23 juni 2017

Twee ontgoochelingen


Jean-François Paul de Gondi, cardinal de Retz (1613-1679) schreef zoals men dat enkel in zijn eeuw kon. Of nee, in de eeuw daarop kon men dat ook nog, want toen schreef Casanova – geen kardinaal, enkel een abbé. Die twee hebben gemeen dat ze zichzelf niet sparen in hun Memoires: ze vertellen ook over al hun nederlagen en kleine kantjes. Tenminste dat willen ze ons laten geloven, en zeker is dat de geloofwaardigheid van hun succesverhalen daardoor vergroot wordt.*
Retz schrijft aan Mme de ***: “Op vraag van u, schrijf ik de geschiedenis van mijn leven, en het plezier dat ik erin vind om u strikt te gehoorzamen, maakt dat ik mezelf zo weinig spaar.”
Casanova zal vertellen over La Charpillon, een zeventienjarig Zwitsers hoertje** dat in Londen werkte en waar hij verliefd op was. Zij ontzegde hem haar gunsten, pikte samen met haar moeder zijn halve fortuin in, en dreef Giacomo bijna tot zelfmoord. Met zijn zakken gevuld met lood stapte hij naar een brug over de Theems, maar onderweg liep hij een bekende tegen het lijf, ze dronken iets en aten iets, en van uitstel kwam afstel.
Bij Retz kunnen we niet echt van een depressie spreken, laat staan van een burn out, maar zeker wel van een dipje:

Mme de La Vergne, de moeder van Mme de Lafayette, was in een tweede huwelijk getrouwd met de chevalier de Sévigné, en mevrouw haar dochter logeerde daar op dat moment, of ze logeert er nog.
Deze Mme de La Vergne was au fond een fatsoenlijke vrouw, maar gretig naar elk laatste weetje, en ingenomen met welk soort intrige ook, zonder uitzondering. Meer dan enige vrouw die ik ooit heb gekend. Wat ik haar die dag voorstelde, omdat ze mij daarbij goede diensten kon bewijzen, was van aard om een heilig boontje meteen af te schrikken. Ik kruidde mijn discours nu met zo’n aantal plechtige verklaringen over mijn goede intenties en integriteit, dat het niet tegen de borst stootte. Maar tegelijk werd de boodschap enkel in ontvangst genomen nadat ik plechtig had beloofd dat ik nooit zou beweren dat zij, van de diensten die ik haar vroeg, meer had begrepen dan wat in geweten en omwille van de goede, kuise, pure, simpele en heilige vriendschap mocht. Ik beloofde alles wat ze maar wilde. Ze nam mij op mijn woord, en was zelfs bijzonder verheugd zodoende een heel geschikte gelegenheid te hebben gevonden om een eind te stellen aan mijn omgang met Mme de Pommereux, waarvan men aannam dat die niet zo onschuldig was.
De zaak waarvoor ik haar vroeg mij behulpzaam te zijn, moest puur vergeestelijkt, engelachtig van aard zijn, want het ging om Mlle de La Loupe, die u hier eerder al ontmoet hebt onder de naam Mme d’Olonne. Ze was mij enige dagen daarvoor zeer bevallen, in een klein gezelschap dat zich had gevormd in het cabinet van Madame. Ze was mooi, ze was aanvallig door haar voorkomen en haar discretie. Ze logeerde vlak bij Mme de La Vergne, ze was een intieme vriendin van madame haar dochter. Ze had zelfs een deurtje laten steken waardoor zij elkaar konden ontmoeten zonder het pand uit te hoeven. De genegenheid die de chevalier de Sévigné mij toedroeg, en dat ik in zijn woning thuis was, en wat ik over de behendigheid van zijn vrouw wist, dat alles droeg sterk bij tot mijn goede verwachtingen. Zoals het liep bleken die volslagen ijdel. Want al rukte men mij de ogen niet uit, en kneep men mijn keel niet dicht om me zelfs nog maar het zuchten te beletten, en al merkte ik aan bepaalde gedragingen dat men er geen bewaar tegen had te zien hoe gedwee de paarse keppel was, en hoe schitterend opgemaakt en stralend zij ook was, we bleven altijd op voet van gestrengheid, of beter gezegd van eerbaarheid, wat mijn tong afsneed alhoewel die nogal libertijns was, en dat moet diegenen verwonderen die nooit Mlle de La Loupe hebben gekend, en over Mme d’Olonne hoogstens hebben horen spreken. Deze kleine geschiedenis doet zoals u ziet weinig eer aan mijn verleidingskunsten. En nu zal ik het kort even hebben over de gebeurtenissen in Guyana.

Maar ik neem aan, lezer, dat de gebeurtenissen in Guyana u minder interesseren.
__________

* Te vergelijken met wat Rudolf Erich Raspe zijn Baron Munchausen laat bekennen: ‘Notwithstanding all my courage, notwithstanding the speed, the cleverness, the readiness of my horse, I was not always successful.’ 
** Marie-Anne-Geneviève Augspurgher (ca.1746-1777).

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html