23 juni 2008

Als onze kranten zwijgen, dan La Dernière Heure

.


Lola, 21 jaar, werd door twee mannen overvallen. Pendelaars zagen het, maar reageerden niet.
Sint Gillis. Tot ons spreekt een verontwaardigde, verscheurde en geschandaliseerde vader. “Mijn dochter werd verkracht in het Zuidstation. In Brussel. De hoofdstad van Europa. En volslagen straffeloos.”
We zijn 12 juni. “Mijn dochter kwam terug van Waterloo. Negen uur in de avond. Toen ze de trein uitstapte, ging ze naar Bancontact. Een plek waar volk voorbijkomt. Nochtans is het daar dat het drama is gebeurd.
“Midden in een station. Hoe is zoiets mogelijk?”, gaat de papa van de éénentwintigjarige Lola verder. “Twee man hebben haar verweten dat ze geen hoofddoek droeg. Mijn dochter is mooi. Ze is blond met blauwe ogen.”
Daarna ging het snel allemaal. “Eén van de aanvallers haalde een mes tevoorschijn. Mijn dochter werd tegen de wand van de Bancontact gedrukt. Met het mes op haar keel werd ze door één van de kerels verkracht. De andere keek toe.”
Het was negen uur. Buiten is het nog licht en het station is op verre na niet leeg. “Er passeerden mensen. Mijn dochter weet zeker dat ze minstens drie mensen heeft gezien. Geen van hen maakte halt om haar te redden.”
Als de verkrachting voorbij was zijn de aanvallers in alle rust verdwenen. “Het waren twee Noord-Afrikanen. Ze hadden zich niet eens vermomd. En vertel mij niet dat ik een racist ben als ik je vertel waar ze vandaan kwamen! Mijn dochter werd verkracht omdat zij geen hoofddoek droeg. Zo is dat!”
Lola is naar een vriendin gevlucht. “Moet ik je vertellen in wat voor toestand zij was?” Een paar minuten later werd de jonge vrouw in het ziekenhuis opgenomen.
Vanzelfsprekend is er klacht ingediend. “De mensen van de politie waren zeer professioneel. Op de kleren werd beslag gelegd, en er werden DNA-stalen genomen.”
Maar helaas, de schuldigen zijn nog op vrije voeten… “In de nasleep van de dood van Joe Van Holsbeeck heeft men bij hoog en laag uitgeroepen dat er in de stations meer veiligheid zou komen. Het bewijs is er nu, met mijn dochter, dat er niets is veranderd. Camera’s op alle plekken in het Zuidstation zijn er niet, nochtans één van de drukste stations.”
Marc is bitter. “Ik heb mijn buik vol van dat België, waar werkelijk àlles kan. Zones van wetteloosheid, die zomaar worden overgelaten aan jongeren op drift. Die verkrachters wilden maar één ding: mijn dochter misbruiken, haar bezitten en vernederen, omdat zij niet was zoals zij denken dat jonge vrouwen moeten zijn… Het is een schande.”

Emmanuelle Praet
La Dernière Heure, 20/6/2008
.
_______________

P.S. blijkbaar had De Standaard op zijn Brabantse regionale bladzijden zaterdag, dan toch een verslagje. Zulke discretie zorgt er natuurlijk voor dat 99% van de Vlamingen niéts zullen vernemen.
.

18 juni 2008

Is hier sprake van logorroe, of van logoclonie? *

.
Sans être tout à fait un imbécil’ fini,
je n'ai rien du penseur, du phénix, du génie...

zo zong vijfentwintig jaar geleden de grote bard Brassens, op een postume LP.
Het bleef een van zijn minder bekende liedjes en de titel, Quand les cons sont braves, zal weinigen nog iets zeggen. Op straat heb ik het nooit iemand horen nazingen, en ik vermoed dat zelfs mensen die van hun beroep niets anders doen dan liedjes nazingen, zoals journalisten en politicologen, deze tekst niet in hun hoofd zullen hebben.
Niet dat zij geen liedjes meer zingen: Dave Sinardet bijvoorbeeld vandaag nog in De Standaard zong het lied der Lasagne-nationaliteit een wat afgezaagde anti-identitaire protestsong. Niemand is exclusief Vlaming, zegt de tekst, of enkel Belg, of Gentenaar, of voetbalsupporter, of huisvader of sportvisser. Iedereen is vele dingen tegelijk en achtereenvolgens. Nu eens valt de klemtoon op het sportvisserschap, een moment later alweer op het Belg-zijn.

De Oude Belgen al mogen bij zulke wijsheden hun schouders hebben opgehaald: deze waarheid wordt niettemin door de politicologie voortdurend opgediend als betrof het een belangwekkend nieuw inzicht.
Dat overigens in zijn ijver Sinardet de tekst van het Lasagnelied aan zijn Standaardcollega Reynebeau toeschrijft, lijkt mij niet zo erg. Aan een Franstalige zal veel vergeven worden. Velen van mijn Gentse klasgenootjes lang geleden geloofden, louter omdat zij van het bestaan van Elvis en consorten nog niet op de hoogte waren, dat Johnny Hallyday, Eddy Mitchell en Richard Anthony originele zangers waren. Dat is trouwens geen voorrecht van Franstaligen: er zullen ook Vlamingen zijn die Que Sera Sera aan Jo Leemans toeschrijven. Eigenlijk is het voor hemzelf wel goed dat Sinardet niet weet waar Reynebeau zijn mosterd heeft gehaald, want kennis levert niet altijd geluk op.
Ach, zo'n Sinardet heeft eenvoudig geen benul van identiteit, ook al komt het woord “ik” vijftien keer voor in zijn kolommetje. Hij wenst dat onderwerp enkel te ridiculiseren, ziet het belang er niet van in. Zo beweert Dave sinjoor te zijn, omdat hij in Antwerpen geboren is. Goed, maar sinds kort mag Dave zijn wetenschappelijke wijsheden ook in Brussel verkondigen, aan de Facultés Universitaires Saint-Louis. Dus, meent hij, is hij soms ook een ketje. Zo gaat het wel snel.
Ernstige denkers – niet noodzakelijk politicologen – lopen aan dingen als identiteit niet zo vlug voorbij.
Marcel Reich-Ranicki bijvoorbeeld haalt instemmend de auteur Walser aan:

Von Martin Walser stammt die Formulierung die den Sachverhalt haarscharf trifft: “Heine brachte es in seinem Leben zu zwei Identitäten: zu der eines deutschen Dichters und zu der eines Juden. Aber zwei Identitäten, das ist weniger als eine.

[Van Martin Walser stamt de formulering die haarscherp zegt waar het op staat: “Heine verwierf in de loop van zijn leven twee identiteiten: die van Duitse dichter, en die van jood. Maar twee identiteiten, dat is minder dan één."]


in: Die Anwälte der Literatur (DTV, 1996, S.104)
______________

* Nu wij gelezen hebben dat de Oude Talen weer wat aantrekken bij het publiek, mogen er al eens moeilijkere woorden vallen. Ik verklaar ze, ten behoeve van Sinardet, toch even: LOGORRHÉE: Bavardage intarissable et oiseux; besoin irrésistible de parler, observé particulièrement dans les états d'excitation de certaines affections mentales. (onstuitbaar leeg gelul; spreekdwang, inzonderheid in toestanden van opwinding bij zekere mentale aandoeningen; van λόγος woord, en ῥέϖ, vloeien). LOGOCLONIE: Répétition spasmodique de la même syllabe. (spasmodisch repeteren van één lettergreep; van κλόνος, verwarde beweging, gedrang, tumult).
.

8 juni 2008

Hij herkent zijn land niet meer

.
Voor de Belgische Staat is het beroerd dat zijn laatste verdedigers al te vaak schertsfiguren zijn. De Kwaliteitskrant anderzijds mag het zich als een verdienste rekenen dat hij deze figuren toch nog een tribune geeft. Vrije meningsuiting is bij hen geen ijdel woord, en Tony Mary was voorlopig de laatste in hun rijtje.
U herinnert zich hem nog wel, de wonderboy die Dirk Van Mechelen met een gouden greep, en in geen tijd uit zijn rijk gevulde buidel grabbelde en aan het hoofd van de Publieke Omroep plaatste.

Niemand die tot kort daarvoor van het bestaan van dit gedegen goudklompje op de hoogte was, maar al bij zijn eerste personeels-speech werd dat anders. Tony sprak daar een waar woord.
Dees is maan laatste job” vertelde hij ter geruststelling aan de personeelsleden – want velen onder hen hadden ondertussen gelezen dat de man die voor hen stond een zogenaamde job hopper was die het in de grote managementswereld maar voor het uitkiezen had, en die zij bijgevolg snel weer kwijt konden raken.
Natuurlijk, zijn taalgebruik was – ik zal niet zeggen vulgair, maar toch eerder volks, of licht substandard, ondermaats te noemen, en dat deed enkelen de wenkbrauwen fronsen.


Maar kort daarop viel Tony uit een boom –of van een muurtje, dat weet ik niet meer– bij een soort bedrijfs-bosspel voor een goed doel, waarin hij zijn jovialiteit en fysieke fitheid wilde demonstreren. Tony brak daarbij iets, of hij scheurde iets en was voor enige tijd out zoals dat heet.
Zijn brein was bij die val gelukkig intact gebleven, en zijn affairistisch instinct ook, en zo kon Tony aan zijn kleermaker –Bishop Tailors van Molenbeeknog een dienst bewijzen door in een Brusselse reclamefolder diens kostuums aan te prijzen.

In zijn nieuwe hoedanigheid van CEO van de VRT, kon hij zich geen betere kleermaker voorstellen lazen we. Zijn tijd was kostbaar, want hij werkte zeven dagen op zeven, en vierentwintig uur per dag, maar ze hadden daar bij Bishop op een klein papiertje zijn lichaamsmaten opgeschreven, en als Tony nog maar een stofje uitkoos leverden zij hem op de tijd van twee-drie dagen zijn gerief.

Nu was er geen mens die dacht dat Tony in ruil voor deze dienst eventueel een klein kostuumpje had gekregen, maar toch hadden velen het gevoel dat onze nieuwe man hier bakens poogde te verzetten, of misschien al een brug te ver was gegaan. Hijzelf vond dat bij nader inzien ook –flexibiliteit!– en per mail verontschuldigde Tony zich bij het voltallige personeel voor zijn onbeschaamdheid, tegelijk de belofte doend dat hij voortaan nóg beter zou inschatten wat de vereisten waren van zijn functie.
Al doende leert men, en fatsoensnormen zullen bij het headhunters-bureau dat hem aan de Omroep had weten te verkopen wellicht niet de eerste vereiste zijn geweest. Vervelend gevolg, zowel van die speech als van die reclamestunt, was toch dat er een bepaald parfum, zelfs een luchtje rond Tony was gaan zweven en in een culturele instelling was dat voor vele personeelsleden even wennen.

Om nu te bewijzen dat hij niet van de straat kwam, maar wel degelijk een golden nugget was, een blinkende pepita, gezeefd uit de droesem van de managementswereld, begon Tony een bescheiden cultureel offensiefje.
Hij moet al snel tot het besef zijn gekomen dat het veelvuldig gebruik van woorden als “uitdaging”, “opportuniteit”, “cross-mediaal” en dergelijke, weinig indruk maakte in zijn nieuw environment, en alleszins niet volstond om zijn blazoen op te poetsen.
Hij gaf zijn mails nu graag een culturele toets mee, en het is allemaal menselijk en begrijpelijk maar Tony beging hierbij meteen een onvoorzichtigheid door een van die mails te besluiten met een verdacht citaat – hij dacht, afkomstig van Aristoteles.

Ik voelde mij direct geroepen om een antwoordje te schrijven, en dat werd toen nog lacherig besproken in de hoogste organen van het bedrijf. Het is maar een fait-divers, en ik geef het in bijlage.
Goed, onze man verdween al met al nog snel, weliswaar met zijn zakken goed gevuld en met achterlating van enige schade maar, op zijn Brussels gezegd: bon débarras.

Blijven wij, eenvoudige zielen, met de vraag hoe het zover was kunnen komen dat Van Mechelen die nobele onbekende heeft willen aanstellen?
Voor een antwoord hierop, moeten wij een breder tijdskader schilderen, namelijk dat van het toentertijd zo dynamische paarsgroene ploegje.
Bert De Graeve had plots aangekondigd dat hij naar Bekaert wilde, en de man moest snel en kordaat vervangen worden, want bij het brede publiek lag nog vers in het geheugen hoe, ter vervanging van Schouppe, de regering Verhofstadt zich belachelijk had gemaakt met de benoeming bij de NMBS van Christian Heinzmann, van Luxair. Die Heinzmann was na een kleine week alweer naar Luxemburg vertrokken, en Isabelle Durant moest daarop in het Parlement nog hard liegen, over een brief die wel of niet in haar sacoche had gezeten.
De kwestie raakte uiteindelijk, na uitgebreid passen en meten nog gelukkig opgelost, want tot ieders tevredenheid werd Haek.stevig vastgemetseld bij het Spoor. Toch beseften de excellenties dat het met de vervanging van De Graeve wat vlotter mocht verlopen, en zij vervielen prompt in het andere uiterste. En zo werd het oude spreekwoord nogmaals bewaarheid: Haast en spoed, zelden goed!

Maar we mogen Tony niet zomaar achterlaten. Deze man herkent zijn land niet meer, op zich dramatisch, maar als hij daar belangstelling voor heeft, dan wil ik hem –in een consult waarvan de prijs zal meevallen– nog wel enkele zaken opnoemen die hij nooit heeft gekend, laat staan herkend.

.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html