel je voor dat politici, academici en journalisten van grote kranten in een geest van objectiviteit en intellectuele verantwoordelijkheid de discussie over islam zouden aangaan. Stel je voor dat boeken als die van de van Rooy’s en van Bostom prominent en gunstig zouden worden gerecenseerd, dat zij aan de universiteit plichtlectuur zouden worden, en voor ons en onze nakomelingschap bronnen van algemeen aanvaarde kennis betreffende de islam. Helaas, wat er in werkelijkheid gebeurt –ook al zijn dergelijke stevige compendia met objectieve informatie moeiteloos beschikbaar– is dat veel te veel leden van de volgende generatie, voor zover zij al iets over de islam “leren”, zij dit van glibberige propagandisten zoals Esposito en Armstrong “leren”. Intellectueel gesproken is dat, om het zacht uit te drukken een karikatuur, een educatief schandaal en een culturele catastrofe. En hoeft het nog gezegd: dit voorspelt weinig goeds voor de toekomst van datgene wat sommigen onder ons nog altijd graag de Vrije Wereld willen noemen.
.

1 november 2011

Oh wow! (geen Steve Jobs-hagiografie)

.
.
Een boek verbranden is fascistisch, een iPad kapotslaan betekent vrijheid!

Wat? Charlie Hebdo is nog niet beschikbaar op iPad! En op iPhone evenmin! Maar morgen zit heel de pers op iPad! En op iPhone! Charlie moet met zijn tijd meegaan! Ja, ja, ja antwoordden wij dan gewoonlijk aan de vrienden en lezers die door hun passie voor de digitale vooruitgang in Apple-handelsreizigers veranderd waren. Ja, op een dag doen we dat wel, in principe hebben wij niets tegen kranten op iPad, maar nu zijn we even met andere dingen bezig.
Zodus, toen de venter aan onze deur kwam om Charlie op iPad te verkopen, hebben wij aandachtig naar die mijnheer geluisterd. Van de iPad weten we alles. Na dat onderhoud waren we overtuigd dat we Charlie integraal en voor dezelfde prijs als de gedrukte versie op iPad konden zetten, en de zaak was zo goed als rond. En dan zette een laatste vraag alles weer op de helling. Heeft Apple inkijkrecht op de inhoud van het blad dat het verdeelt? Ah, ja, dat spreekt! Geen seks. En andere zaken misschien ook niet. Apple kijkt toe.
Vaarwel iPad. Vaarwel iPhone.
Charlie Hebdo werd door Apple niet gecensureerd, en om te vermijden dat het ooit zover komt, zal Charlie Hebdo nooit op iPad zitten. De pot op, Steve Jobs.
De Amerikaanse karikaturist Mark Fiore, Pulitzerprijs 2010, werd door Apple gecensureerd. Zijn animatiefilmpjes waren op iPhone niet te zien. Dat schandaal kreeg voldoende ruchtbaarheid om Steve Jobs te doen terugkrabbelen. Moet iedereen dan maar zijn eigen strijd leveren om tegen de censuur van Apple te vechten? Moet dan ieder voor zich bij Steve Jobs maar gaan schooien om vrije meningsuiting?
In Frankrijk is het systeem zo dat krantenververdelers verplicht zijn om alle bladen te verkopen. De krantenverdeler Steve Jobs staat het evenwel vrij om de bladen die hij verkoopt te verminken.
Zeggen we meteen erbij dat de dagbladen die op iPad ter beschikking staan, in de praktijk de Applecensuur aanvaarden. En sommigen lopen er zelfs op vooruit, om veilig te stellen dat ze in de cataloog van Apple voorkomen.
Collaborateurskrantjes, snertpers! De perscensuur waar Sarkozy van droomt, die weet een Amerikaanse industrieel op te leggen, met medeplichtigheid van de pers. En niemand die daarover zeurt. Gelijk welk geschipper is goed om op de iPad te staan blinken. Wat betekent immers persvrijheid, naast het prestige dat je krijgt als je gelezen wordt op een stom plankje dat stukken van mensen kost? Niets toch? Verblind als ze zijn door de schoonheid van de technische vooruitgang, zien ze niet dat die geniale ingenieur in werkelijkheid een smerig smerisje is.
Wie garandeert de iPad-krantenlezer dat het exemplaar waartoe hij toegang heeft, ook de originele ongecensureerde versie is? En vooral, hoe kunnen kranten, zelfs al zijn zij nog niet het slachtoffer van censuur geworden, instemmen met het principe van een mógelijke censuur?
Heel de pers zou zich van iPad moeten terugtrekken, en wachten tot dat stuk fascistische mormoon dat aan het hoofd staat van dat handeltje ervan afziet om zijn eigen morele codes aan de rest van de wereld op te leggen.
Beeld je eens twee minuten in dat Gutenberg, de uitvinder van de boekdrukkunst in Europa, de wil en de mogelijkheid had gehad om de inhoud van alle druksels te controleren. Hoe zou het hem zijn vergaan? Met zijn ballen aan het plafond gehangen ja. Weet iemand of het bij Steve Jobs hoge plafonds zijn?
Charb
Article publié dans Charlie Hebdo n°951
Septembre 2010
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html