26 oktober 2013

Generatio Spontanea nieuw leven ingeblazen


“De term «islamofobie» ontstond in de jaren tachtig en negentig”, zo begint een ontwerptekst van onder meer de senatoren Bert A. van de SP-a, en Richard Miller van de MR. De hoogwaardige Senaat zal zich buigen over hun voorstel van resolutie betreffende de strijd tegen genoemd verschijnsel.
Islamofobie, leren ons de heren, is een term die simpelweg ontstond zonder dat iemand hem heeft moeten bedenken. Een geval van generatio spontanea, zoals wormen en vliegen en zelfs muizen spontaan uit een oude afvalberg kunnen voortkomen. Ook leren we dat de term niet ineens, maar op minstens twee momenten is ontstaan, toevallig nog wel in twee op elkaar volgende decennia.

Een dergelijk ontstaansproces is onvergelijkbaar met bijvoorbeeld een uitvinding, neem die van de stoommachine of nog die van het warme water. Deze laatste uitvinding heeft met de spontaan ontstane term wel het kenmerk gemeen dat zij niet één keer, maar verschillende keren is gedaan – weliswaar niet door Bert A. of Richard M.
En zeker kan ook een uitvinding een toevallige ontdekking zijn, eerder dan het gevolg van een zoekproces, maar dan ontbreekt toch het kenmerk van de spontaneïteit. Bij de herkenning van het ongewone àls ongewoon is er sprake van een scheppend moment.

Ik zou aan doctorandus Bert, die met het begrip bronnenonderzoek mogelijk nog niet volkomen vertrouwd is, willen vragen wat hij denkt van deze bewering:


De term «islamofobie» werd uitgevonden en gepropageerd vroeg in de jaren negentig, door het «International Institute for Islamic Thought (IIIT)», een dekmantel van de Moslimbroederschap. Abdur-Rahman Muhammad – die lid was van de IIIT toen de term formeel werd ontworpen, en daarna afstand heeft genomen van hun ideologie – onthult nu wat de oorspronkelijke bedoeling was achter het concept «islamofobie»: “Deze verwerpelijke term is niets meer dan een stoplap die de ideeën moet sturen, bedacht in de schoot van de moslim think tanks, en met als bedoeling critici uit te schakelen.”

Drs. Bert kan deze tekst met vrucht eens terugvertalen naar het Engels – altijd een nuttige oefening – en dan zal hij op Google nog veel meer interessants vinden. Helaas weinig over zijn generatio spontanea.
Over zijn maat Miller zwijg ik verder, al zijn diens wijsheden ook wel interessant, bijvoorbeeld waar hij het heeft over de superioriteit van het Frans boven de Germaanse talen. Geïnteresseerden kunnen ze hier vinden.


BBC Newsnight


Jeremy Paxman spreekt met Russell Brand, een Engelse komiek die zich met politiek wil inlaten en die hier bij ons ernstig wordt genomen door bijvoorbeeld David Van Reybrouck. Het volledige interview kunt u hier zien, maar ik transcribeerde enkel een klein stukje, beginnend na 2’09”.

Mijn voorstel is om met commentaar te wachten tot we gehoord hebben wat dr. Anthony Daniels, beter bekend als Theodore Dalrymple hiervan vindt.

JP: When did you last vote?
RB: Never.
JP: You’ve never ever voted?
RB: No. Do you think that’s really bad?
JP: So you struck an attitude, what, before the age of eighteen?
RB: Well, I was busy being a drug addict at that point, ‘cause I come from the sort of social conditions that are exacerbated by an indifferent system that really just administrates for large corporations and ignores the population it was voted in to serve.
JP: You’re blaming the political class for the fact that you had a drug problem?
RB: No no no! I’m saying I was part of a social and economic class that is underserved by the current political system, and drug addiction is one of the problems it creates. When you have huge underserved, impoverished populations, people get drug problems, and also don’t feel like… they don’t want to engage with the current political system because they see that it doesn’t work for them, they see that it makes no difference, they see that they’re not served.

19 oktober 2013

Catalonië: kan men regeren tegen 80% van de burgers in?


Onderstaande tekst, van de Franse Catalaan Patrick Roca, is een vertaling uit het Frans

Vaak zegt men dat het probleem van België is dat er in eenzelfde Staat twee democratieën huizen, met alle blokkeringen die dit meebrengt. Hetzelfde geldt voor Catalonië en Spanje.  Van de Catalanen voelen 58% zich enkel of vooral Catalaan (7% enkel of vooral Spanjaard). Madrid van zijn kant is geneigd om Catalonië te zien als een min of meer vreemde en weinig betrouwbare provincie: toen de Spaanse onderneming Endesa opgekocht dreigde te worden door het Catalaanse Gas Natural, reageerde de voorzitster van het regionale bestuur van Madrid met de waarschuwing dat Endesa “het nationale grondgebied niet mocht verlaten”. Die Catalaanse provincie dient dus verspaanst te worden, wat onlangs de Spaanse minister van nationale opvoeding nog bevestigde (“we hebben er belang bij om de Catalaanse kinderen te hispaniseren”), ter rechtvaardiging van haar voornemen om het Spaans als onderwijstaal op te leggen.

Het grondige verschil met België is dat Catalonië maar goed is voor 15% van de Spaanse bevolking, en dus over geen enkel juridisch noch politiek instrument beschikt om zijn voortbestaan als natie te verzekeren, omdat het bij geen van de beslissingen van de centrale Spaanse regering zijn gewicht beslissend kan laten gelden. De prijs die Catalonië aan Spanje moet betalen is dus heel wat hoger dan de paralysie en inefficiëntie die men in België ziet: het is de assimilatie en verstikking. Assimilatie door het wegvlakken van zijn bevoegdheden en de kenmerken van zijn identiteit. Verstikking door het op gang houden van massieve transfers die de competitiviteit van de Catalaanse economie en het voortbestaan van de sociale zekerheid in gevaar brengen.

Beginnen we bij de assimilatie. Volgens bepaalde politicologen zou Spanje een van de meest gedecentraliseerde staten van Europa zijn. In dat geval kun je moeilijk spreken van assimilatie. Nochtans kan men vanuit juridisch standpunt grote vragen stellen bij deze analyse, zoals Ferran Requejo, professor politieke wetenschappen aantoonde. Geen enkele Catalaanse bevoegdheid is exclusief: zelfs wat cultuur en onderwijs betreft, mag volgens de Spaanse Grondwet de regering in Madrid de basisreglementering vastleggen, wat zij ook uitgebreid doet, waarbij zij aan de Catalaanse regering enkel gedecentraliseerde, uitvoerende taken overlaat. Die tendens is nog sterker geworden nadat in 2011 in Madrid de Partido Popular aan de macht kwam, waarna alle goedgekeurde wetten in de richting gingen van een hernieuwde centralisatie van de Staat. De PP mag dan over minder dan 15% van de zetels in het Catalaanse Parlement beschikken, door haar absolute meerderheid in Spanje kan zij vanuit de centrale staatsinstellingen haar wil opleggen, ook wat betreft domeinen die onder Catalaanse bevoegdheid vallen. Zo zou in september 2014 een nieuwe Spaanse wet het onderwijs in het Spaans moeten verzekeren, terwijl de Catalaanse wet al sinds het eind van de jaren 80 bepaalt dat het Catalaans de onderwijstaal is, een wet die gesteund wordt door 80% van de Catalaanse volksvertegenwoordigers (en volgens de peilingen door 80% van de burgers).

Wat nu de economische verstikking betreft, is het zo dat Catalonië het recht heeft om rechtstreeks ongeveer de helft van zijn belastingen te heffen, wat Vlaanderen of Wallonië niet mogen. Maar van de 50% belastingen die Madrid rechtstreeks int, is maar een deel voorbehouden voor Catalonië, en wordt het overige buiten Catalonië geherinvesteerd. Men berekent dat hierdoor ongeveer een derde van de in Catalonië betaalde belastingen naar andere streken wordt getransfereerd, een overdrachtsniveau dat in Europa zijn gelijke niet heeft en in 2008 bevestigd werd door de publicatie van de “fiscale balansen” door het Spaanse Ministerie van Financiën. De cijfers zorgden voor een schandaal van die omvang dat het Ministerie zich er wel voor wachtte om de jaren daarop nog cijfers te publiceren.
Deze transfers zouden aanvaardbaar zijn als zij gebeurden in naam van de solidariteit met armere streken. Maar hier is enige twijfel mogelijk: de omvang ervan lijkt de verstikking van Catalonië te beogen. Catalonië is een rijke streek: het is een nettobetaler aan de Europese Unie en het BBP, per hoofd en vóór belastingen, is vergelijkbaar met dat van de landen van Noord-Europa. Maar na belastingen, en na de transfers, wordt het wat betreft BBP per hoofd voorafgegaan door heel wat streken in Spanje. Met andere woorden: de Catalaanse solidariteit gaat zover dat streken die hulp krijgen er finaal rijker van worden dan Catalonië zelf. Deze hoogte van de transfers hangt deels ook samen met een bepaald cliëntelisme in de Spaanse politiek: Catalonië levert de grote nationale Spaanse partijen nogal weinig stemmen op, en die investeren dus liever in streken die hen trouw zijn, zoals Andalusië, Valencia of Madrid.
Het komt hierop neer dat om de openbare diensten correct hun werk te laten doen, de Catalaanse regering de regionale belastingen moet opdrijven en leningen aangaan. De door Madrid geplande verstikking leidt bijgevolg tot de paradox dat een streek met een BBP per hoofd, en fiscale aanslagen die vergelijkbaar zijn met deze in Noord-Europa, een openbare dienst heeft die past bij Zuid-Europa en een hoger schuldniveau dan dat van de andere Spaanse regio’s. Deze gewilde verstikking verzekert dat Catalonië afhankelijk blijft van de Staat, die aan zijn financiële steun voorwaarden kan koppelen met de na 2011 vaak herhaalde dreiging dat de regio onder voogdij kan komen.

De vaststelling dat de regionale bevoegdheden fragiel zijn, en dat het niveau van de transfers overdreven hoog is, wordt al sinds het begin van de jaren 2000 door zo goed als alle Catalaanse partijen gedeeld. Een nieuw Statuut voor autonomie wilde precies hieraan tegemoet komen, en het werd in 2006 door het Catalaanse en Spaanse Parlement goedgekeurd en breed bekrachtigd door het Catalaanse volk. Dit Statuut “blindeerde” de Catalaanse bevoegdheden; het garandeerde dat het principe van de zogenaamde « ordinaliteit » gerespecteerd werd (Catalonië mag, na de transfers, niet per hoofd van de bevolking armer worden dan de regio’s die de transfers ontvangen); bovendien erkende het Catalonië als een natie binnen Spanje, en symbolisch plaatste dit Statuut het Catalaans, in Catalonië, ook op gelijke hoogte met het Spaans.
De PP, op dat moment minoritair in zowel het Catalaanse als het Spaanse Parlement, lanceerde tegen het nieuwe Statuut een campagne die door vele Catalanen als «catalanofoob» werd aangevoeld. Maar vooral slaagde de partij erin om door politiek-juridische maneuvers te bereiken wat ze niet democratisch in het Parlement had kunnen bereiken. Het Spaanse Grondwettelijk Hof is grotendeels gepolitiseerd, en wordt gedomineerd door de Partido Popular en de Partido Socialista Obrero Español, PSOE (de huidige voorzitter is een voormalige militant van de PP) en dit zonder enige gewaarborgde paritaire vertegenwoordiging voor de Catalanen in zaken die hen aangaan, in tegenstelling met de gang van zaken in België. De PP slaagde erin om alle sleutelbepalingen van het Catalaans Statuut onderuit te halen via een belangrijk arrest van het Grondwettelijk Hof van juli 2010: gedaan met de «blindering» van de bevoegdheden, met het principe van de ordinaliteit en met de erkenning als natie.

De crisis die sinds 2010 heel hard aankomt in Spanje heeft ongetwijfeld de reactie in Catalonië aangescherpt, maar de chronologie van de gebeurtenissen toont goed aan dat de oorzaken van de blokkering een flink stuk ouder zijn. Dat de hervorming via het Statuut een mislukking werd, is een keerpunt in de Catalaanse politiek want dit toonde de onmogelijkheid aan om Spanje te hervormen op een manier die het overleven van de Catalaanse natie veilig stelt. Vanaf dat moment al willen meer dan 80% van de Catalanen een referendum over de onafhankelijkheid. De peilingen voorspellen al bijna twee jaar een ja-stem, schommelend tussen de 45% en 55%, en een nee-stem tussen 25% en 35%. De Catalaanse politieke partijen kunnen op dit punt niet meer terug, want de drang naar onafhankelijkheid komt vooral uit de basis voort, de burgers, georganiseerd rond apolitieke verenigingen zoals de Nationale Catalaanse Vergadering die erin slaagt elk jaar één à twee miljoen mensen op straat te brengen om de onafhankelijkheid te eisen.

Tot dusver verzet Madrid zich met hand en tand tegen het referendum, want zo niet, en ook al zou het “neen” winnen, zou hun houding neerkomen op de erkenning van Catalonië als politieke entiteit, een onderscheiden «democratie». Dit zou ook de erkenning inhouden dat de grote twistpunten in verband hiermee niet zomaar door Madrid beslecht kunnen worden, maar enkel als gevolg van een pact tussen Madrid en Barcelona. En tot dusver is dit voor Madrid geen aanvaardbare oplossing, ook al is het de enig redelijke uitweg voor een impasse die de staat Spanje zelf heeft veroorzaakt.



11 oktober 2013

Samen in bad geloot


Een kleinkind dat plots wakker schiet en om aandacht schreeuwt, terwijl het een moment eerder nog vredig lag te slapen, kan storend zijn voor een man die op dat moment een interessant boek aan het lezen is en juist bij een moeilijke passage was aanbeland. De lectuur vroeg zijn gehele aandacht, want goede auteurs vertellen soms dingen die je zonder concentratie maar half kunt bevatten.
Deze situatie zullen vele grootvaders herkennen. Op hun leeftijd hebben ze wel ervaring, wat vaak helpt, maar soms zijn er scherpe formuleringen die om onverdeelde aandacht vragen.

Lichtere lectuur is in die omstandigheden aan te raden, en gelukkig zijn er ook boeken waarin dat schreeuwende kind zelf het personage is, zonder dat er een echt kind aan te pas moet komen dat wil eten of spelen of verhaaltjes horen of zelfs in bad moet.

Een geschikt boekje voor bij het babysitten is het nieuwste dingetje van David Van Reybrouck. Hij heeft het over lottrekking en over de voordelen daarvan boven de vervelende en nutteloze procedure van de stembusgang. Ook een plots wakker schietend kleinkind kan hier niets bederven.

Door een interview in het dagblad Trouw ben ikzelf op die gelukkige gedachte gekomen om bij het babysitten het mij niet moeilijker te maken dan nodig. David vertelde in dat interview dat hij samen met Connie Palmen, in een bergdorp, nog in bad had gezeten:
“Twee maanden geleden was ik op een literatuurfestival in een bergdorp in Zwitserland en na het ontbijt zat ik in een bubbelbad met Connie Palmen, ja, ja! We hebben heel lang gesproken over D66 en Hans van Mierlo.”

Nu zegt u misschien: a gentleman never tells, maar dat komt hier niet te pas want D66 en Van Mierlo lijken mij geen aanstootgevende onderwerpen om met een weduwe te bespreken, vanzelfsprekend na de rouwperiode.

In zijn boekje zelf las ik met bijzondere graagte deze zinsnede: “…zoals een voormalig toppoliticus het mij eens off the record vertelde.”

Met echte kinderen heb je dat nooit: die schreeuwen wel maar vertellen alles for the record.

6 oktober 2013

Dobberen en dobbelen op het Schip van Staat


Voor een goede werking vereist de democratie betrokkenheid en inzet van alle burgers. Van sommigen worden zelfs offers gevraagd. Dit laatste geldt natuurlijk niet voor iedereen en in gelijke mate.
Zaterdag in De Tijd, op de pagina’s zesenvijftig en zevenenvijftig, in een lang onderhoud naar aanleiding van een pamfletje van hem over kansberekening, lazen we deze klacht van David Van Reybrouck:
“Ik had ook liever wat theater of poëzie geschreven. Maar ik kon niet anders. De westerse democratieën zijn tikkende tijdbommen. Het hele systeem dreigt op de klippen te lopen.”
Kennelijk voelt David zich “ein bißchen überfragt” zoals de Duitsers zeggen, en dat is begrijpelijk na de beslommeringen met zijn G1000/G708/G32 die ons allen nog vers in het geheugen liggen.

Maar David is te bescheiden. In deze enkele vier zinnen van hem zit meer poëzie, theater en zelfs geschiedenis dan in menig lang interview met een gewone sterveling.

De vergelijking maken met een psalm van David zou overdreven zijn, maar dat neemt niet weg: wie heeft er bij zijn woorden niet gedacht aan Maarten Luther, in 1521 voor de Reichstag van Worms: “Hier stehe ich, ich kann nicht anders”?

Weliswaar staat het niet vast dat Luther die woorden werkelijk zo gezegd heeft, maar hij had ze wel kúnnen zeggen. “En toch beweegt ze”, is misschien ook niet gezegd door Galileo. En zei Caesar werkelijk “kai su teknon” of “tu quoque fili mi”? Zeker weten we dat niet, en zo is het best mogelijk dat in latere tijden er ook David woorden in de mond worden gelegd die hij niet echt gezegd heeft.

Laat hem alleszins kracht putten uit een ander woord van Maarten: "Anstrengungen machen gesund und stark." Die zei dat in zijn beroemde tafelgesprekken, die vaak grappig zijn, soms op het grove af, dit natuurlijk in tegenstelling met de ernstige maar soms wat saaie David. (De onbetaalbare Tischreden van Luther kosten 8 euro bij Reclam.)

En hebben wij in bovenstaande vier zinnen geen poëzie gelezen? Wat is die eigentijdse beeldspraak over de tikkende tijdbommen, met die sprekende alliteratie dan anders? En die maritieme beeldspraak, over die klippen?
Bij deze laatste is de intertekstualiteit onmiskenbaar: David denkt aan Horatius die –in de veertiende Ode van Boek I– vreest dat het schip van staat de veilige haven niet meer zal bereiken. O navis, referent in mare te novi fluctus. O schip, zullen aankomende golven u de zee weer indrijven?

Nee, ik wil vele moderne gedichten inruilen voor één paragraaf uit een promospotje met David Van Reybrouck.


1 oktober 2013

Een voetnoot bij V.S.Naipaul


Nobelprijswinnaar Vidiadhar Surajprasad Naipaul schreef in 1981 zijn beroemde boek “Among the Believers, an Islamic Journey”. Dat was voor iedereen toen schokkende lectuur. Nu schrijven we 2013, en een artikel van Nicholas Pelham in The New York Review of Books deed me aan dit boek terugdenken. Een soort déjà-vu, of eerder nog een gevoel van continuïteit.
Nicholas Pelham schrijft al twintig jaar over de Arabische wereld en is journalist bij The Economist. Zijn artikel in de NYreview heeft als titel: Losing Libya’s Revolution.
Ik vertaal een stukje eruit zonder verdere commentaar want zijn tekst, net zoals die van Naipaul toen, spreekt voor zich:

Kan iemand de gewonde staat genezen? Ansar al-Sharia, de jihadgroep die ervan beschuldigd werd ambassadeur Stevens te hebben vermoord, levert een soort oplossing. Na de moordpartij verdreven omwonenden de Ansar uit de kliniek van Benghazi die zij zich hadden toegeëigend, en beledigd openden aan de overkant van de straat de Ansar daarop een centrum voor “alternatieve geneeskunde”.
Op een late avond bezocht ik de wachtzaal, die versierd was met de zwarte jihad-vlaggen van Ansar en gevuld met patiënten. Zij waren gekomen om de jonge sjeiks van Ansar te consulteren, die zich als uitdrijvers van djinns of slechte geesten stilaan een gevolg wisten te verwerven.
De verantwoordelijke, een zevenentwintigjarige ingenieur in de gebruikelijke witte tuniek, heette Fawzi al-Wafati en hij claimde een reeks successen. Zijn sjeiks waren gewapend met een boekje waarin ruqiat, bezweringsformules uit de koran stonden, en zo hadden zij een dokter weten te redden die bezeten was van liefde voor een vierhonderd jaar oude christelijke geest die Maria heette, en zij hadden ook een 2500-jaar oude Pakistaanse djinn uitgedreven die bezit had genomen van een boer. “Hoe ouder de djinn, hoe moeilijker uit te drijven”, verklaarde hij fier.
Op de vloer lag wijwater uit een glas, stonden er potjes met kruiden en honing, en twee grote luidsprekerkasten waar de sjeiks hun uitdrijvingsformules mee versterken “om zeker te zijn dat de djinns die horen”, zei Fawzi me. Om mijn twijfels weg te nemen haalde hij een fotoalbum uit, van patiënten met ruggen vol zwellingen en wonden. Het werk van hardnekkige djinns, zei hij.
Toen ik een foto wilde maken van een stok die in tweeën gebroken op de sofa lag, ritste Fawzi die weg. “Allah, Allah” klonken de kreten uit een aanpalend vertrek.
Tripoli, 10 september 2013




http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html