24 februari 2015

Bezigheidstherapie doet bejaarden goed



Iemand die “structurele en constructieve alternatieven” wil formuleren tegen het populisme, doet er goed aan onmiddellijk met een paar voorstellen voor de draad te komen. Eerst nog een denktank oprichten om te zien of daar misschien iets uitkomt, zoals Jean-Pascal Labille dat graag wil doen, is minder aangewezen. Dan mag die denktank ideologisch nog zo verscheiden zijn als zijn “Ceci n’est pas une crise”, het blijft een slecht idee.
Natuurlijk, niemand zal betwisten dat het op zich waardevol is om de ideologische verschillen tussen bijvoorbeeld de skiënde motard Louis Michel, tekenaar Pierre Kroll en pandaliefhebber Eric Domb te willen overbruggen, maar op zich volstaat dit niet. Ook ruiken die Luddieten die prof.dr.sc.pol.Elchardus erbij wil betrekken wat belegen. Bijna zo belegen en onnozel als die Magritteslogan zelf.
Anderzijds: zo’n nieuwe denktank kan iemand wel aan het denken zetten. Ik bedenk nu bijvoorbeeld dat als Elchardus, Michel, Maystadt, Dom, Kroll, Goossens &c. wérkelijk goud konden maken, en er dus een goed recept voor hadden, ze dat ook zouden doen.
Nu lijkt het erop dat ze enkel willen leuren met toekomstige formules om goud te maken.


20 februari 2015

De kwestie Tuymans


Of Tuymans mooie tempels opricht zou ik durven betwijfelen, maar als dat toch het geval zou zijn, krijgt hij de steun van Heinrich Heine:


Niets toch is idioter dan dat verwijt van plagiaat, in de kunst is er geen zesde gebod,* de dichter mag overal zijn slag slaan waar hij materiaal voor zijn werk vindt, en zelfs volledige zuilen met uitgewerkte kapitelen mag hij zich toe-eigenen, tenminste als de tempel prachtig is die hij daarmee stut. Dit heeft Goethe zeer goed begrepen en voor hem zelfs Shakespeare. Niets is idioter dan de vereiste dat een dichter al zijn stof uit zichzelf zou trekken; dat zou dan originaliteit zijn. Ik herinner me een fabel waarin de spin met de bij spreekt, en haar het verwijt maakt dat zij voor haar wassen constructie, en voor de honing die zij daarin bereidt, het materiaal uit duizend bloemen bijeenzoekt: “maar ik”, voegt zij er triomfantelijk aan toe, “ik trek heel mijn kunstige web in originele draad uit mezelf”.


Aber nichts ist thörichter als dieser Vorwurf des Plagiats, es gibt in der Kunst kein sechstes Gebot,* der Dichter darf überall zugreifen, wo er Material zu seinen Werken findet, und selbst ganze Säulen mit ausgemeißelten Kapitälern darf er sich zueignen, wenn nur der Tempel herrlich ist, den er damit stützt. Dieses hat Goethe sehr gut verstanden, und vor ihm sogar Shakespeare. Nichts ist thörichter als das Begehrnis, ein Dichter solle alle seine Stoffe aus sich selber herausschaffen; das sei Originalität. Ich erinnere mich einer Fabel, wo die Spinne mit der Biene spricht und ihr vorwirft, daß sie aus tausend Blumen das Material sammle, wovon sie ihren Wachsbau und den Honig darin bereite: “ich aber”, setzt sie triumphierend hinzu, “ich ziehe mein ganzes Kunstgewebe in Originalfäden aus mir selber hervor”.

Über die französische Bühne,
Vertraute Briefe an August Lewald, sechster Brief.
(Geschrieben im Mai 1837, auf einem Dorfe bei Paris)
Sämtliche Werke, Meyers Klassiker-Ausgaben,
Ernst Elster, 1893, vierter Band, S.527.
_____________________

* “Du sollst nicht stehlen” ist das siebente Gebot. [Elster]


19 februari 2015

Geen orde uit chaos, zegt Guy


Eén ding kan niet meer worden betwist, Guy Verhofstadt weet nu, anders dan enkele jaren geleden, waar Libië ligt. Dichter bij Italie dan velen denken, verklapt hij ons (in De Morgen, die krant die wel eens van racisme wordt verdacht).
En in Libië gaat het niet voorspoedig want er heerst chaos. Hijzelf is daar niet door verrast, want die chaos is er al sinds de val van Kadhafi, en een staatsman van zijn kaliber laat zich niet verrassen. Sinds die val (eigenlijk de moord op Kadhafi, maar “val” klinkt ruim zo goed) vragen “de Libiërs”, blijkbaar allemaal mensen die hij goed kent, om hulp.
Die chaos zelf komt niet op zijn rekening, al was Guy een hevige voorstander van die "val", nee die is voor rekening van de Europese landen die daarna niet naar hem hebben willen luisteren.
En uit chaos kun je niet zomaar orde scheppen, zegt hij nog, maar Guy zal in de klas nooit goed opgelet hebben, want zijn deelwoorden zijn nog niet wat ze zouden moeten zijn.


Correctie! waarschijnlijk betreft het een stupiditeit van een Morgenredacteur, want in het artikel gebruikte Guy de noemvorm. De rest van wat hij beweert slaat evengoed nergens op, maar dat "geschept" is allicht niet van hemzelf.

18 februari 2015

Pas d'amalgame s'il vous plaît!


Pastoors zijn de enigen die het volk ter beschikking staan om het wat moraal bij te brengen, zei Stendhal in Le Rouge et le Noir, en zonder hen kwam daar niets van terecht. Hij vond dit geen ideale toestand en cynisch sprak hij de hoop uit: zullen kranten ooit hun rol kunnen overnemen? Le journal pourra-t-il jamais remplacer le curé?
Dit is geen ijdele hoop geweest. Vandaag beschouwen kranten het als hun hoofdtaak om de lezer te sensibiliseren en op het rechte pad te brengen. Parallel doet ook de overheid haar duit in het zakje, en zet zij velerlei campagnes en programma's op. Bij de vleet vindt men zelfs nieuwe zonden uit, dagelijkse zowel als doodzonden. Vlees eten, of suiker eten zijn dagelijkse zonden. Sigaretten roken ook. Maar lezers die bijvoorbeeld een amalgaam zouden maken van begrippen als islamisme en islam, verkeren in doodzonde. Pas d'amalgame! In Frankrijk is de term al tot één woord, we zullen zien zelfs tot een eigennaam versmolten.

Alleen oudere lezers zullen bij het woord nog aan de tandarts denken, en daarom is enige etymologische uitleg gepast. In de tijd van de alchemisten was het, zoals later dus voor de tandartsen, een zachte verbinding van kwik met bijvoorbeeld lood of zilver of goud, al stond hen enkel de alchemisten dan ook wel de vleselijke verbinding van man en vrouw voor de geest.*
Wie hiermee nog niet tevreden is moet dieper zoeken, van het Arabisch over het Latijn, tot bij de Grieken: μάλαγμα, málagma, van μαλάσσω, week, soepel, zacht maken.
Het spreekt dat een gezonde denkwijze iets dergelijks uitsluit en enkel met zuivere stoffen werkt. Ter verbreiding van de zuivere leer spannen onze overheden, samen met onze journalisten zich dan ook in, sommigen zullen zeggen ad nauseam.

In het volgende interview legt Finkielkraut dit alles wat beter uit, en ik heb enkele knipjes aangebracht, maar hier staat het Youtube-filmpje.

Élisabeth Lévy: Recht op een huis van de Geschiedenis van Frankrijk hebben niet, maar ter compensatie krijgen we als het ware wel een Huis van de Franse Misdaden?
Alain Finkielkraut: Ja, en meerdere musea, straks per gemeente één. Maar ik ben mij ervan bewust dat als ik me zo uitdruk, mijnheer of madame Padamalgame daar heel driftig van worden. Dus voor mijnheer of madame Padamalgame uitbarsten, zou ik willen zeggen dat ik er wel voor oppas om islam en islamisme te verwarren, maar dat, juist om te beletten dat het ene in het andere verglijdt, de Europese politiek er meer en meer toe zal neigen, en dit ten koste van autocensuur, om de gevoeligheid van de mohammedanen te ontzien. Daar stevenen we op af. Maar ik stel ook vast, als gevolg van dit wijdverbreide klimaat van verzoening, geruststelling of vergelijk, dat men onze eigen wetten niet meer durft te doen respecteren, meer bepaald het verbod op de boerka in de openbare ruimte. En meer en meer zal men de godsdienstvrijheid, te weten de Mensenrechten inroepen om deze abdicatie te rechtvaardigen. En dan worden onze zeden en gewoonten langzamerhand opgegeven voor onze rechten, wat mij betreft een niet zo fraai programma.
Élisabeth Lévy: Eigenlijk is het onze geschiedenis die men opoffert.
Alain Finkielkraut: Onze zeden en gewoonten, onze zeden, en akkoord, ook onze geschiedenis zoals we die vandaag spontaan beleven. Onze zeden: je bedekt je aangezicht niet in de publieke ruimte. Eén zaak staat vast: Europa verandert, en dat veranderen heeft te maken met zijn verandering van bevolking. Deze vaststelling is zonneklaar, maar niettemin taboe want voor ons zijn mensen inwisselbaar. We beseffen het niet altijd, maar ik meen dat onze denkbeelden verwijzen naar de onbekende soldaat. Hij, en ik citeer Ernst Jünger, wiens verdienste het is dat men hem kan vervangen, omdat achter elke gesneuvelde zijn aflosser al klaarstaat als reservist. En zeker, de oorlog van 1914 heeft ons genezen van het nationalisme, maar niet van de onbekende soldaat. We hebben hem gemondialiseerd. Vandaag belichaamt hij onze idee van de mens. Maar zo lopen de zaken nu eenmaal niet, mensen zijn niet inwisselbaar, niet vervangbaar. En hoe lang zal het duren, voor we de conclusie trekken uit onze economische vergissing en bereid zullen zijn om te verzaken aan dit antropologische model van de onbekende soldaat? Maar vandaag heeft het antiracisme zich ten dienste gesteld van deze economische vergissing. De industriëlen, patroons, ondernemers blijven op dat denkspoor, zoals ook de technocraten van de Europese Unie en de Verenigde Naties. En uitgerekend diezelfden die zogenaamd kritiek hebben op het kapitalisme zitten met hun argumentatie op één lijn met die van de ergste kapitalisten, en meer dan dat, met dit antiracistische programma dat ze vurig verdedigen, leveren ze hen een onverhoopt alibi.



Élisabeth Lévy: On n’a pas droit à une maison de l’Histoire de France, en revanche on a droit à une maison des crimes français en quelque sorte?
Alain Finkielkraut: Oui, et plusieurs musées, un musée par municipalité bientôt. Alors je sens, je sens quand je m’exprime ainsi, que la moutarde monte au nez de monsieur ou de madame Padamalgame. Alors donc, avant que monsieur ou madame Padamalgame n’explosent, je voudrais dire que je me garde bien de confondre l’islam et l’islamisme, mais que pour empêcher le glissement de l’un vers l’autre, la politique européenne va tendre de plus en plus, et au prix de l’autocensure, à ménager la susceptibilité des musulmans. C’est vers cela que nous allons. Mais je constate aussi, du fait de ce climat général, soit d’expiation, soit d’apaisement ou d’accommodement, que on n’ose pas faire respecter nos propres lois, notamment l’interdiction du voile intégral dans l’espace public. Et on invoquera de plus en plus la liberté religieuse, c’est-à-dire les Droits de l’Homme, pour justifier cet abandon. Et là, nos mœurs sont en train d’être sacrifiés à nos droits, et ce n’est pas un très beau programme à mes yeux.
Élisabeth Lévy: C’est-à-dire notre histoire, en fait c’est notre histoire qu’on sacrifie.
Alain Finkielkraut: Nos mœurs, nos mœurs, nos mœurs. Oui voilà, notre histoire mais telle qu’elle est vécue spontanément aujourd’hui. Nos mœurs: on ne se voile pas le visage dans l’espace public. Une chose est sûre: l’Europe change, et ce changement a avoir avec son changement de population. Ce constat est évident, il est pourtant tabou, parce que pour nous les hommes sont interchangeables. Nous ne savons pas toujours, mais je crois que notre philosophie spontanée est celle du soldat inconnu. Celui, et je cite Ernst Jünger, dont la vertu réside dans le fait qu’on puisse le remplacer et que derrière chaque tué, la relève se trouve déjà en réserve. Alors bien sûr la guerre de quatorze nous a guéris du nationalisme, mais pas du soldat inconnu. Nous l’avons mondialisé. Il incarne aujourd’hui notre idée de l’homme. Mais précisément, les choses ne se passent pas de cette façon, les hommes ne sont pas interchangeables, ils ne sont pas remplaçables. Et combien de temps faudra-t-il pour que nous tirions les conséquences de notre erreur économique, et que nous soyons capables de renoncer à ce modèle anthropologique du soldat inconnu? Mais l’antiracisme d’aujourd’hui s’est mis au service de cette erreur économique. Les industriels, les patrons, les entrepreneurs continuent de penser ainsi, et les technocrates de l’Union européenne ainsi que des Nations Unies. Mais précisément, ceux-là mêmes qui, disons critiquent le capitalisme alignent leurs arguments sur ceux des pires capitalistes et plus que d’aligner leurs arguments ils leur donnent un alibi inespéré avec cette cause antiraciste dont ils sont les ardents défenseurs.



* zie «De matrimonio et conjunctione», traktaat waarin de man met het kwik en de vrouw met het zilver wordt gelijkgesteld, en de vereniging dezer beiden geprezen: «Natura laetatur quando sponsus cum sponsa copulatur».

16 februari 2015

Een dichter verklaart meer dan een economist


Engeland zat destijds, we spreken van de jonge negentiende eeuw, diep in de schulden. Vandaag is het de beurt aan Griekenland.
Of die twee dingen vergelijkbaar zijn weet ik niet, maar als je uitleg vraagt aan economisten, academici, politici, bankiers &c. zul je moeten vaststellen: zoveel hoofden, zoveel zinnen. Misschien is het probleem te ingewikkeld, of de economie is niet echt een wetenschap, maar een antwoord blijft uit.
In elk geval, een verstandiger idee lijkt het mij om bij zulke moeilijke vraagstukken als de openbare schuld niet bij economisten, maar meteen bij een dichter, een ziener te rade te gaan.

Als kleine jongen las Heinrich Heine in de krant vaak over de immense Engelse schuldproblemen, en over de worstelingen van hun achtereenvolgende prime ministers. Dezer lot was zwaarder zelfs dan dat van de grootviziers in het langwerpige Constantinopel, waar hij ook over las. Zij werden op last van de sultan wel eens met het zijden koord vereerd, als het met de financiën te slecht ging.

Later maakte Heine een reis naar Engeland, en hij deed daar vanzelfsprekend verslag van: zijn Englische Fragmente (1828). Het volgende fragmentje komt uit hoofdstuk VII. Die Schuld.

Schulden ebenso wie Vaterlandsliebe, Religion, Ehre usw. gehören zwar zu den Vorzügen des Menschen — denn die Tiere haben keine Schulden — aber sie sind auch eine ganz vorzügliche Qual der Menschheit, und wie sie den Einzelnen zu Grunde richten, so bringen sie auch ganze Geschlechter ins Verderben, und sie scheinen das alte Fatum zu ersetzen in den Nationaltragödien unserer Zeit.

Schulden, net als vaderlandsliefde, religie, eer enzovoort, behoren weliswaar tot de uitverkorenheden van de mens – de dieren hebben immers geen schulden – maar ze zijn ook uitgerekend een kwaal van de mensheid, en zoals zij de enkeling te gronde richten, zo storten ze ook volledige geslachten in het verderf, en in de nationale tragediën van onze tijd schijnen zij de plaats van het oude Fatum in te nemen.

Nu mag u verder lezen in de krant van vandaag, beste lezer.

12 februari 2015

In het Hiernamaals geen communautair gekibbel


Nu de laatste getuige van de verschijning van de Maagd Maria in Beauraing op haar eenennegentigste is overleden, en wij al bijna dertig jaar, namelijk sinds Verviers 1986 op een nieuwe verschijning wachten, lijkt het wel een geschikt moment om te wijzen op het taalevenwicht dat door de Heilige Maagd altijd min of meer is gerespecteerd. Er waren ongeveer evenveel verschijningen als apparitions. Ook had Zij haar allereerste optreden heel passend voor de hoofdstad gereserveerd.

Natuurlijk, in Beauraing verscheen Zij drieëndertig keer, wat de balans sterk doet doorslaan naar de francofone kant, maar ik ben bereid dit als één manifestatie te beschouwen. Wel valt op dat 1933 een uitzonderlijk vruchtbaar jaar is geweest, met als gemiddelde één verschijning of apparition per maand.

Kerkelijk erkend in België zijn: 1911, Brussel – 1932, Beauraing – 1933, Banneux, Berchem (A’pen), Etikhove, Herzele, Houlteau-Chaineux, Malen, Olsene, Onkerzele, Tubeke, Verviers, Wielsbeke, Wilrijk – 1936, Ham-sur-Sambre – 1952, Gerpinnes – 1966, Luik – 1967, Bohan – 1970, Limal – 1973, Mortsel – 1986, Verviers.

Iemand zou uit deze opsomming een puntenwolk moeten puren, in de hoop dat wij op basis daarvan een enigszins betrouwbare voorspelling krijgen van de volgende plaats en datum van afspraak.

7 februari 2015

Uitkijken met dat twitteren, Björn!


Ik las net die tweet van Björn Soenens over het VTM-nieuws, tweet die hijzelf snel weer verwijderd heeft, maar helaas en onvermijdelijk te laat.
Blijkbaar weet Björn, die om gotweet welke reden hoofd van de vrt-nieuwsdienst is geworden, niet zo goed hoe Twitter werkt. Het gaat daar om privéconversaties, moet hij gezegd hebben.
En al kun je hier van een betreurenswaardige onwetendheid spreken, toch siert die onbevangenheid hem. Vraag je het mij, dan treft Björn weinig schuld: Ik heb de naam VTM nergens expliciet vermeld, las ik in De Morgen. 
En ja, akkoord ...voor de geletterde mens zal een overbodig, of toch ondoordacht woord als “expliciet” volstaan om Björn onder te brengen bij het soort mensen dat kan spreken noch lezen, laat staan schrijven. Maar het zijn verzuurde types die over stijlkwesties beginnen en als iemand als antwoord schrijft “de juiste zender” zal dat voor sommigen wel duidelijk genoeg zijn, maar met “expliciet” stond Björn voor ogen dat hij het woord "VTM" niet met zoveel lettertjes had geschreven. Ik meen dat we onze brave man hierin mogen volgen.


Maar, zult u vragen, hoe gaat het dan bij bevorderingen en assessments echt in zijn werk? Kijk, in zijn algemeenheid valt op die vraag niet te antwoorden. Er zullen voorafgaande voorwaarden en veronderstellingen zijn, maar meer weet niemand daarvan.

Wel is in dit verband The Peter Principle een begrip dat je vaak hoort noemen: iemand kan een bepaald, eenvoudig ding goed, liefst zelfs heel goed en dan gaat men er redelijkerwijs van uit dat hij een iets ingewikkelder taak ook wel zal aankunnen. Daar valt weinig tegenin te brengen, al komt het helaas meer voor dat zo’n man dan overweldigd wordt door die nieuwe taak. Ze gaat hem te boven, hij is er niet tegen opgewassen, ze overstijgt hem.
Let wel: zoiets gebeurt terwijl die assessoren dat Peter Principle goed kennen, want bijna altijd verstaan zij wat Amerikaans.
Nu mag u over bovengenoemde kwestie denken wat u wil, lezer, maar ik ben geneigd de schuld voor die ongelukkige tweet, en voor het verwijderen ervan niet bij Björn zelf, maar precies bij die assessoren te leggen.

Ik wed dat zij niet eens weten dat Carl von Clausewitz al in 1832 net hetzelfde had gezegd als hun Peter. Die laatste meende echt dat hij, zij het onbedoeld, een nieuwe wetenschap had uitgevonden. Lachwekkend, maar anderzijds: wat valt er niet allemaal onder dat begrip: sommigen noemen; 'management' en 'assessment' inderdaad wetenschappen.

My analysis of hundreds of cases of occupational incompetence led me on to formulate The Peter Principle: In a Hierarchy Every Employee Tends to Rise to His Level of Incompetence. A New Science! Having formulated the Principle, I discovered that I had inadvertently founded a new science, hierarchiology, the study of hierarchies.

Clausewitz is minder opgewonden dan onze Lawrence Peter:

„Wir müssen immer wieder darauf zurückkommen, daß nichts gewöhnlicher ist als Beispiele von Männern, die ihre Tätigkeit verlieren, sobald sie zu höheren Stellen gelangen, denen ihre Einsichten nicht mehr gewachsen sind […].“
Vom Kriege
Hinterlassenes Werk des Generals Carl von Clausewitz
vollständige Ausgabe im Urtext, drei Teile in einem Band
Jubiläumsausgabe mit erneut erweiterter historisch-kritischer Würdigung von
Dr. phil. Werner Hahlweg
1980, Ferd. Dümmlers Verlag. Bonn

Laurence J. Peter & Raymond Hull
The Peter Principle
1969, Buccaneer Books, Cutchogue, New York

----------------
P.S. een aandachtige lezer merkt me op dat Björn het onderscheid niet kent tussen jij en u, verder dat content een ontoelaatbaar woord is voor een baas van het Nieuws, en nog verder dat iemand die Björn heet, te jong moet zijn om een belangrijke redactie te leiden (dat laatste had hij berekend met Wimbledonstatistieken).

5 februari 2015

«Être Charlie» zal niet volstaan


Zes stellingen over de wereldvreemdheid van onze bestuurders:
«être Charlie» zal niet volstaan

1) Vandaag trouw zijn aan Charlie, betekent breken met de eensgezindheid en de oppervlakkige weldenkendheid, breken met de identificatie van «Je suis Charlie». Die slogan rammelt in elk van zijn termen. Het draait niet om 'ik', maar om 'wij', hetgeen het verschil uitmaakt tussen de individuele identificatie van een 'toeschouwer' en een politieke reactie, die per definitie collectief is. Het gaat ook niet om 'zijn', waarbij men zich via een denkbeeldige identificatie in de plaats van het slachtoffer stelt. Het gaat om 'handelen' en wel ageren tegen hen die zichzelf onze vijanden noemen. En vervolgens gaat het niet enkel om Charlie, maar ook over politiemensen en joden, om vrije mensen dus die als burgers van de Franse staat als dusdanig erkend zijn. Het zijn de Fransen en Frankrijk die werden aangevallen. Het antwoord moet op dat vlak liggen. «Nous sommes français», en omdat wij Fransen zijn verdedigen wij Charlie, en alle anderen die in hun recht om in Frankrijk te leven zijn aangevallen.

2) Wij zijn Fransen, en wij hebben vijanden die bij naam genoemd moeten worden. Het gaat niet om een strijd tegen het terrorisme, een abstractie die toelaat om de vis te verdrinken. Terrorisme is een middel dat gebruikt wordt door onze vijand. Die term volstaat niet om onze vijand te kenmerken. Onze vijand is het islamisme, en zelfs dat is te algemeen, vanwege de concurrentie en rivaliteit tussen verschillende groepen islamisten, met de steun van verschillende staten. Deze vijanden slaan niet vandaag toe omdat ze tot voor kort daartoe nog niet in staat waren, maar omdat ze ertoe besloten hebben. Het komt erop aan, uit te leggen waarom ze tot dat besluit zijn gekomen. Zij namen dat besluit omdat ook wij met hén in oorlog zijn, en aan de Fransen had men duidelijk moeten maken welke risico's we namen en waarom. Dit is niet gebeurd. Terrorisme is geen meteorologisch verschijnsel dat men even met een 'code oranje' kan bezweren. Men moet ermee ophouden de Fransen voor imbecielen te verslijten.

3) En ook als de vijand benoemd is, het islamisme, zal ter indijking het niet volstaan om de terroristische variant ervan te bestrijden. Terrorisme is immers maar een van de middelen die het islamisme aanwendt om zijn project tot een goed einde te brengen, en ook dat project dient men te benoemen, en het is goed en wel de islamisering van onze samenleving. Het moest eens gedaan zijn met iedereen 'islamofoob' te noemen (een term die op de ideeënmarkt gelanceerd werd door Khomeiny, om alle kritiek op de islam en het islamisme de kop in te drukken, en die domweg overgenomen werd in de geaccepteerde taal van media en politiek), iedereen die werkt om dit heerszuchtige project, want dat is het, ter kennis te brengen en aan te klagen. Terreur is enkel het complementaire luik van het islamiseringsproject 'van onderuit', dat de mislukking van de assimilatie in de republiek aanwendt, en zich in de plaats ervan aandient. Wat voor krediet kunnen we voortaan nog geven aan politici die beweren het terrorisme te bestrijden, zonder dat zij de voedingsbodem van de islamisering aanpakken?

4) Het zal niet volstaan om te zwaaien met het taboe van het 'amalgaam', om het heel reële risico op een burgeroorlog in ons land te neutraliseren, risico dat deels al werkelijkheid is. Het eerste dat onze politieke elite had moeten doen, in tegenstelling tot datgene waartoe zij zich allemaal verplicht achtten, was niet het zwaaien met het gevaar van het 'amalgaam', maar wel het Franse volk feliciteren met zijn geduld en mildheid, juist omdat het nooit, tot nog toe, heeft toegegeven aan het amalgaamdenken. Want eerst komt het de Franse moslims toe te bewijzen dat het amalgaam tussen islam en islamisme niet pertinent is. Al meteen in de eerste reacties na de feiten aan de niet-mohammedaanse Fransen vragen om geen 'amalgaam' te maken, wat zowel F. Hollande als N. Sarkozy en M. Le Pen deden, was de verantwoordelijkheid omgooien en de bewijslast omkeren. Waarom zouden de Fransen beslagen moeten zijn in de islam, en instaan voor het moeilijke onderscheid tussen islam en islamisme? Aan de muzelmannen zelf, per definitie beslagen in de islam, komt het toe zich niet met islamisme te amalgameren, en met woord en daad aan hun medeburgers te laten zien dat er geen reden is voor angst, en dat het amalgaam inderdaad ongegrond is. Dit haastige en unanieme discours, dat waarschuwde voor het risico op amalgaamdenken is dubbel problematisch. Het is een teken van een bepaalde lafheid ten opzichte van de Franse moslims, die men niet met de rug tegen de muur zet door hen te verplichten in te gaan op het problematische verband tussen islam en islamisme. Het is alsof men hen, door meteen al te af te kondigen dat er geen verband bestaat, de moeite van een hervorming wilde besparen. Het is ook een teken van minachting voor het Franse volk, waarvan men de intelligentie ontkent, en dat men op voorhand ervan verdenkt een amalgaam te zullen maken nog voor dit heeft plaatsgehad.

5) Misschien is Charlie wel het symbool geworden van de Franse vrijheid. Voor mijzelf ben ik er niet van overtuigd dat het altijd een voorbeeld van die vrijheid is geweest. Vrijheid is geen losbandigheid en onverantwoordelijkheid in de schoot van een moederlijke en beschermende Staat, ook al is die Gaullistisch. Deze historie heeft iets tragisch en hegeliaans. Als Charlie het symbool is geworden van een waarachtige en bewonderenswaardige vrijheid, als het bewondering heeft afgedwongen en nieuwe lezers heeft gewonnen, is dit wel sinds de affaire met de karikaturen in 2006. Omdat het toen de islamistische meester is tegemoet getreden, en de handschoen heeft opgenomen, is Charlie vrij geworden. Tragisch is de ironie van de Geschiedenis hier, want Charlie heeft toen, om zichzelf te kunnen blijven, opnieuw aanknoping moeten zoeken met waarden die ver afstonden van zijn soixante-huitard anarchisme. Het heeft zijn vrijheid moeten bewijzen in doodsgevaar, en de vrijheid moeten erkennen van dezen die hen lange tijd hebben beschermd, niet lang genoeg helaas: de politiemannen. Hen die ze vroeger bespotten met hun stupide slogan CRS-SS [Compagnie républicaine de sécurité - mv] ... Al diegenen die menen dat «être Charlie» kan doorgaan voor een publicitaire slogan, genre «touche pas à mon pote» [handen af van mijn makker - mv] of «gewaarborgd biologische teelt», zijn onbekwaam om de mate te zien waarin de voorwaarden tot uitoefening van de vrijheid zijn gewijzigd. Zij hebben de les niet begrepen die men uit dit tragische gebeuren dient te halen, en die een pagina omslaat in onze geschiedenis, de pagina van het linkserige gebrek aan verantwoordelijkheidszin.

6) Hoe kan men een oproep tot nationale eenheid ernstig nemen, afkomstig van diegenen, links zowel als rechts, die al veertig jaar niets anders hebben gedaan dan deze onderuithalen? Nationale eenheid zal geen product zijn van morele verontwaardiging, en van een massa die samenkomt om daar lucht aan te geven. Het volk is niet de menigte of de massa, maar een bepaalde omgangsvorm waarin men zich dag na dag één voelt in de banale woorden en daden van het gewone leven, een 'common decency' zoals Michéa dat zou noemen, in navolging van Orwell, en die onze elites verwoed hebben willen vernietigen tussen de klemschroef van ongecontroleerde immigratie en ongebreideld, individualistisch consumentisme. Het volk is niet de menigte of de massa, maar de uitoefening van een collectieve soevereiniteit door middel van een Staat die naam waardig, dit wil zeggen, in staat om zijn onafhankelijkheid te bewaren, en daarvan is de veerkracht ook al gebroken door de beate EU-adepten die nu plots, en al even beaat ontdekken dat ze 'Charlie zijn', terwijl ze al de tijd niets hebben gedaan om dat te bewijzen, door bijvoorbeeld gewoon de Franse vrijheid te verdedigen, die de vrijheid van Charlie om Charlie te zijn omvat.





http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html