19 oktober 2013

Catalonië: kan men regeren tegen 80% van de burgers in?


Onderstaande tekst, van de Franse Catalaan Patrick Roca, is een vertaling uit het Frans

Vaak zegt men dat het probleem van België is dat er in eenzelfde Staat twee democratieën huizen, met alle blokkeringen die dit meebrengt. Hetzelfde geldt voor Catalonië en Spanje.  Van de Catalanen voelen 58% zich enkel of vooral Catalaan (7% enkel of vooral Spanjaard). Madrid van zijn kant is geneigd om Catalonië te zien als een min of meer vreemde en weinig betrouwbare provincie: toen de Spaanse onderneming Endesa opgekocht dreigde te worden door het Catalaanse Gas Natural, reageerde de voorzitster van het regionale bestuur van Madrid met de waarschuwing dat Endesa “het nationale grondgebied niet mocht verlaten”. Die Catalaanse provincie dient dus verspaanst te worden, wat onlangs de Spaanse minister van nationale opvoeding nog bevestigde (“we hebben er belang bij om de Catalaanse kinderen te hispaniseren”), ter rechtvaardiging van haar voornemen om het Spaans als onderwijstaal op te leggen.

Het grondige verschil met België is dat Catalonië maar goed is voor 15% van de Spaanse bevolking, en dus over geen enkel juridisch noch politiek instrument beschikt om zijn voortbestaan als natie te verzekeren, omdat het bij geen van de beslissingen van de centrale Spaanse regering zijn gewicht beslissend kan laten gelden. De prijs die Catalonië aan Spanje moet betalen is dus heel wat hoger dan de paralysie en inefficiëntie die men in België ziet: het is de assimilatie en verstikking. Assimilatie door het wegvlakken van zijn bevoegdheden en de kenmerken van zijn identiteit. Verstikking door het op gang houden van massieve transfers die de competitiviteit van de Catalaanse economie en het voortbestaan van de sociale zekerheid in gevaar brengen.

Beginnen we bij de assimilatie. Volgens bepaalde politicologen zou Spanje een van de meest gedecentraliseerde staten van Europa zijn. In dat geval kun je moeilijk spreken van assimilatie. Nochtans kan men vanuit juridisch standpunt grote vragen stellen bij deze analyse, zoals Ferran Requejo, professor politieke wetenschappen aantoonde. Geen enkele Catalaanse bevoegdheid is exclusief: zelfs wat cultuur en onderwijs betreft, mag volgens de Spaanse Grondwet de regering in Madrid de basisreglementering vastleggen, wat zij ook uitgebreid doet, waarbij zij aan de Catalaanse regering enkel gedecentraliseerde, uitvoerende taken overlaat. Die tendens is nog sterker geworden nadat in 2011 in Madrid de Partido Popular aan de macht kwam, waarna alle goedgekeurde wetten in de richting gingen van een hernieuwde centralisatie van de Staat. De PP mag dan over minder dan 15% van de zetels in het Catalaanse Parlement beschikken, door haar absolute meerderheid in Spanje kan zij vanuit de centrale staatsinstellingen haar wil opleggen, ook wat betreft domeinen die onder Catalaanse bevoegdheid vallen. Zo zou in september 2014 een nieuwe Spaanse wet het onderwijs in het Spaans moeten verzekeren, terwijl de Catalaanse wet al sinds het eind van de jaren 80 bepaalt dat het Catalaans de onderwijstaal is, een wet die gesteund wordt door 80% van de Catalaanse volksvertegenwoordigers (en volgens de peilingen door 80% van de burgers).

Wat nu de economische verstikking betreft, is het zo dat Catalonië het recht heeft om rechtstreeks ongeveer de helft van zijn belastingen te heffen, wat Vlaanderen of Wallonië niet mogen. Maar van de 50% belastingen die Madrid rechtstreeks int, is maar een deel voorbehouden voor Catalonië, en wordt het overige buiten Catalonië geherinvesteerd. Men berekent dat hierdoor ongeveer een derde van de in Catalonië betaalde belastingen naar andere streken wordt getransfereerd, een overdrachtsniveau dat in Europa zijn gelijke niet heeft en in 2008 bevestigd werd door de publicatie van de “fiscale balansen” door het Spaanse Ministerie van Financiën. De cijfers zorgden voor een schandaal van die omvang dat het Ministerie zich er wel voor wachtte om de jaren daarop nog cijfers te publiceren.
Deze transfers zouden aanvaardbaar zijn als zij gebeurden in naam van de solidariteit met armere streken. Maar hier is enige twijfel mogelijk: de omvang ervan lijkt de verstikking van Catalonië te beogen. Catalonië is een rijke streek: het is een nettobetaler aan de Europese Unie en het BBP, per hoofd en vóór belastingen, is vergelijkbaar met dat van de landen van Noord-Europa. Maar na belastingen, en na de transfers, wordt het wat betreft BBP per hoofd voorafgegaan door heel wat streken in Spanje. Met andere woorden: de Catalaanse solidariteit gaat zover dat streken die hulp krijgen er finaal rijker van worden dan Catalonië zelf. Deze hoogte van de transfers hangt deels ook samen met een bepaald cliëntelisme in de Spaanse politiek: Catalonië levert de grote nationale Spaanse partijen nogal weinig stemmen op, en die investeren dus liever in streken die hen trouw zijn, zoals Andalusië, Valencia of Madrid.
Het komt hierop neer dat om de openbare diensten correct hun werk te laten doen, de Catalaanse regering de regionale belastingen moet opdrijven en leningen aangaan. De door Madrid geplande verstikking leidt bijgevolg tot de paradox dat een streek met een BBP per hoofd, en fiscale aanslagen die vergelijkbaar zijn met deze in Noord-Europa, een openbare dienst heeft die past bij Zuid-Europa en een hoger schuldniveau dan dat van de andere Spaanse regio’s. Deze gewilde verstikking verzekert dat Catalonië afhankelijk blijft van de Staat, die aan zijn financiële steun voorwaarden kan koppelen met de na 2011 vaak herhaalde dreiging dat de regio onder voogdij kan komen.

De vaststelling dat de regionale bevoegdheden fragiel zijn, en dat het niveau van de transfers overdreven hoog is, wordt al sinds het begin van de jaren 2000 door zo goed als alle Catalaanse partijen gedeeld. Een nieuw Statuut voor autonomie wilde precies hieraan tegemoet komen, en het werd in 2006 door het Catalaanse en Spaanse Parlement goedgekeurd en breed bekrachtigd door het Catalaanse volk. Dit Statuut “blindeerde” de Catalaanse bevoegdheden; het garandeerde dat het principe van de zogenaamde « ordinaliteit » gerespecteerd werd (Catalonië mag, na de transfers, niet per hoofd van de bevolking armer worden dan de regio’s die de transfers ontvangen); bovendien erkende het Catalonië als een natie binnen Spanje, en symbolisch plaatste dit Statuut het Catalaans, in Catalonië, ook op gelijke hoogte met het Spaans.
De PP, op dat moment minoritair in zowel het Catalaanse als het Spaanse Parlement, lanceerde tegen het nieuwe Statuut een campagne die door vele Catalanen als «catalanofoob» werd aangevoeld. Maar vooral slaagde de partij erin om door politiek-juridische maneuvers te bereiken wat ze niet democratisch in het Parlement had kunnen bereiken. Het Spaanse Grondwettelijk Hof is grotendeels gepolitiseerd, en wordt gedomineerd door de Partido Popular en de Partido Socialista Obrero Español, PSOE (de huidige voorzitter is een voormalige militant van de PP) en dit zonder enige gewaarborgde paritaire vertegenwoordiging voor de Catalanen in zaken die hen aangaan, in tegenstelling met de gang van zaken in België. De PP slaagde erin om alle sleutelbepalingen van het Catalaans Statuut onderuit te halen via een belangrijk arrest van het Grondwettelijk Hof van juli 2010: gedaan met de «blindering» van de bevoegdheden, met het principe van de ordinaliteit en met de erkenning als natie.

De crisis die sinds 2010 heel hard aankomt in Spanje heeft ongetwijfeld de reactie in Catalonië aangescherpt, maar de chronologie van de gebeurtenissen toont goed aan dat de oorzaken van de blokkering een flink stuk ouder zijn. Dat de hervorming via het Statuut een mislukking werd, is een keerpunt in de Catalaanse politiek want dit toonde de onmogelijkheid aan om Spanje te hervormen op een manier die het overleven van de Catalaanse natie veilig stelt. Vanaf dat moment al willen meer dan 80% van de Catalanen een referendum over de onafhankelijkheid. De peilingen voorspellen al bijna twee jaar een ja-stem, schommelend tussen de 45% en 55%, en een nee-stem tussen 25% en 35%. De Catalaanse politieke partijen kunnen op dit punt niet meer terug, want de drang naar onafhankelijkheid komt vooral uit de basis voort, de burgers, georganiseerd rond apolitieke verenigingen zoals de Nationale Catalaanse Vergadering die erin slaagt elk jaar één à twee miljoen mensen op straat te brengen om de onafhankelijkheid te eisen.

Tot dusver verzet Madrid zich met hand en tand tegen het referendum, want zo niet, en ook al zou het “neen” winnen, zou hun houding neerkomen op de erkenning van Catalonië als politieke entiteit, een onderscheiden «democratie». Dit zou ook de erkenning inhouden dat de grote twistpunten in verband hiermee niet zomaar door Madrid beslecht kunnen worden, maar enkel als gevolg van een pact tussen Madrid en Barcelona. En tot dusver is dit voor Madrid geen aanvaardbare oplossing, ook al is het de enig redelijke uitweg voor een impasse die de staat Spanje zelf heeft veroorzaakt.



Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html