29 maart 2010

Een intellectueel debat hoeft niet, noch voor De Standaard noch voor De Morgen

.
Wat je zelf niet meteen kunt bedenken, dat bedenken de Vlaamse Kwaliteitskranten voor je. Laatst was er de toekenning van de Arkprijs van het Vrije Woord aan Geert Buelens. Die bekroning werd op vele plekken op ongeloof onthaald, maar je kunt zeggen dat met zo'n naam die prijs ook om controverse vraagt.
"De Arkprijs bekroont een dwarsligger, een eigenzinnig mens, een consequent voorvechter van een open en kritiseerbaar debat." zeggen zij zelf.
Wim van Rooy, auteur van 'De malaise van de multiculturaliteit' –derde druk al bij Acco– en (ex-)lid van het Ark-comité dat de jaarlijkse prijs toekent, hoorde bij diegenen die hun ogen en oren niet geloofden, en hij stuurde een stuk naar de kranten ...maar daar kreeg hij niet het vrije woord: misschien is het wel aan Geert Buelens om dit feit aan te klagen? Hieronder vindt hij in elk geval de gewraakte tekst:

Er is in Vlaanderen een tijd geweest dat het vrije woord niet vanzelfsprekend was, en dat lieden als Astère Michel Dhondt of Hugo Claus God niet konden schofferen, op straffe van katholieke kanselpreken uit een verzuild universum. De vrijzinnigheid vocht toen nog verbeten terug en trachtte de vrijgeest aan te spreken die in de Vlaamse gemeenschap her en der rondwaarde. Maar vergis u niet: ook vele vrijzinnigen waren toen geen vrijgeesten maar gewoon lieden uit een andere zuil, met zijn eigen conformismen. Maar die eerste vrijzinnigen hadden tenminste de verdienste dat ze weerwerk boden aan een vaak verstikkend katholicisme.
Het was in 1951 dat –na een gevecht met de engel– Herman Teirlinck de idee opvatte een Ark op te richten waarin elk jaar de naam zou worden gegraveerd van een dissenter, van een rebel met een kynische rede, vrij naar Diogenes. De context was er toen een van katholiek versus vrijzinnig. Men kan stellen dat de eerste twintig jaar de Arkprijs reden van bestaan had, en dat hij er mede toe bijdroeg het toenmalige klerikale filisterdom op de knieën te krijgen, en ook later kwam het nog voor dat de prijs diende om een wat suffig achter-hoedegevecht in het voordeel van de vrijzinnigheid te beslechten. Toen het gedachtegoed van ’68 Vlaanderen echter voorgoed had veranderd, en nog wat later de postmoderniteit zijn intrede deed, werd de Arkprijs nog wel verleend, maar was de oorspronkelijke impetus verdwenen: men moest immers met een vergrootglas beginnen zoeken naar een vrijgeesterige witte raaf, die van de pastoor niet mocht krassen.
Eigenlijk had men toen de Arkprijs moeten opheffen, maar zoals dat gaat: het opzettelijk laten verdampen van deze prijs zou als een anathema aangekomen zijn, als een zwaktebod en een late overgave aan het perfide christelijke geloof. En dus ging men elk jaar met veel ijver op zoek naar wie het best voor deze prijs in aanmerking kwam. Waren de eerste laureaten nog risicovolle kandidaten, heiligschenners en lieden die de nazaten van Woeste ‘tussen hun boterham legden’, dan werd de prijs later eerder een bekroning van lieden die al lang en breed bekend waren en wie door het establishment –een woorderfenis van mei ’68– geen strobreed in de weg werd gelegd.
Niemand merkte dat blijkbaar op, want onverstoord ging men verder met het bekronen van vested interests, van schrijvers die, behalve door wat overgebleven ultramontanen, door iedereen op handen werden gedragen, en van wetenschappers wier werk door niemand betwist werd. Om het vrije woord moest immers niet meer gevochten worden: iedereen mocht overal zijn mening kwijt, en die werd zo krachtig getekend door de pensée unique en de alom vigerende postmoderne dogma’s, dat al die bijna gelijklopende opinies eerder een verstikkende dan een waarheidslievende of bevrijdende functie hadden.
Men moest ook bekend zijn om de prijs te mogen ontvangen. Een ware kynicus, of iemand die stil maar onverstoorbaar aan de vrijzinnige weg timmerde, kwam nooit in aanmerking. Een authentieke dwarsligger die het vrije woord werkelijk toegedaan was, viel onverbiddelijk uit het vrijzinnige scheepje. Het moest iemand zijn die een aantal progressieve dogma’s verkondigde en zeker nooit een conservatieve rebel of een Chestertoniaaanse pain in the ass. Misschien was Gie van den Berghe nog wel een uitzondering op de regel, maar men kan toch moeilijk de emotionele intelligentie van Ludo Abicht of de artistieke samenleving van Rik Pinxten uitingen noemen van gewaagde of haakse opinies! De dagen van de heilige gramschap waren nu eenmaal voorbij, men kon zich aan de madonna geen buil meer vallen. Het postmodernisme slokte alles op, streek alles glad, maakte alles gelijk – en de pensée unique deed de rest.
Aan Geert Buelens werd pas de Arkprijs gegeven. Hij viel de werking en de functie van het hele persgebeuren terecht aan – maar wel in een geconsacreerde krant, en als samenraapsel van wat elders door Nick Davies werd geschreven.  De oude repressieve marcusiaanse tolerantie was hier voorbeeldig aan het werk, het vrije woord was dus nooit in het geding. In zijn aanval somde Buelens alle kwalen van commercialisering, stroomlijning, disneyficatie enzovoort van de media op. Alleen vergat hij, naast andere, één belangrijk aspect: het feit dat het politiek correcte denken een orwellianisering van de pers op gang heeft gebracht, waarbij –om maar iets te noemen– islamkritiek in navolging van de Organisatie van de Islamitische Conferentie op een perverse en idiote manier islamofobie of islambashing wordt genoemd. Over bepaalde onderwerpen kan men niet meer vrijuit schrijven, de autocensuur ligt geniepig op de loer, de pensée unique is totalitair geworden. Maar daarover hebben we de brave Buelens niet gehoord, en nog minder het Arkcomité, dat met vaste prik even uit zijn winterslaap ontwaakt, een avondje vrolijk (en weinig urgent) vergadert en aan het eind van de avond een ongevaarlijk sujet benoemt, tot meerdere eer en glorie van het voorspelde woord. Een beetje malicieus zou men kunnen volhouden: het lijkt daar de PEN-club wel. Ik denk dat ik geen lid meer wil blijven van deze ingedommelde conformistische kongsi van narcisten die in een luchtbel leven.
O ja, ik had voor dit jaar twee auteurs genomineerd: de politiek hoogst incorrecte Benno Barnard, die het aandurft om de pensée unique van de nieuwe links-islamitische kerk te tarten door Israël te verdedigen, en Koenraad Elst, een schrandere indoloog die al jaren geleden een Berufsverbot kreeg omdat hij o.m. de ware aard van de islam aan de kaak stelde. Hoeft het te verbazen dat ze het niet gehaald hebben?

Wim van Rooy, ex-lid van PEN, en nu ook van het Arkcomité
.

5 maart 2010

Schoonvegen kan ook zonder natte dweil

.
De opvoeding van de jonge Nigel Farage, als we vandaag het resultaat bekijken, lijkt geen onverdeeld succes te zijn geweest.

Het befaamde zeventiende-eeuwse Dulwich College, waar Nigel zijn opvoeding heeft genoten, kan natuurlijk niet instaan voor alles wat de pupillen later vertellen. Zich daar berouwvol op de borst slaan hoeven ze dus niet, maar misschien kan een doorlichting geen kwaad. Tenslotte is dat even modieus als excuses. Wel iets duurder maar zeker zo effectief.
Maar, wel bekeken was het ook geen volslagen onzin wat hun discipel Farage in het zogeheten EU-parlement heeft verteld. De vorm was niet in orde, dat weten we. Zo had Nigel die natte dweil achter zijn kiezen moeten houden, en die bankbedienden ook.
Ten gronde nu: al mogen waarheden zeker herhaald worden, om ons een gedegen oordeel over de EU te vormen, zaten wij Nederlandssprekenden niet op Farage te wachten want dat oordeel gaf al in de vorige eeuw de hoofdredacteur van de Groene Amsterdammer, Martin van Amerongen:

Echt, de enige enthousiastelingen voor Europa zijn de politici, met name diegenen onder hen die inmiddels op hun vaderlandse werk-vertrek zijn uitgekeken. […] Heeft u trouwens ooit iemand (buiten het politieke circuit) ontmoet die zich bij het horen van het woord Europa vergenoegd in de handen wreef? Nee, zo iemand bestaat niet. Europa is een tijdverdrijf van beroepseuropeanen. De particulier die de twee-honderdvijftig pagina’s Maastrichts Euro-papiaments heeft gelezen is gek óf een Belg, om de woorden van de anti-europeaan Hugo Brandt Corstius te parafraseren.
in: Een Helleveeg en andere kritische notities
Uitgeverij Jan Mets, 1993, pp.124-5
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html