31 december 2018

Om het nieuwe jaar goed in te zetten...


...geef ik hier een stukje dat alle politici, die per definitie begaan zijn met  ons welzijn, met vrucht zullen doornemen. 
Het is een spannende les grondwettelijk recht, in 2011 gegeven door wijlen professor Senelle aan Jean-Pierre Rondas, toen zulke programma's om de een of andere reden nog konden.

27 december 2018

Zijn onze journalisten nog wel 'Charlie'?


Vermoedelijk heeft geen enkele krant van bij ons gerapporteerd dat er na de moslimterreur in Straatsburg, en in de nasleep daarvan, nog een paar andere dingen aan de hand zijn in Frankrijk. Daarom vertaal ik een stukje uit Causeur: 'Pleidooi voor Zineb El Rhazoui'. En vervolgens kunt u haar horen, ook met vertaling. Maar de vraag van de titel zult u zelf moeten beantwoorden, lezer.

« Pour Zineb El Rhazoui »
Wie Zineb het zwijgen wil opleggen, wil om het even welke kritiek op de islam verstikken

“De islam moet zich aan kritiek onderwerpen, zich humor laten welgevallen, zich onderwerpen aan de wetten van de Republiek, aan het Franse recht. Men is met deze ideologie (islamisme) nog niet klaar als men de mensen vertelt: de islam is een religie van vrede en liefde, alleen deugt dat terrorisme niet.”
Deze woorden van het gezonde verstand werden op 14 december uitgesproken op CNews, na de islamistische aanslag in Straatsburg, en ze zouden zonder aarzeling herhaald mogen worden door elkeen die beweert dat hij het met onze samenleving goed voorheeft. Maar die woorden hebben Zineb El Rhazoui sindsdien een storm van haat opgeleverd: beledigingen natuurlijk, maar vooral oproepen tot moord en verkrachting… die vanzelfsprekend enkel de gegrondheid van haar uitspraken bevestigen.
Steun zonder enig voorbehoud voor deze republikeinse baken.
Anderen zou de schrik om het hart slaan, en hen doen berusten. Haar niet. Gelukkig voor ons allemaal en voor Frankrijk, buigt deze oud-journaliste van Charlie-Hebdo helemaal niet, en heeft zij de tegenaanval ingezet –laten we hopen dat Justitie zal laten blijken dat ze de inzet begrijpen– en heeft zij de 19de december op dezelfde zender haar overtuiging duidelijk herhaald: “De islam moet zich onderwerpen aan kritiek, zich humor laten welgevallen, zich aan de rede onderwerpen, aan kritiek, net zoals alle andere religies, zoals alle andere sekten.
Zij verdient onze dankbaarheid en bewondering, en samen met de hele équipe van Causeur betuig ik haar mijn onvoorwaardelijke steun.

o-o-o-o-o

Zineb El Rhazoui: Nooit, van mijn hele leven nog niet, heb ik een dergelijke racistische modderstroom over mij heen gekregen als vanwege mensen die Mohammed en Mustafa heten. Die me zeggen: achterlijke boerin, blédarde* keer terug naar huis. Er zijn tweets die zeggen…
CNews: Sinds vrijdag?
Zineb El Rhazoui: …wat is dat toch voor een bougnoule** die zich met alle geweld wil integreren? En dan moet u bedenken dat wij in televisiestudio’s onszelf maar blijven geselen, want wij hebben mensen niet kunnen integreren die in werkelijkheid niet willen integreren.
CNews: Alleen dat…
Zineb El Rhazoui: Verontrustend is dat die bewuste tweets, dat zijn mensen met de Franse nationaliteit –het zijn jonge Fransen, dat merk je aan hun manier van schrijven, aan hun stijl– die hier zijn, die op ons spuwen, die oproepen om mij een kogel tussen de ogen te jagen, en ik citeer letterlijk bepaalde tweets. En waarom? Omdat als geïntegreerde, ik bijgevolg ook verkocht ben. Maar wat verbergt die haatcampagne nu echt? Dat is een islamistische strategie die erin bestaat alle kritische stemmen het zwijgen op te leggen, om zo vooruitgang te maken, in alle rust de samenleving te islamiseren en tegelijk zichzelf toch als slachtoffers te blijven voordoen terwijl ze moorden. Ze doden niet enkel in Frankrijk, ze doden overal ter wereld. Het aantal journalisten dat door deze dodelijke ideologie werd vermoord is niet meer te tellen.
_________
  * Blédard: koloniaal die leeft op het achterlijke, kale platteland: van bled + het denigrerende suffix –ard. Ook: Franse militair in Noord-Afrika.
** Bougnoul: denigrerend voor onder meer 'Maghrebijn'.



Zineb El Rhazoui: Je n’ai jamais pris de toute ma vie un tel torrent de boue raciste que de la part de gens qui s’appellent Mohammed et Mustafa. Qui me disent: espèce de blédarde, retourne chez toi. Il y a des tweets qui disent…
CNews: Depuis vendredi ?
Zineb El Rhazoui: …mais qui est cette bougnoule qui veut s’intégrer à tout prix? Et vous vous rendez compte que nous sur les plateaux de télé, on est là à s’autoflageller à dire nous, nous n’avons pas intégrer des gens qui en réalité ne veulent pas ‘s’intégrer.
CNews: Ah, seulement…
Zineb El Rhazoui: Ce qui est inquiétant c’est que ces tweets-là, ce sont des gens qui sont des Français, ce sont des jeunes Français, ça se voit à leur façon d’écrire, à leur style, qui sont là, qui nous conspuent, qui appellent à me mettre une balle entre les deux yeux, je cite littéralement certains tweets. Pourquoi, parce que je serais intégrée, que je serais une vendue. Et en fait, en réalité que masque cette campagne de haine ? C’est une stratégie islamiste qui consiste à faire taire toutes les voix critiques pour pouvoir avancer, islamiser la société en toute quiétude, tout en continuant à se victimiser, alors même qu’ils tuent. Ils ne tuent pas qu’en France, ils tuent partout dans monde. Le nombre de journalistes assassinés par cette idéologie mortifère ne se conte plus.

Prettige kerstdagen verder!

22 december 2018

Democratie volgens Béatrice


Waarom willen redelijke mensen nu geen verkiezingen? Ivan de Vadder vroeg aan Béatrice Delvaux of het thema ‘migratie’ hier misschien een rol speelde. Zelfs in het Nederlands blijkt de analysekracht van de Dilbeekse Béatrice Delvaux: 
1. de mensen zullen boos zijn
2. misschien willen ze niet gaan stemmen
3. diegenen die wel gaan stemmen zullen misschien verkeerd stemmen
4. zo kun je geen campagne voeren




Oh, pff, pff, de, de schrik is dat de, dat de mensen zullen zo boos zijn dat door de crisis het feit dat de regering gevallen is dat ze moeten naar de verkiezingen gaan, dat de mensen zullen zo boos zijn dat ze willen misschien niet gaan stemmen of, heu, dat ze eens op een andere manier stemmen dan de partijen hopen dat ze kúnnen doen, dat er geen eerlijke campagne kan gevoerd worden.

21 december 2018

RIC: het Zwitserse voorbeeld trekt


Ik neem aan dat de afkorting GGMMI niet iedereen in de mond bestorven ligt, maar ze betekent: ‘gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen’. Ook de Fransen hebben iets dergelijks en ze noemen het SMIC: salaire minimum interprofessionnel de croissance. Iemand die van zo’n loon leeft, heet bij hen un smicard (of une smicarde), waarbij het aanhangsel –ard vaak duidt op iets onwenselijks of afkeurenswaardigs.
In elk geval klinkt SMIC hanteerbaarder dan ons GGMMI. Maar nu hebben de Fransen weer een nieuw letterwoordje: RIC.

In Libération lezen we :
Quand Macron finit par promettre 100 euros pour les travailleurs au smic, les gilets jaunes ne pensent déjà plus qu’à une chose, le RIC, ou référendum d’initiative citoyenne. Que le Président se rassure, ce sera la dernière de leurs requêtes. Car elle permet d’englober toutes les autres et de faire du peuple le législateur en dernier ressort.
Terwijl Macron uiteindelijk 100 euro beloofde voor de arbeiders met het gewaarborgd minimumloon, denken de gele hesjes nog maar aan één ding, le RIC, het referendum op burgerinitiatief. De president mag er gerust in zijn, dit wordt hun laatste eis. Hij omvat immers alle andere, en maakt het volk tot wetgever in laatste instantie.

LOLR (lender of last resort) was de bevolking al, want zo'n Centrale Bank stelt natuurlijk niet veel voor als puntje bij paaltje komt, maar nu wil die bevolking ook iets te zeggen hebben over haar eigen wetten!
Pech voor de macrongetrouwe journalisten is dat –hoe soepel RIC ook klinkt– het denigrerende suffix -ard in dit geval niet bruikbaar is. Ze zullen een ander woordje moeten verzinnen.

20 december 2018

Een alom verbreide misvatting rechtgezet


Toen Paris de gouden appel aan Aphrodite gaf, en niet aan Hera of Pallas Athene, deed hij dat omdat ze mooi was, niet omdat ze de mooiste was, zoals iedereen denkt en elke schooljongen vroeger leerde.
Filologie is onverbiddelijk, en in tegenstelling tot bijvoorbeeld politicologie en dergelijke een wetenschap, geen vrijblijvend geleuter: je kunt niet om het even wat beweren. In een voetnoot bij “Des Dieux et du Monde” van Saloustios (een vriend van Julianus de Afvallige) las ik:

Il ne semble pas que l’on doive « attendre » le superlatif, comme l’a pensé A.-D. Nock [de vertaler Gabriel Rochefort aanvaardt een conjectuur van deze Nock niet, die voorstelde een superlatief, een overtreffende trap te lezen, want dat gewone ‘mooi’ moest wel een vergissing van een kopiist zijn]. Il ne s’agit pas en effet qu’Aphrodite soit « la plus belle », mais il suffit qu’elle soit jugée « belle » pour recevoir le prix, ce qui implique que ses concurrentes soient d’une beauté indifférente ou banale, aux yeux du royal et séduisant arbitre.

Af en toe kijk je in die prachtige Budé-uitgaven ook eens op de rechterpagina, en daar staat dan inderdaad καλήν, een stellende trap, accusatief, vrouwelijk, enkelvoud. De vertaler Gabriel Rochefort volgt hier Karel van het Reve die meende: een vertaler moet vertalen wat er staat.

Maar mijn indruk is dat die stellende trap de zaken alleen maar erger maakt voor Hera en Pallas Athene, en ik kan dus begrijpen dat zij diep gegriefd waren.
______________
noot van 19 januari. De schitterende vertaling van Rein Ferwerda geeft: 'Paris vond Aphrodite mooi en gaf haar de appel.'

18 december 2018

We kunnen zoetjesaan zonder waarzeggers


Enoch Powell deed in 1968 een sombere voorspelling, maar als classicus wist hij vanzelfsprekend dat zulke zaken nooit in goede aarde vallen.

Above all, people are disposed to mistake predicting troubles for causing troubles and even for desiring troubles: ‘If only,’ they love to think, ‘if only people wouldn’t talk about it, it probably wouldn’t happen.’ Perhaps this habit goes back to the primitive belief that the word and the thing, the name and the object, are identical.
Bovenal zijn mensen geneigd om het voorspellen van narigheid te verwarren met het veroorzaken van narigheid, of zelfs het zoeken van narigheid: ‘Als men,’ willen ze graag denken, ‘als men er maar niet over praat, dan gebeurt het wellicht niet.’ Mogelijk gaat deze gewoonte terug op het primitieve geloof dat het woord en het ding, de naam en het object identiek zijn.

En dit is het oordeel van de filosoof Roger Scruton over hem:

He was somebody who took a point, elaborated it and was led by it to its own implied conclusion, and as a philosopher I admire that. That’s the way one should think if one’s interested in truth. But if one’s interested in persuading people, then of course that might be a mistake. People are often frightened by logic, they’re frightened by the truth also.
Hij was iemand die stelling nam, deze stelling ontwikkelde en uitkwam bij de impliciete gevolgtrekking eruit. Als filosoof bewonder ik dat: zo hoort iemand te denken die zich voor de waarheid interesseert. Maar voor wie geïnteresseerd is in het overtuigen van mensen, kon dat wel eens een vergissing zijn. Mensen worden al snel afgeschrikt door logica, en ook voor de waarheid zijn ze bang.

Vandaag hebben we natuurlijk geen voorspellers meer nodig. In alle steden van Europa staan er betonblokken rond de ‘wintermarkten’, en je ziet ook soldaatjes met geweren. Soms ook traliewerk, zoals in Berlijn. Wel vraagt men je nergens, naar ik hoor, dat je je schoenen uittrekt of je broeksriem door een scanner laat halen. Zover zijn we blijkbaar nog niet, maar niettemin: het volstaat te zien wat iedereen ziet.
Een eenvoudige opgave, zij het niet voor iedereen even eenvoudig. « Il faut toujours dire ce que l'on voit : surtout il faut toujours, ce qui est plus difficile, voir ce que l'on voit, » zei Charles Péguy. Altijd zeggen wat je ziet, maar vooral, en een stuk moeilijker: altijd zién wat je ziet.
Met dat laatste hebben politici, hun journalisten, politicologen enzovoort het vaak moeilijk.

Hier hoort u eerst Scruton, met onder zijn eerste woorden helaas een alarmistisch en vulgair muziekje dat de BBC-journalisten nodig vonden, en dat er niet helemaal af te knippen viel. Bij wijze van excuus aan mijn lezer heb ik tussen hem en de Franse auteur Georges Bensoussan enkele beschaafde noten ingevoegd. Bensoussan zegt au fond niets dat Powell al niet een halve eeuw terug had gezegd, maar hij is even vernietigend voor de media:



Est-ce que dire ces faits, c’est les faire exister, et donc participer en mêlées sociales qui pourraient demain nos entraîner à des affrontements civils? Ou bien est-ce qu’au contraire dire ces faits, c’est empêcher que demain des affrontements civils aient lieu, parce que la parole aura été dite, et qu’on aura empêché par la parole d’entretenir le désespoir de la majorité du peuple français, qui est au courant de tous ces faits et gestes, mais qui en a assez de l’inaction des politiques, et de la peur de la classe médiatique d’appeler un chat un chat
.

Die feiten benoemen, betekent dat ook dat je ze in het leven roept en bijgevolg deelhebt aan sociale troebelen die ons morgen konden meeslepen in confrontaties tussen burgers? Of belet integendeel het benoemen van die feiten dat confrontaties tussen burgers zullen plaatshebben, omdat het woord gevallen is, en je door dat woord niet langer voedsel geeft aan de wanhoop van de meerderheid van het Franse volk, dat weet wat er omgaat en zijn bekomst heeft van de passiviteit van de politici en de vrees van de journalistieke klasse om het beest bij zijn naam te noemen.

14 december 2018

Overal waar het islamisme bloeit, komt links bloedig aan zijn eind


Na de moslimaanslag in Straatsburg, klinkt de boodschap van deze linkse stem zo mogelijk nog prangender:

« Partout où l’islamisme a prospéré, la gauche a fini en sang »
Interview van Causeur met Jean Birnbaum
Daoud Boughezala, Elisabeth Lévy en Gil Mihaely - 12 december 2018

Jean Birnbaum heeft als linkse intellectueel zijn strepen verdiend, en geconfronteerd met het islamistische offensief stelt de directeur van de Monde des livres de ontwapening van zijn eigen kamp aan de kaak. Het onbewuste etnocentrisme van Links, zegt hij in zijn nieuwe essay, heeft het blind gemaakt voor het anders-zijn. De religie van de zwakkelingen (La religion des faibles) is een melancholisch lofdicht op een universalistisch progressivisme dat zich van zijn Europese wortels bewust is, en bereid deze te verdedigen.

In uw nieuwe boek De Religie van de zwakkelingen: wat het djihadisme over ons zegt, beschrijft u de genealogie van een verschijnsel dat de lezers van Causeur goed bekend is: de onwil die erop neerkomt het jihadisme te minimaliseren door de verantwoordelijkheid ervoor op het Westen te gooien. Hoe verklaart u, als man van links, de blindheid in uw kamp voor de opgang van het islamistische obscurantisme?
Jean Birnbaum: Ik probeer de zonde van hoogmoed te analyseren die mijn politieke familie van haar wapens berooft: de idee dat wij eens en voor altijd het centrum van de wereld zijn, de horizon van de Geschiedenis, en dat alle menselijke samenlevingen spontaan naar ons model toe neigen. Zo bekeken kunnen ‘de verworpenen der aarde’ onze dominantie enkel ter discussie stellen in naam van onze eigen waarden (vrijheid, democratie, socialisme…). En mochten per ongeluk enkelen onder hen onze levenswijze lijken te verwerpen, dan beschouwen we hen als primitieven die verzot zijn op wat ze zogenaamd willen verbranden. De filosoof Badiou, een profeet van dit geloof, beweert dat jihadisten handelen vanuit een “verlangen naar het Westen”. Om kort te gaan, op het moment zelf dat ze ons willen vernietigen, begeren ze ons. Nochtans, hoe meer tijd er verstrijkt, hoe sterker de twijfel zich laat voelen.

Causeur: Het westerse progressivisme is dus die ‘religie van de zwakkelingen’.
Birnbaum: Het progressivisme (de mensheid op mars naar een betere wereld), en zijn uitvloeisel het occidentalo-centrisme (die universele mars valt samen met onze geschiedenis), heeft Jean-Paul Sartre sappig samengevat toen hij schreef: ‘De vooruitgang, die lange steile weg, komt uit bij mij.’ Dit protserige narcisme doet zich voor onder het masker van de broederlijkheid, maar in de geest van de ‘derdewereldmensen’ is er nauwelijks plaats voor een ‘derde’.

Causeur: En zo is Links ertoe gekomen, diegenen die het islamisme onrustwekkend vinden veel dieper te verachten dan het islamisme zelf… Zich van vijand vergissen noemt men dat.
Birnbaum: Het geval van de «pieds-rouges» is emblematisch. Ik, die opgegroeid ben met de Algerijnse oorlog nog in herinnering, heb tamelijk laat ontdekt wat de lotgevallen waren van de mannen en vrouwen die de strijd van het FLN hadden gesteund, en die na de onafhankelijkheid besloten om zich in Algerije te vestigen om daar ‘het socialisme’ op te bouwen. Maar direct is het regime in ijltempo begonnen met de arabisering en islamisering van het land, en die Franse militanten kregen een poepje te ruiken, sommigen werden zelfs gemarteld. En eens terug in Frankrijk hebben zij niet durven vertellen wat ze gezien hadden, bevreesd als zij waren de aanhangers van «Algérie française» in de kaart te spelen. Het is een oude geschiedenis, van generatie op generatie zijn wij opgevoed met die vrees ‘in de kaart te spelen van’… met als gevolg het risico wel eens ‘in de kaart te spelen’ van de terreur.

Causeur: Wanneer bent u zich daar bewust van geworden?
Birnbaum: 2015 was het kantelmoment. Een paar dagen na de aanslagen op Charlie en de Hyper Cacher, was ik op een vergadering met militanten uit de sociaal-culturele wereld, hoge functionarissen, intellectuelen… Zoals iedereen waren wij verbijsterd. Iemand nam het woord om te zeggen dat de jongeren geen werk vinden. Vervolgens waren er anderen die de crisis in de generatie-overdracht betreurden, en de invloed van sociale netwerken of videospelletjes.
Ik ben toen opgestaan en wilde de zaal discreet verlaten. Toen men mij vroeg waarom ik wegging, heb ik geantwoord: ‘Al de factoren die jullie opnoemen zullen wel een rol gespeeld hebben, maar als het een Breivik was geweest die deze aanslagen had gepleegd, zouden jullie dan ook de werkloosheid naar voren hebben geschoven, of Facebook of de generatiecrisis? Nee, jullie zouden zeggen en wij zouden allemaal zeggen: “No pasaran!” De gebroeders Kouachi hebben woorden uitgesproken, zij hebben uitgeroepen: “Wij hebben de profeet Mohammed gewroken!” Maar jullie weigeren hen ernstig te nemen.’ En voor mij komt die weigering op verachting neer, zo niet op racisme.

Causeur: In welke zin is dit racistisch?
Birnbaum: Omdat dit ‘begrip’ in misprijzen zwelgt. Dan mogen over de grenzen heen de jihadisten nog eensgezind hun discours houden, ze mogen voortdurend dezelfde verzen inroepen als hun broeders van Raqqa, van Brussel, of van Nairobi, in de fantasiewereld van de Zwakkelingen blijven ze onbehouwen kerels die niet weten wat ze vertellen. Dit Links koestert een beschamende nostalgie naar het koloniale verleden, naar de tijd dus dat Europa de enig denkbare heersende macht was, de enig mogelijke verdrukker, kortom de enige acteur in de Geschiedenis. Dat is de perversie van de Zwakkelingen: hun goede geweten zit vol neerbuigendheid, en al het mooie altruïsme kan maar slecht hun kruipend etnocentrisme verbergen.

Causeur: En wat nog het ongelooflijkst is: veel cynisme zit er in die verblinding niet echt, eerder een soort collectieve autosuggestie…
Birnbaum: Ja, ik zie er vooral een geëxalteerde ontkenning in, een geestdriftige blindheid. Deze religie heeft haar gelovigen, haar kalender, haar heilige plekken. Algiers is al genoemd. Het religieuze discours dat de rurale basis van het FLN in vuur en vlam zette, namen de Europese steunpilaren van het FLN niet ernstig. In hun oren betekende het woord ‘muzelman’ eenvoudigweg: strijder voor een bevrijding die al spoedig de Verlichting van het wereldse, feministische en socialistische Europa zou omarmen. Een halve eeuw later is dat geloof nog even drukkend: overal waar zij het voor het zeggen kregen, hebben de islamisten syndicalisten vermoord, feministen, verdedigers van de mensenrechten, en moslims die zich van hun religie een andere voorstelling hadden gemaakt dan de hunne. Maar in de geesten van de Zwakkelingen blijft elke soldaat die met een islamvlag zwaait altijd min of meer een FLN-rebel. De islamisten van hun kant geven geen ene moer om dat koloniale verleden. Zij zien hun strijd in het licht van een duizendjarige confrontatie met het Westen. Dat belet hen overigens niet om de Zwakkelingen naar de mond te praten met hun anti-imperialistische nostalgie, om bij hen welwillende zielen te vinden of zelfs, wat de ideologie betreft, enkele ‘valiezendragers’.

Causeur: Waarom zegt u eigenlijk ‘de Zwakkelingen’? De westerse progressieven zijn in dezen toch de sterken?
Birnbaum: Nee. De waarden van het westerse progressisme worden meer en meer aan de kant geschoven, en hun wervingskracht lijkt wankel. Dat het jihadisme vandaag het enige hoopgevende uitzicht is waarvoor duizenden jonge Europeanen bereid zijn te sterven aan het andere eind van de wereld, zegt veel over de toestand waarin wij ons bevinden. De tijd van de Internationale Brigades in Spanje ligt ver achter ons…
Wie de sterken zijn en wie de kwetsbaren, is goed te zien in het hoofdstuk dat ik wijd aan de Rushdie-affaire, aan de moord op de cineast Theo van Gogh en aan de executies bij Charlie. Om de werkelijke krachtsverhoudingen te zien, volstaat het om een mondiaal gezichtspunt in te nemen. Maar vaak, en ondanks zijn internationalistische erfenis, gaat Links ermee door deze kwesties te bekijken door een nationale bril, met categorieën als ‘minderheden’ of ‘particularisme’. Terwijl wat de jihadisten uitdragen niet onder minoritair particularisme valt, maar onder veroveringslustig universalisme.

Causeur: In het geval van Salman Rushdie of Asia Bibi krijgt men de indruk van een confrontatie tussen een individu dat met de dood wordt bedreigd, en een fanatieke massa die het terroriseert. Als een bepaald Links de eersten laat vallen ten voordele van de laatsten, is dat dan uit berekening, om zich achter het grootste aantal te scharen?
Birnbaum: We moeten inderdaad in herinnering brengen dat Rushdie eenzaam werd overgeleverd aan een planetaire geweldcampagne. Terwijl zijn Japanse vertaler werd vermoord, en zijn Noorse uitgever meerdere kogels kreeg, werd hijzelf door zijn vrienden voor racist en islamofoob versleten, hij, als immigrant verankerd in de moslimcultuur. Waarom gebeurt zoiets? Vooreerst omdat kritiek op het moslimintegrisme voor Links gelijkstond met een aanval op de religie van de misdeelden. Maar er is ook een schandelijkere factor in het spel, die ons terugvoert tot de lijfelijke echtheid van politiek: bevangenheid door het grote aantal, door de massa fanatieke figuren. In 1989, toen Khomeiny zijn fatwa tegen Rushdie lanceerde, is het Europa van de Zwakkelingen onder de indruk gekomen van het vermogen van de islamisten om overal bloedige rellen te ontketenen. In 2005 was dat opnieuw het geval, met de crisis rond de karikaturen die georkestreerd werd door organisaties en staten die allesbehalve misdeeld waren. De herinnering daaraan kan deels de draaierijen verklaren wat betreft Asia Bibi en haar ‘ontvangst’ op het Oude Continent. Haar gastvrijheid aanbieden is zich blootstellen aan de woede van een islamistische internationale die vandaag geen rivaal tegenover zich heeft. Wat in de grond de inschikkelijkheid tegenover de islamisten uitlegt, is minder en minder een rozige kijk erop, en meer en meer een heilige schrik ervoor.

Causeur: Charlie had zich daar niet van vijand vergist, en het is hen overigens fataal geworden…
Birnbaum: Wat dat betreft moet men het aangrijpende Le Lambeau van Philippe Lançon lezen. Charlie werd na de affaire van de karikaturen buiten de maatschappij gezet, verkeerde in hachelijke omstandigheden, en zag zich verplicht te verhuizen naar alsmaar smerigere lokalen. In zekere zin heeft die equipe laten zien wat de echte toestand van Links is in de mondiale krachtsverhoudingen: de redactie bestond uit kritische geesten, feministen, antiracisten… die elkaar nog kameraadschappelijk aan het uitkafferen waren voor ze als honden werden afgeslacht. En wat de Zwakkelingen hen in wezen niet vergeven, is misschien nog dat zij hun eigen kwetsbaarheid hebben laten zien, dat zij aan het licht hebben gebracht dat het progressisme geen kleren meer heeft en Links aan flarden ligt.

Causeur: U spreekt enkel over de jihadisten, maar de terroristische boom verbergt een islamistisch woud, grotendeels niet gewelddadig, maar toch flink de weg van de culturele afscheiding inslaand.
Birnbaum: Voor die kwesties had men beter kunnen luisteren naar de Tunesische, Algerijnse of Iraanse lekenmilitanten, want al decennialang stellen die de manier aan de kaak waarop de integristen hun greep op het dagelijks leven versterken, ook op de meest gewone plekken. Recent nog vertelde me een prefect dat in Montpellier in bepaalde cafés vrouwen niet enkel niet langer welkom waren, maar dat ze er niet eens langs mochten lopen, en dat actiegroepen marsen moesten organiseren opdat vrouwen die plekken opnieuw in bezit konden nemen. In mijn boek haal ik de beruchte uitspraak van Benoît Hamon aan: ‘Als we de geschiedenis bekijken, waren er in de arbeiderscafés geen vrouwen.’ Ik haal historische werken aan, laat zien dat dit vals is, en dat Hamon met zijn foute bewering het ideaal van de emancipatie heeft ondermijnd waar hij zegt achter te staan, want juist cafés onder meer zijn de bakermat van dit ideaal. In plaats van met een naïef-evolutionaire kijk op de tijd ervan uit te gaan dat elk café in de loop van zijn geschiedenis onvermijdelijk moet gaan van een stadium A (uitsluitend mannen) naar een stadium B (open voor vrouwen), had Hamon toch min of meer kunnen zien dat het lot van die plekken afhangt van wie ze frequenteert, en van de vaste meningen die zij koesteren. Karl Marx beweerde dat eenvoudig al de levenswijze van de arbeiders-militanten “het verval metterdaad” van de burgerlijke samenleving weergaf. Bijna twee eeuwen later zijn een aantal van die cafés ingepalmd door andere activisten, wier levenswijze deze keer “het verval metterdaad” weergeeft van welke democratische samenleving ook.

Causeur: In uw boek rehabiliteert u een occidentalisme in de marxistische traditie dat vandaag grotendeels vergeten is geraakt…
Birnbaum: Ik herinner eraan dat voor Marx het socialisme onlosmakelijk verbonden was met een culturele ruimte die hij tegengesteld zag aan het “oriëntaalse despotisme”, een sleutelbegrip dat Stalin en zijn erfgenamen begraven hebben. In het boek kom ik terug op de lotsbestemming van de arbeidersbeweging, met haar organisaties, haar sociaal hulpbetoon, haar leesclubs, om daarmee aan te tonen dat zij een voorpost was in dit buitengewone avontuur, ruimtelijk en misschien ook in de tijd begrensd, dat men de Europese beschaving noemt. Ook al vergeten de mensen van Links het vaak, de rechten die zij verdedigen, de strijd die de hunne is, en tot zelfs hun meest banale handelingen en gebaren zitten ingebed in die ervaringsruimte, die op wereldschaal meer en meer weg heeft van een soort lokale cultuur, ja zelfs van een antropologisch curiosum.

Causeur: U hekelt de zaak wel, maar gebruikt nooit het woord ‘islamo-gauchisme’. Is dat niet een beetje de schroomvalligheid van een juffer?
Birnbaum: Ik ben niet gesteld op die term. Het koppelteken impliceert dat Links uitdrukkelijk een alliantie met de islamisten zou zijn aangegaan, en zelfs zich aan hen zou hebben onderworpen. Maar wat ik in mijn boek beschrijf is minder een vrijwillige onderwerping dan een dolgedraaide arrogantie. Een van de grondteksten van het veronderstelde ‘islamo-gauchisme’, De profeet en het proletariaat, van de hand van een Engelse trotskist, Chris Harman in 1994, stelt niet dat men aan de islamisten trouw moet betonen, maar dat om te overwinnen de revolutionairen een gemeenschappelijk front met hen moeten vormen, tegen het imperialisme. ‘Met de islamisten zo nu en dan, met de staat nooit!’ is zijn resumé. Maar wat je treft als je die tekst leest is de buitensporige pretentie ervan, typisch voor Zwakkelingen: Harman en zijn Europese kameraden blijven ervan overtuigd dat ze de islamisten kunnen overtroeven. Wie de wetten van de Geschiedenis kent, weet dat de verdrukten ‘ten langen leste’ niet anders zullen kunnen dan zich bij revolutionair Links voegen. Maar het zijn heel gevaarlijke gezellen gebleken. Een Libanese marxist als Gilbert Achcar geeft dat toe: Overal waar het islamisme bloeit, komt Links bloedig aan zijn eind. ‘Ten langen leste’ zijn de verdrukten niet altijd diegenen die men denkt.

Causeur: Bent u nog altijd een man van links?
Birnbaum: Als ‘verscheurdheid in de aard van links zit’, zoals Dionys Mascolo zei, dan ben ik onveranderd nog helemaal links. De religie van de Zwakkelingen, ik spreek daar niet van buitenaf over, ik ken haar van lijf en leden, ik die als erfenis de hoop op sociale emancipatie heb meegekregen en de waarden van de anti-kolonialistische, antiracistische, feministische traditie. Maar ik constateer dat die politieke cultuur aan flarden ligt, en ik probeer de scheurwond te boven te komen door een “wij” op te lappen. Het “wij” dat ik weef is een “wij” van elke herkomst, een “wij” in beweging, waarvan de gaten dringend weer gemaasd moeten worden als we niet willen dat Europa zich afsluit achter een haag van prikkeldraad. Maar ik moet niet zonder droefenis vaststellen dat sinds het verschijnen van mijn vorige boek de dingen nog meer op scherp zijn gesteld, en de plekken schaars worden waar men loyaal tegenover elkaar staat. In De religie van de zwakkelingen ga ik de discussie aan met Badiou, Emmanuel Todd of nog met het Comité invisible, maar Links wil geen tegensprekers meer, het wenst enkel nog vijanden. Ten tijde van het stalinisme werden intellectuelen van anti-totalitair links, die onrustige strekking waartoe ik mij reken, als ‘reactionairen’ weggezet door het zelfgenoegzame links. Vaak hadden ze geen andere spreekbuis meer dan kranten die als rechts werden gerangschikt. Op mijn niveau maak ik zowat hetzelfde mee. «Surtout si vous n’êtes pas d’accord!» is niet het devies van l’Humanité, de krant van mijn moeder, of van Le Monde diplomatique, de bijbel van mijn jeugd, het is de slogan van Causeur, waar ik vandaag ben geïnviteerd om mijn zegje te doen  Pardon, maman.



9 december 2018

La grande Muette spreekt


Twaalf Franse generaals hebben zich openlijk tot Manu gericht, en zij sparen hun woorden niet. Ik vraag mij nu af – het Belgische leger zal toch wel een dozijn generaals hebben – of dat hier ook denkbaar zou zijn. 
Maar het is te laat voor zo’n brief, onze Charles zit zonder énig mandaat al in de vlieger. Een militaire vlieger vermoed ik, maar dat moeten we bij Minister van Landsverdediging Didier navragen, want Charles kan natuurlijk ook gewoon voor Royal Air Maroc gekozen hebben.

U kunt niet zonder publiek debat dit nieuwe stuk nationale soevereiniteit afstaan, terwijl 80% van de Franse bevolking van oordeel is dat men de immigratie een halt moet toeroepen, of aan drastische regels onderwerpen. Door in uw eentje de beslissing te nemen dat pact te tekenen, zou u een bijkomende drijfveer tot revolte leveren aan de woede van een volk dat het al zwaar te verduren kreeg. U zou zich schuldig maken aan verwerping van de democratie, zelfs aan verraad aan de natie. 

Vous ne pouvez pas céder ce nouveau pan de la souveraineté nationale sans un débat public alors que 80% de la population française considère qu’il faut stopper ou réguler drastiquement l’immigration. En décidant seul de signer ce pacte, vous ajouteriez un motif de révolte supplémentaire à la colère d’un peuple déjà malmené. Vous vous rendriez coupable d’un déni de démocratie, voire de trahison à l’égard de la nation.

7 december 2018

Marianne gemolesteerd


De Franse spion Gilles Sacaze, gewezen directeur bij de sécurité extérieure (DGSE), zei bij Sonia Mabrouk op Cnews een paar behartigenswaardige dingen over de vernielingen (saccages) aan de Arc de Triomphe. Me dunkt dat, op hun niveau, Mark Eyskens, Guy Verhofstadt en Herman De Croo dat in hun zak mogen steken:

Gilles Sacaze: Er zijn jammerlijke uitspraken gedaan, en dan zijn er… men heeft de publieke functies gedesacraliseerd: het presidentiële ambt, maar niet enkel dat, de functie van politici in het algemeen. Goed, dat waren jammerlijke kleine uitlatingen, maar ze dateren niet van vandaag, dat was onder de vorige presidentstermijn, en zelfs onder Sarkozy met ‘casse-toi pauv’con’. Zo heeft men zaken gedesacraliseerd, en dan zegt men: de mensen respecteren ons niet. Maar ze respecteren de gendarme niet, ze respecteren de politieman niet, ze respecteren de president van de republiek niet, ze respecteren de Arc de Triomphe niet. Ziet u, men heeft van de natie of van het nationalisme een geestesziekte gemaakt, en dan zegt men nu: heb respect voor de nationale symbolen. Maar dat is een nieuw geluid! Nog niet zo lang geleden moest men… de natiestaat was een probleem, en het was Europa en de mondialisering waarop men zich moest richten. En we mogen dan zo u wil in hogelijk onzekere tijden leven, maar er zijn grenzen.
Sonia Mabrouk: Niet onbelangrijk wat u daar zegt.
Gilles Sacaze: Zeker, maar ik ben militair geweest weet u.
Sonia Mabrouk: Het is dat men misprijzen toonde voor bepaalde… enfin, misprijzen… men heeft bepaalde waarden vergeten, opzij geschoven, en vandaag roept men die in.
Gilles Sacaze: Precies. En men roept die waarden in als het ons goed uitkomt, en vervolgens moet men ze maar weer uitwissen als, heu… kijk, wat motiveert de gendarme die zaterdag, of de politieman die zaterdag het hoofd moet bieden aan straatstenen enzovoort? Zijn salaris is het niet. Het is… die kerel riskeert zijn leven. En om je leven te riskeren word je nooit genoeg betaald. Van het geld kun je dan niet meer genieten wil ik zeggen, een ontstellende evidentie, niet? Het is dus iets anders. Het is iets anders. En als men dat andere wegneemt, en dat andere is de Republiek, het is de Natie, het is Frankrijk, voilà, en als men dat decennialang wegveegt, wel, daarmee staan we nu waar we staan.

Laten we nu de visionair en schilder-dichter Mark Eyskens als eerste zijn wijsheid debiteren: ‘De wereld wordt een dorp! Het nationalisme is totaal achterhaald, het volk bestaat niet meer en de nationale staat verdampt in Europa.’
De bevlogen Guy Verhofstadt mag natuurlijk niet achterblijven. In een van zijn vele verwaarloosbare boekjes roept hij: ‘Het nationalistische denken en zijn vertakkingen in het fascisme en het nazisme hebben in een tijdspanne van honderd jaar een spoor van vernieling door Europa getrokken, zoals geen enkel continent op aarde dat ooit heeft meegemaakt.’
Gelukkig is er nog de hofnar Herman De Croo met een mooie, zij het niet van veel zelfkennis getuigende kreet: 'Ik ben echt geen Vlaams-nationalist omdat ik echt niet mentaal gehandicapt ben.'


Gilles Sacaze: Il y a eu des paroles malheureuses, alors il y eu… on a désacralisé les fonctions : la fonction présidentielle mais pas que ...d’une façon générale la fonction des politiques, bon. Par des petites phrases malheureuses mais ça ne date pas de maintenant, c’était également sous le précédent quinquennat, et puis même sous Sarkozy avec ‘casse-toi pauv’con’. Donc on a désacralisé les choses et on se dit: les gens ne nous respectent pas. Mais ils ne respectent pas le gendarme, ils ne respectent pas le policier, mais ils ne respectent pas les politiques, ils ne respectent pas le président de la République, ils ne respectent pas l’Arc de Triomphe. Mais on a fait, si vous voulez, de la nation ou du nationalisme une maladie mentale. Donc maintenant on dit: respectez les symboles nationaux. Mais c’est nouveau! Il n’y a pas longtemps il fallait… la nation c’était un problème, il fallait se tourner vers l’Europe et la mondialisation. Donc on est plus dans l’insécurité si vous voulez, mais il y a une limite.
Sonia Mabrouk: C’est important ce que vous dites.
Gilles Sacaze: Mais bien sûr, mais j’ai été militaire si vous voulez..
Sonia Mabrouk: C’est qu’on a méprisé certaines… enfin, méprisé : oublié, mis de côté certaines valeurs, et aujourd’hui on en appelle à ces valeurs-là.
Gilles Sacaze: Exactement, et on en appelle à ces valeurs-là quand ça nous arrange, et puis il faut les effacer quand heu… encore une fois, vous avez les… qu’est-ce qui motive le gendarme qui samedi, ou le policier qui samedi va faire face aux pavés et cetera. C’est pas le salaire. C’est… le gars il risque sa vie. On n’est jamais suffisamment payé pour risquer sa vie. Je veux dire on ne va pas profiter de l’argent, c’est d’une évidence déconcertante si vous voulez. Donc, c’est autre chose. C’est autre chose. Si on enlève cette autre chose, et cette autre chose c’est la République, c’est la Nation, c’est la France et voilà. Quand on a effacé ça pendant des décennies, bien alors on en arrive là.

3 december 2018

Liever lomp dan trendy


Een lid van de Académie française dat zichzelf op tv, in dit geval Cnews, een lomperd (un plouc) noemt, dat is waarschijnlijk niet eerder voorgekomen. Alain Finkielkraut deed het omdat hij sympathiseert met de gele hesjes. Hij wil vooral geen trendy jongen zijn (un branché).
Dat woord ‘plouc’ zult u niet aantreffen in bijvoorbeeld de zesdelige Robert, wel in de Dictionnaire du français argotique et populaire van Larousse, een beknopt boekje van 1977.
Het woord 'beauf' (oorspronkelijk beau-frère) is weer ontstaan in de kringen van Charlie Hebdo, en het betekent zoveel als: een hufter die caféwaarheden debiteert, nooit iets leest en zekerheden heeft waar hij nooit van zal afstappen. Het Amerikaanse redneck komt in de buurt. Cabu tekende de beauf als een gezet mannetje met een alpinopet en een snorretje, naast een petanqueveldje staand met een pastis in de hand. Niet helemaal het portret van Finkielkraut.
Branché is ook argot, al is het net als plouc algemeen verbreid nu. Het betekent zoveel als: modern, in, modieus, chic. Ik koos voor ‘trendy’ maar noch ‘plouc’ noch ‘branché’ laten zich dekkend vertalen met één woord.

Alain Finkielkraut: Wat ik vaststel is dat bijvoorbeeld de kritische sociologie, en een groot aantal journalisten geen rekening houden met wat zich in die regio’s afspeelt. Men onderhoudt ons over de creativiteit van de banlieues, over de energie van de banlieues, over de uitsluiting waar de jongeren van de banlieues het slachtoffer van zijn, maar wat er omgaat in de Creuse, in Picardië of in de Moezelstreek, daar vertelt men ons niets over. Dat is het dus allemaal, over dat misprijzen heb ik het, en persoonlijk heb ik me altijd nauwer verwant gevoeld met lomperds dan met trendy jongens, aangezien 'trendy' inhoudt dat je dan applaudisseert voor ensceneringen die van repertoirestukken een reclamefolder maken voor de onvoorwaardelijke gastvrijheid of voor de LGTB-belangen.
Sonia Mabrouk: Mag ik even een precisering, als u zegt…
Alain Finkielkraut: Ik ben dus eerder een lomperd.
Sonia Mabrouk: U bent eerder een lomperd.
Alain Finkielkraut: Eerder een lomperd.
Sonia Mabrouk: ...als u zegt 'eerder een lomperd', moeten wij natuurlijk begrijpen dat u dat ironisch zegt, want sommigen hebben gezegd – en vergeeft u mij, het is absoluut niet onze uitdrukking, ik zet ze tussen aanhalingstekens, maar u hebt het ook gehoord: dit is het Frankrijk van de boerenkinkels. En sommigen hebben gezegd: dit is het witte Frankrijk dat op straat komt. [...] Mag men zeggen dat u steun verleent, Alain Finkielkraut, aan die beweging van de gele hesjes?
Alain Finkielkraut: Jazeker, met dien verstande dat ik kritiek mag geven…
Sonia Mabrouk: Dat zult u ook doen, maar…
Alain Finkielkraut: …wat betreft bepaalde gedragingen, of zelfs bepaalde uitschuivers, maar nogmaals, op zich vind ik het naar buiten komen van die beweging heilzaam.



Alain Finkielkraut: Ce que je constate, c’est que la sociologie critique par exemple, et un grand nombre de journalistes ne tiennent pas compte de ce qui se passe dans ces régions. On nous parle de la créativité des banlieues, de l’énergie des banlieues, de l’exclusion dont sont victimes les jeunes de banlieue, on ne nous parle pas de ce qui se passe dans la Creuse, en Picardie, ou en Moselle. Donc c’est tout cela, c’est de ce mépris que je parle, et personnellement je me suis toujours senti plus proche des ploucs que des branchés, dès lors qu’être branché c’est applaudir des mises en scène qui transforment les œuvres de répertoire en prospectus pour l’hospitalité inconditionnelle, ou pour la cause LGTB…
Sonia Mabrouk: Je veux juste une précision quand vous dites…
Alain Finkielkraut: …donc je suis plutôt plouc.
Sonia Mabrouk: Vous êtes plutôt plouc.
Alain Finkielkraut: Plutôt plouc.
Sonia Mabrouk: Quand vous dites plutôt plouc, parce que, il faut comprendre évidemment vous le dites de manière ironique, parce que certains ont dit que c’était la France – pardonnez-moi c’est pas du tout notre expression, je la mets entre guillemets – vous l’avez entendu: la France des beaufs. Certains ont dit: c’est la Franche blanche qui est là dans la rue. [...] Donc on peut dire un soutien, Alain Finkielkraut de ce mouvement des gilets jaunes?
Alain Finkielkraut: Ah oui, c’est-à-dire que je peux émettre des critiques…
Sonia Mabrouk: Vous allez le faire, mais…
Alain Finkielkraut: …à l’égard de certaines attitudes, voire de certains dérapages, mais l’expression-même de ce mouvement, je la trouve, encore une fois, salutaire.

1 december 2018

Riocreux bij Taddeï


Frédéric Taddeï is een Franse journalist die honderden culturele programma's heeft verzorgd op radio en televisie, politieke programma's gemodereerd ook, en dat op de grote zenders. En onlangs is hij overgestapt naar Russia Today. Dat heeft voor opschudding gezorgd: hij heeft zijn ziel aan de duivel Poetin verkocht! Maar ook vroeger al werd hij aangevallen, omdat hij soms gasten uitnodigde die voor de weldenkenden infréquentable waren. Maar zoals u hier kunt zien maakten heksenjachten en kruisverhoren van weldenkenden nooit veel indruk op hem. Als een van zijn eerste gasten nodigt hij in zijn Russische programma Interdit d'interdire de linguïste Ingrid Riocreux uit, die de journalistiek zwaar op de korrel neemt:

Frédéric Taddeï: Steeds meer mensen mogen dan de media wantrouwen, de media wantrouwen het publiek ook meer en meer, zegt u.
Ingrid Riocreux: Juist, en dat is het uitgangspunt van dit tweede boek. Het wil aantonen hoe de media op dat wantrouwen van ons reageren, en hoe zij op hun beurt ons wantrouwen. Vandaar al die holle frasen rond de gevaren van fake news, de gevaren van het internet...
Frédéric Taddeï: Wij dus zijn kwetsbaar voor fake news, zij niet.
Ingrid Riocreux: Juist, zo zit dat, en het is echt de bedoeling ons weer terug te leiden naar de ware schaapstal van de goede pers, door te zeggen: opgelet, ga niet elders heen! Er wordt dus alles aan gedaan om de effecten van dat wantrouwen de pas af te snijden, en als men zijn geloofwaardigheid daarbij onderuithaalt, dan is dat maar zo. En dat is het geval zoals u zegt, en het wordt wat gênant als men er zich rekenschap van geeft dat ook zij ons fake news opdissen. 
Frédéric Tadde: Vandaar de titel van uw boek Les Marchands de Nouvelles [De Nieuwsventers], die u ontleend hebt aan Bel-Ami van Maupassant. En u zegt dat die venters de bedoeling hebben om het monopolie van hun handeltje te behouden. Vandaar dan de wet op fake news, vandaar ook de beschuldigingen van complotdenken ten aanzien van bepaalde sites, en weer niet van andere enzovoort enzovoort.
Ingrid Riocreux: Zo is dat. En op een bepaalde manier bekeken, zitten daar inderdaad altijd de belangen van het grote geld achter. Maar ik bemoei me eigenlijk niet met de financiering van de media. Ik probeer altijd aan te tonen dat, wie de financier ook is, het probleem gewoon hetzelfde blijft als we dezelfde boodschap krijgen. Ons willen waarschuwen is de achterliggende gedachte, voor alles wat zweemt naar alternatieve media, door ze karikaturaal voor te stellen en te diaboliseren, om ons op die manier in hun ideologische buideltas te houden. Men heeft het dan over journalistieke objectiviteit, terwijl we weten dat die niet bestaat, enkel nagestreefd dient te worden. Kijk, laat men zich dan tevredenstellen met wat Michel Legris de ‘subjectieve eerlijkheid’ noemde, met andere woorden…
Frédéric Tadde: Michel Legris die een boek geschreven had met als titel «Le Monde» tel qu'il est. Hij was de eerste die kritiek leverde op Le Monde, de krant waar hij zo lang had gewerkt.
Ingrid Riocreux: Het komt simpelweg hierop neer: de media moeten er eerlijk voor uitkomen wat hun insteek is.



Frédéric Taddeï: Vous dites que si les gens sont de plus en plus nombreux à se méfier des médias, les médias se méfient de plus en plus des gens.
Ingrid Riocreux: Voilà, c’est le point de départ de ce deuxième livre. C’était montrer comment les médias réagissent à notre propre méfiance, et comment ils se méfient de nous. Et voilà toute cette rhétorique autour du danger des fake news, des dangers d’internet…
Frédéric Taddeï: Et donc nous sommes vulnérables au fake news, eux pas.
Ingrid Riocreux: Voilà, et c’est ça, et donc l’idée c’est vraiment de nous ramener vers le bercail de la bonne presse en disant, attention, n’allez pas ailleurs. Donc tout est fait pour essayer d’anticiper les effets de cette méfiance, quitte à s’autodiscréditer. Bien sûr, et c’est comme vous dites. Et bien quand on se rend compte que eux aussi ils nous servent des fake news, c’est un peu gênant.
Frédéric Taddeï: D’où le titre de votre livre, Les Marchands de Nouvelles, que vous avez emprunté à Bel-Ami, Maupassant, et vous dites que ces marchands de nouvelles entendent conserver le monopole de leur commerce. D’où la loi sur les fake news, d’où les accusations de complotisme à l’égard de certains sites et pas à l’égard d’un autre, etcetera etcetera.
Ingrid Riocreux: Oui, c’est ça. C’est que d’un certain point de vue, il y a aussi toujours des affaires de gros sous là-derrière. Alors moi je ne me mêle pas effectivement de la finance des médias, et moi je cherche toujours à montrer que justement, quel que soit le financeur, à partir du moment qu’on a le même message, eh bien on a le même problème. Voilà, mais il y a cette idée que ils cherchent à nous mettre en garde contre tout ce qui pourrait être médias alternatifs, de manière caricaturale, diabolisante, afin de nous garder dans leur escarcelle idéologique. Comme quand on parle d’objectivité journalistique, on sait bien que ça n’existe pas, on doit y tendre. Voilà, quitte à se contenter de ce que Michel Legris appelle ‘la subjectivité honnête’, c’est-à-dire…
Frédéric Taddeï: Michel Legris qui avait écrit un livre qui s’appelait «&Le Monde» tel qu'il est. Il était le premier à faire la critique du Monde, donc du quotidien Le Monde dans lequel il avait longtemps travaillé.
Ingrid Riocreux: Et voilà que tout simplement, les médias doivent reconnaître leurs biais de manière honnête.

30 november 2018

Totalitaire neigingen


De taalkundige Ingrid Riocreux, die hier eerder al ter sprake kwam, heeft een nieuw boek uit waarin zij het journalistieke discours ontleedt: Les Marchands de Nouvelles, Essai sur les pulsions totalitaires des médias (2018, Éditions de l’Artilleur). Het boek beweert dus dat de gevestigde media totalitaire neigingen vertonen, en het legt uit waar die volgens haar zichtbaar worden. Als linguïste doet ze dat met taalanalyse. Natuurlijk beschrijft zij journalisten niet als slechteriken die bewust een totalitaire staat zouden nastreven: het gaat om mechanismen die de individuen overstijgen, en waarvan zijzelf evengoed slachtoffers zijn, zodat ze enkel nog in het gelid lopen. De talloze voorbeelden die Riocreux geeft van hun verwrongen woordenschat en hun gekleurde zinnen komen van alle grote media. Ze had geen moeite om er 500 bladzijden mee te vullen.

Hier enkele fragmenten uit een interview met haar, afgenomen door André Bercoff van Sud Radio. Deze man heeft gewerkt voor Le Monde, Libération, voor radio en tv ook. Een linkse jongen die op goede voet stond met Mitterrand, Attali en Hollande, maar hij wordt door zijn vroegere collega’s nu bij ‘rechts’ ondergebracht, zoniet bij ‘uiterst-rechts’.  Juif, Arabe, Libanais, né d'un père russe et d'une mère espagnole, je me sens Français, zegt hij van zichzelf.
Eerst vroeg Bercoff of ze niet overdreef, en of wat zij zag als totalitaire impulsen, niet gewoon de persoonlijke meningen waren van de journalisten. Maar Riocreux zag vooral kuddegeest: 


Riocreux : Dat zou dan prachtig zijn, het zou betekenen dat elk zijn opvattingen heeft, die dan hun stempel drukken op zijn discours. Dat is een sprookjeswereld, maar het is niet wat ik heb willen zeggen. Ik heb juist willen zeggen dat er een ideologie heerst die onder kuddegeest valt. Overigens een normaal verschijnsel, men vindt het terug in om het even welk milieu, met dit verschil dat het journalistieke milieu ons een kijk op de wereld levert waar we allemaal aan zijn blootgesteld, niet? Daar zit hem het ware probleem. Anders gezegd, die visie op de wereld is binnen een bepaald milieu gemeengoed, maar ons legt zij een bepaalde interpretatie van de dingen op, een kijk op wereld.

o-o-o-o-o

Bercoff vroeg dan waar die neigingen van de media vandaan kwamen, en wat of wie daarvoor zorgde:
Riocreux : Dat is het net: niemand. Precies dat maakt de kracht uit van een entourage, van de samenhang in een kleine gemeenschap. En zo’n entourage hebben wij allemaal. Ik bedoel, zelf ben ik lerares en in het lerarenmilieu is het niet anders. Alleen is het daar veel minder storend, ziet u, want…
Bercoff : Want u spreekt daar niet heel Frankrijk toe.
Riocreux : Precies, als ik les geef over Molière dan maakt het niet uit wat mijn politieke opvattingen zijn of mijn ideologische achtergrond. Bon, veel maakt het toch niet uit. Terwijl bij journalisten wij allemaal hun invloed ondergaan.

o-o-o-o-o

En hebben de sociale media voor een verandering gezorgd? vroeg Bercoff.
Riocreux : Eigenlijk ben ik daarover beginnen na te denken door een gesprek met een journalist van de lokale pers, en hij zei me dat zij de enigen waren vroeger die op hun kop kregen, want als een journalist in de lokale pers iets schreef dat in het verkeerde keelgat schoot, dan kwam de slagersvrouw van om de hoek aan de poort van de krant aankloppen om te zeggen: wat jullie daar verteld hebben is flauwekul enzovoort. En nu met Twitter reageert men tenslotte net zo, ook als het de grote bladen betreft. En wat die journalist me dus zei was dat bij de journalisten van Le Monde, de journalisten van Libé enzovoort, dat contact met het echte land [le pays réel, zei Riocreux, een beladen term waar Bercoff afstand van nam in de loop van het gesprek] zorgde voor een schrikreactie, nu ze zagen hoe het publiek ineens op hun artikelen reageerde, terwijl er voordien een soort afstand bleef. De zaken veranderen dus, dingen worden op gelijke voet gesteld…
Bercoff : In die tijd geloofden ze nog dat ze een leerstoel bekleedden…
Riocreux : Ja precies, zo zit het.
Bercoff : En liggen de kaarten nu anders door dat contact?
Riocreux : Inderdaad, dat verplicht hen… ik denk dat het hen echt verplicht om ook eens na te denken over de manier waarop zij tot hun eigen discours komen. Want zij kunnen niet – al zeggen ze het bij momenten wel eens, maar geloven ze dat dan zelf wel, terwijl ze het blijven hebben over het fasciserende klimaat op het web, waardoor mensen gemanipuleerd worden? Nee, ook zij kunnen niet onder de vaststelling uit dat mensen uit zichzelf, heu …het is Jean-Jacques Cros die dat zegt: het wantrou… de argwaan ten overstaan van de media wordt gewekt de dag dat iemand zelf iets meemaakt, vervolgens leest wat de pers ervan vertelt, en zich dan rekenschap geeft van de kloof tussen die twee. En hij zegt dat de argwaan daar naar binnenkomt, en vervolgens het hele journalistieke discours gaat bestrijken. En dat is exact wat er gebeurt. Een fasciserend sfeertje is daar niet voor nodig, en complotdenken al evenmin. De mensen merken gewoon de discrepantie tussen wat zijzelf meemaken en wat de pers ervan maakt.
o-o-o-o-o

Bercoff : Alleszins wat betreft een aantal journalisten of een aantal zenders, lijkt er tegenwoordig iets aan de gang dat onder werkelijk gewelddadige reacties te rangschikken valt.
Riocreux : Dat is zo, maar wat wil je? Verrassend is het niet. Zeer jammerlijk, maar niet verrassend. Als mensen hun kleine optochten houden enzovoort, en dan zien ze een journalist – waarbij komt, ik zou zeggen: al die journalisten hebben een eendere houding, een eendere kop en ze hebben allemaal hetzelfde verhaal ­– daar krijg je toch de kriebels van! De kriebels krijg je, en dat zou toch geen normale gang van zaken mogen zijn? Als mensen een journalist zien, dan zouden ze niet mogen weten wat hij over hen zal vertellen. Maar allemaal weten ze vooraf al wat over hen zal verteld worden. De manier waarop men hun mobilisering zal behandelen, de manier waarop men hen in beeld zal brengen, dat weten ze vooruit, en zoiets is toch niet normaal. Dat wil toch zeggen dat het volslagen één koek is, en dat wekt wrevel. En dan leidt dat tot geweld, en ja, dat is jammerlijk, dat is droevig, dat is niet goed, bon, maar verrassend is het niet.




Riocreux : Alors là, ce serait merveilleux, ça voudrait dire que chacun a une opinion, et que ça marque son discours. Ça c’est un monde merveilleux, ce n’est pas ça que j’ai voulu dire. J’ai voulu dire justement qu’il y a une idéologie d’ordre grégaire, qui est normale, c’est quelque chose qu’on trouve dans tous les milieux, sauf que le milieu journalistique délivre une lecture du monde à laquelle nous sommes tous soumis, d’accord ? Donc c’est là qu’il y a un véritable problème. C’est-à-dire que cette lecture du monde, elle est homogène à l’intérieur d’un milieu, mais elle nous dicte notre manière de lire les choses, de voir le monde.

o-o-o-o-o

Bercoff vroeg dan waar die neigingen van de media vandaan kwamen, en wat of wie daarvoor zorgde:
Riocreux : Alors justement: personne. C’est le principe même de la force d’un milieu, de l’homogénéité d’un petit milieu. Mais qu’on a tous. Je veux dire – moi je suis prof – dans le milieu des profs c’est la même chose. Seulement c’est beaucoup moins perturbant. Vous voyez, parce que…
Bercoff : Parce que vous ne parlez pas à la France entière ou…
Riocreux : Voilà, exactement, quand je fais cours sur Molière, ça ne change absolument rien, mes opinions politiques ou mon arrière-plan idéologique, bon, ça ne change pas grand-chose quoi. Alors que pour les journalistes, on est tous impactés.
o-o-o-o-o

En hebben de sociale media voor een verandering gezorgd?
Riocreux : En fait, j’y avais été amenée à y réfléchir en discutant justement avec un journaliste de la presse locale, qui m’a dit qu’avant ils étaient les seuls à souffrir, parce que quand un journaliste de la presse locale fait un article qui ne convient pas, la bouchère du coin elle va venir taper à la porte du journal, pour dire : c’est n’importe quoi ce que vous avez dit et tout. Et en fait avec Twitter, eh bien les gens ils réagissent comme ça, même face à la grande presse. Et donc ce journaliste me disait, c’est vraiment, heu, pour les journalistes du Monde, pour les journalistes de Libé et tout ça, pour eux ça a été paniquant, d’un seul coup d’avoir ce contact avec le pays réel, et que d’un seul coup les gens réagissent à leurs écrits, alors que avant il y avait une espèce de distance. Donc ça change, ça met sur le même plan …
Bercoff : Ils croyaient avoir un magistère dans ces temps-là.
Riocreux : Exactement, oui, oui, voilà.
Bercoff : Et, est-ce que ça change la donne, ce rapport ?
Riocreux : Effectivement ça les …je pense que, effectivement ça les oblige aussi à réfléchir sur leur manière de concevoir leur propre discours. Parce qu’ils ne peuvent pas ...ou bien un moment ils le disent mais, heu, est-ce qu’ils y croient vraiment quand ils continuent à dire qu’il y a la fachosphère, voilà que les gens sont manipulés? Non, ils sont bien obligés de constater aussi que les gens d’eux-mêmes, c’est heu… c’est Jean-Jacques Cros qui dit ça, il dit: la méfi... la défiance envers les médias, elle commence le jour où quelqu’un assiste à un évènement, puis lit dans la presse ce qu’on en dit, et se rencontre du décalage, voilà …se rend compte du décalage, pardon. Et il dit, c’est là que la défiance commence et elle va s’étendre à tout le discours journalistique. Et c’est exactement ce qui se passe. Il n’y a pas besoin de fachosphère, il n’y a pas besoin de complotisme. Les gens, ils constatent le décalage entre ce qu’ils vivent et ce que la presse en dit.
o-o-o-o-o

Bercoff : Il semble qu’il y a aujourd’hui quelque chose, envers en tout cas un certain nombre de journalistes, ou un certain nombre de chaînes, qui est de l’ordre vraiment de la réaction violente.
Riocreux : Mais oui, mais qu’est-ce vous voulez ? Ce n’est pas surprenant. C’est très malheureux, mais ce n’est pas surprenant. Quand les gens ils font leur petits défilés etcetera, et puis qu’ils voient un journaliste – en plus tous ces journalistes, je dirais, ils ont tous la même allure ils ont la même tête, et ils tiennent tous le même discours – mais c’est allergisant ! C’est allergisant et normalement ça ne devrait pas être comme ça. Quand les gens ils voient un journaliste, ils ne devraient pas savoir ce qu’il va dire d’eux. Or, ils savent tous par avance ce qu’on va dire d’eux. La manière dont on va traiter leur mobilisation, la manière dont on va les montrer, ils le savent par avance, mais ça même, ce n’est pas normal. Ça veut bien dire que c’est totalement homogène, et c’est ça qui irrite. Alors ça se traduit par de la violence, eh bien, c’est malheureux, c’est triste, c’est pas bien, bon, mais ce n’est pas surprenant.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html