29 september 2005

Het begrip racisme verdient herwaardering

.
In de kwaliteitskrant vanmorgen trof mij een vreemd klein titeltje:

“EU-Parlement jent Turkije”.
De journalist Bernard Bulcke had het bedacht.

Jennen doe je niet, zal elke ouder zeggen. Jennen is iets uit de kindertijd, van toen je nog kleine kleren droeg, en in ernstige internationale politiek past het begrip niet. Maar taalgevoel verschilt van persoon tot persoon, en voor Bernard Bulcke zullen er onder het begrip andere gedragingen vallen dan voor u of mij. Zo bijvoorbeeld vind ik niet dat de geallieerden na '40-'45 de Duitsers hebben gejend. Wél hebben die geallieerden afgedwongen dat Duitsland erkende dat er genocide was gepleegd door de nazi’s, en ook dat die genocide een logisch uitvloeisel was van de heersende ideologie.
Dat was toen niet iets waarover eerst met de nazikopstukken is onderhandeld! Dat werd afgedwongen, en de grote meerderheid der Duitsers heeft dat ook zo aanvaard want zij wilden zich weer opgenomen zien in de internationale gemeenschap, opnieuw deel worden van Europa.
Hoe komt zo'n journalist er toch bij om een woord als jennen te gebruiken vraag je je af?
Door collusie. Wie bij de hond slaapt krijgt zijn vlooien. Het is geloof ik mogelijk dat Bernard Bulcke iets te vaak heeft geluisterd naar de officiële politieke standpunten die België verdedigt in de kwestie van de Armeense genocide, zoals wij die pas nog in het Nieuws hebben gehoord van onze minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht. Ik resumeer even zijn gedachtegang, en louter ter verlevendiging van zijn betoog completeer ik hem ook:
De Europese bevolking is nu eenmaal geëngageerd, weze het door toedoen van mensen die niet echt een democratisch mandaat hadden. Ja, die journalistieke term van le déficit démocratique bevalt mij opperbest! Ik moet mijn vrienden journalisten hier bedanken, want een naam bedenken voor iets, dat is evengoed als zeggen dat iets onveranderlijk is, en zo wil ik het houden voor de burger. C’est malheureux mais c’est comme ça! En weze het zelfs dat de betrokken politici toen hebben gekonkelfoesd met negationisten, en dat zij bijgevolg in een bepaalde mate hun medeplichtigen zijn geworden: aangezien wij in Europa geen cordon sanitaire hebben kunnen zulke praktijken gewoon hun gangetje gaan, en wie nu nog iets tegenwerpt is een plaaggeest! (Bulcke vertaalt hier eenvoudig: “zo iemand jent”). Je moet nu eenmaal je woord gestand doen, meent tenslotte Karel De Gucht, want je niet aan je woord houden is slecht voor “de politiek”.
Laat nu niemand beginnen over BHV: dat laatste van hem is zeker waar, en ik hoor het graag uit de mond van een man die voor enkele maanden nog aantoonbaar stond te liegen, zo leek het, toen hijzelf in nauwe schoentjes kwam door zijn domme praat over Balkenende, en zijn bijzonder vulgaire commentaar over de dode Fortuyn. Maar gelukkig! Karel had dat niet gezegd …op een moment was er zelfs geen interview geweest!
Om nu naar onze Bulcke terug te gaan: die heeft een minder probleem. Hij moet enkel de precieze betekenis, later ook de gevoelswaarde van de woorden leren vatten. Daarna wacht hem een mooie toekomst.
En laat Bulcke alvast hierin sterkte vinden: hij is niet de enige die met dat probleem worstelt. Ik lees nog even door in mijn kwaliteitskrant en zie dat er in het zogeheten “Europees Parlement” – die vergadering heeft geen initiatiefrecht, geen wetgevende bevoegdheid en is dus niet echt een parlement – flink is gebakkeleid. Daniël Cohn-Bendit moet daar, zegt Bulcke, aan de EVP hebben verweten dat er "een zweem van 'racisme tegen de islam' achter haar stellingname tegen Turkije steekt."
Die term racisme hoor je bij elke gelegenheid tegenwoordig. Het is zoals met de woorden shit en fuck. Robert Graves, de auteur van Goodbye to all that en van I Claudius om hem even voor te stellen, schreef na de Eerste WO een klein boekje dat geloof ik "The Future of Swearing and Improper Language" heette. Zijn stelling daarin was, en nu resumeer ik gedwongen heel scherp want ik kan er niet zo gauw mijn hand weer opleggen, maar Graves beweerde: dat woorden als “bugger”, “bastard” of “bitch” enkel nog in de lagere klassen van dienst waren. Daar werden zij nog au sérieux genomen. In de hogere klassen waren het troetelnaampjes geworden en diende men op zoek te gaan naar nieuwe krachttermen.
Aan Cohn-Bendit zou ik willen vragen: als ik bijvoorbeeld de stelling verdedig dat er ten gunste van de pedofilie niet zo veel te vertellen valt ...ben ik dan racistisch tegenover pedofielen? Hij moet geloof ik ja antwoorden.
Et pour fixer les idées: racisme is onderscheid maken op basis van ras. Men zou zich bijvoorbeeld een Staat kunnen indenken waar je geen burger van kunt worden tenzij je tot een bepaald ras behoort. Of je die gang van zaken goedkeurt is een andere kwestie, maar die Staat zou je met reden “racistisch” kunnen noemen.
Kritiek echter op een godsdienst die in zijn geschriften de meest onwaardige, mensonterende stellingen tot het onveranderlijke woord Gods verklaart: dat is geen racisme.



P.S.
Wat mij betreft houdt de term racistisch een zware beschuldiging in ...maar dat hij in de handen van onzorgvuldige sprekers en schrijvers is gebanaliseerd tot een synoniem voor bijvoorbeeld afkeurenswaardig, slecht, verwerpelijk, niét netjes &cet. bleek hier eerder al.

23 september 2005

Hoe zat het in 1956 met de gerechtelijke psychiatrie?



Het thema rust nu weer, maar enige weken geleden was er veel te doen om de rol van de gerechtspsychiatrie. Enkele zielkundigen hadden slechte inschattingen gemaakt, en daarvan hadden gevangenen weer geprofiteerd om tijdens hun penitentiair verlof gijzelingen te ondernemen. Als zoiets één keer voorkomt zeg je: alla, dat hoort erbij. Maar het kwam twee keer voor, en direct na elkaar, en dat geeft stof tot nadenken.
Nu is de invloed van de psychiatrie, zowel tijdens processen als bij de ten uitvoerlegging van de straf geen nieuw verschijnsel zoals wij weten. Ook de kritiek is niet nieuw. Volgens de in zijn tijd beroemde Franse strafpleiter Jean-Louis Tixier-Vignancour*, bijgenaamd la voix de bronze, kan de inbreng van allerlei experten in rechts-gedingen eigen misbruiken meebrengen. In een extreem geval kan zelfs ideologie zwaarder doorwegen dan professionele inzichten.
Het ging destijds om een proces, een spionagezaak waarin de Franse minister van Binnenlandse Zaken François Mitterrand een eigen-aardige rol had gespeeld, maar Mitterrand genoot onschendbaarheid en kwam enkel als getuige voor het Hof, en dus kon Tixier zijn oud-collega uit de Vichy-tijd niet raken. Maar dat doet er verder niet toe.
Tixier verdedigde verwonderlijk genoeg een hooggeplaatst KP-lid, die echter ook dubbelspion was geweest in dienst van de Franse regering ten tijde van de oorlog in Indo-China. Zo'n leven gaat natuurlijk met complicaties gepaard, en op een bepaald moment was het de regering beter uitgekomen om hem te laten vallen.
De bij dit proces aangestelde expert-psychiatre was toevallig eveneens KP-lid, en had aan Tixiers cliënt min of meer geproposeerd om hem gek te verklaren, wat deze had geweigerd al betrof het hier een zaak van landverraad en al was die oplossing bijna iedereen goed uitgekomen. Tenminste zo stelt Tixier het in zijn pleidooi.
Oude kwesties zult u terecht zeggen, maar ik breng deze zaak enkel te berde omdat Tixier, in een terzijde, de rol van de gerechtspsychiater in een breder kader plaatste. En of hij nu gelijk had of niet, hij was in zijn pleidooi voor het militair tribunaal wél grappig:


Messieurs, j’ai sur la psychiatrie une opinion qu’il ne m’appartient pas de faire connaître, car elle n’intéresse pas le tribunal; j’ai sur les psychiatres une opinion encore moins nuancée que celle que j’ai sur la psychiatrie; mais j’ai sur les experts psychiatres une opinion que, celle-là, je dois vous faire connaître.
Il y aura, Messieurs, trente ans l’année prochaine, que j’ai prêté serment devant la Première Chambre de la Cour de Paris. Je vous affirme qu’en 1927, les psychiatres étaient beaucoup moins occupés qu’aujourd’hui avec les délinquants et avec les criminels. Il fallait vraiment que l’inculpé donnât des signes évidents d’un dérangement cérébral formel pour que l’on dérangeât quelqu’un de Sainte-Anne ou de Villejuif. Mais de nos jours…! . De nos jours, Messieurs, quand un voleur de radis ou de lapins est conduit devant M. le Procureur de la République qui le fait comparaître le lendemain en flagrant délit, il pourra arriver, et nous le verrons dans un avenir qui est peut-être proche, qu’entre la comparution devant le Procureur de la République et celle devant le tribunal des flagrants délits, on installe à demeure au Petit Parquet un psychiatre de service qui viendra frapper avec le petit marteau en caoutchouc sur les genoux du voleur de radis ou de lapins.
Nous sommes accablés, Messieurs, par la psychiatrie, nous sommes submergés de psychiatres, nous n’en pouvons plus. [...]
in: La France Trahie
Plaidoirie de Me Tixier-Vignancour dans L’Affaire des Fuites
AmiotDumont, Paris 1956, pp. 128-9

__________________________________
* Verdediger voordien van bijvoorbeeld Louis -Ferdinand Céline, die hem in een dankbriefje schreef: "Vous êtes un athlète du Droit."

Lettres à Tixier
La Flute de Pan, Paris 1985, p.64

21 september 2005

De zeventienjarige Voltaire zegt zijn gedacht !

.

REGNANTE PUERO
VENENO ET INCESTIS FAMOSO
ADMINISTRANTE
IGNARIS ET INSTABILIBUS CONSILIIS
INSTABILIORI RELIGIONE
ÆRARIO EXHAUSTO
VIOLATA FIDE PUBLICA
INJUSTITIÆ FURORE TRIUMPHANTE
GENERALIS IMMINENTE SEDITIONIS
PERICULO
INIQUÆ ET ANTICIPATÆ HEREDITATIS
SPEI CORONÆ, PATRIA SACRIFICATA
GALLIA MOX PERITURA


Met een Joenk aan de macht
Befaamd om zijn venijn en valse eden
Blind regerend
Op spindoktersadvies
Wankeler gestoeld nog op ideologie
Terwijl de schatkist leeg is
Peilingen naar nul gaan
En tierend Onrecht in triomf arresten velt
Die bij imminente volksoproer
In het uur des gevaars
Onverdiend een vreemde kroon nog erven wil
Zo gaat het land naar de slachtbank
En Europa dra ten onder


P.S. Voltaire heeft een tijd volgehouden dat dit gedichtje over Louis XV niet van zijn hand was, en zijn wijze voorbeeld volgend verklaar ik voorlopig dat deze vertaling niet van mij is.

15 september 2005

Is er een verschil tussen peilingen en verkiezingen?

.
De Duitse verkiezingen op 18 september gaan niet over het aanduiden van een democratische meerderheid: het zijn verkiezingen over het stelsel zelf van de democratie. Dat zegt de Oostenrijkse auteur Robert Menasse in Die Zeit. Ik kort zijn stuk voor driekwart in, en vertaal ook dat ene kwart vrij en resumerend.


Herover de Democratie!

Achter de afbraak van de sociale zekerheid schuilde ongemerkt een dramatische afbraak van de democratie. De verkiezingen gaan over de vraag welke macht burgers en parlement nog rest.


In het zog van de sociale afbraak heeft zich in de laatste twee legislaturen een stille en dramatische afbraak van de democratie voorgedaan. Alleen via die weg kon de sociale afbraak voorgesteld worden als onvermijdelijk, als was er geen alternatief.
Waarom anders heeft de christen-democratie de politiek van Schröder gesteund en zijn 90% van de wetten éénparig goedgekeurd? Omdat de volksvertegenwoordigers niet te kiezen hadden! Zij zijn gedwongen, net als alle regeringen van EU-lidstaten, om een bijgevoegd artikel uit de eigen grondwet toe te passen, en EU-verordeningen en -richtlijnen in wetteksten om te zetten. Zij hebben zich onderworpen aan een macht boven henzelf, die het mogelijk maakt om ondemocratische wetten te stellen die snel en flexibel inspelen op economische belangen. Die EU-wetten zelf weer, worden gemaakt door de EU-raad en -Commissie – instanties wier vertegenwoordigers niet democratisch verkozen zijn. Als troostprijs mogen de mensen een Europees Parlement kiezen – dat echter geen wetgevende bevoegdheid heeft.
Kortom: aan de Nationale Parlementen is elke macht onttrokken, en het supranationale EU-parlement heeft die macht nooit gehad. Gezien deze omstandigheden sijpelt de democratie al jaren weg. De betiteling van het parlement als “praatbarak” was ooit een fascistische oorlogsverklaring aan de verlichte democratie. Vandaag is het een deprimerende maar feitelijke vaststelling.
Tegelijk hebben de nationale Grondwettelijke Hoven zich uit hun controletaken teruggetrokken. De EU eist dat, met als argument: de harmonisering van de rechtspraak in alle lidstaten. Ongelijke rechtspraak in de lidstaten is schadelijk voor de economie. Het EU-recht is op weg om overal het nationale recht te infiltreren, en zo tenslotte alle democratische structuren af te bouwen en democratische verworvenheden op te ruimen. Zo consequent antidemocratisch verloopt de “Europese Eénwording”: harmoniseringen die in geen enkele lidstaat een kans op een democratische meerderheid zouden hebben, worden haastig goedgekeurd en omgezet, terwijl wenselijke harmoniseringen, zoals bijvoorbeeld die van de belastingheffing, door Raad en Commissie niet enkel gehinderd, maar juist radicaal verboden worden. Een harmonisering zou de zwakkeren bescherming bieden, maar net hier geldt het vetorecht van elke staat, ook van het kleinste belastingsparadijsje. De reden? goed voor de economie! – Plots gaat het niet meer over de concurrentie tussen ondernemingen, maar om machteloze nationale staten die naar de gunsten van de bedrijven dingen.
Met welk recht nu willen de medeverantwoordelijken voor deze gang van zaken de kiezers opvrijen? Met wat voor redelijk argument willen zij straks gekozen worden, voor verantwoordelijkheden die zijzelf al lang hebben opgegeven? Op grond van welk argument zou men voor de ene of andere partij nog warmlopen? Omdat men liever van de ene slaag krijgt dan van de andere?
Evengoed onder het mom van de “Eénwording” worden wij verondersteld een onderscheid te maken tussen twee verzuchtingen die onscheidbaar zijn: democratie en vrede. In de EU-grondwettekst komt het woord “markt” 78 keer voor, “concurrentie” 27 keer, “democratisch” 4 keer, “voltijdse arbeid” één keer.
Maar “Vrede”! Was er ooit wel één zondag waarop niet in de redevoering van de een of andere politieke ambtsdrager het fascinerende “Vredesproject van de EU” bezworen werd? Moet vrede de troostprijs zijn voor het verlies aan democratische medezeggenschap? Alsof ware vrede enkel te verwezenlijken was door internationale verstrengeling van de economie, die leidt tot grotere armoede van grotere delen der bevolking – en niet door vredespolitiek. Dat vandaag de sociale afbraak overspannen wordt met het baldakijn van de Vrede bewijst nogmaals dat het argument van “de laatste oorlog” in vredestijd alweer wordt misbruikt voor afpersing. Dat kenden de zogenaamde Ossis al, en net daarvan hadden zij genoeg: “Kijk naar dit hemelgewelf dat over u wordt gespannen, en vergeet uzelf!” Dat is de tegenwoordige hemelse vrede in Europa: “Vrede aan de Paleizen” is de enige bekommernis van haar vredespolitiek.
[“Friede den Hütten! Krieg den Palästen!” is een woord van Georg Büchner. Dat Menasse én Die Zeit er zomaar van uitgaan dat ook een verdraaid halfcitaat voor hún lezers volstaat, dat zegt veel over het peil van die lezers, en we spreken hier over de centrale Europese cultuur, de Duitse. Er is nog hoop!]
Waar zou het bij volgende verkiezingen om kunnen draaien? Steeds meer mensen willen dat hun gekozen vertegenwoordigers verantwoordelijkheid nemen. Zij willen dat zij opnieuw de verantwoordelijkheid op zich nemen die hun gegeven was. De vraag is dus of er door de komende verkiezing, of wat voor verkiezing ook, een constellatie tot stand kan worden gebracht die deze maatschappelijke dynamiek bevordert in plaats van haar af te remmen. De openlijke woede, de gistende ontevredenheid van de overweldigende meerderheid zijn een eerste democratisch antwoord op de zelfafschaffing van de democratie in de Europese en globale context. De ontevredenheid van de bevolking zal met een coalitiewissel niet weggaan, enkel zal de maatschappelijke woede zich tot andere geadresseerden wenden.
Alhoewel: het behoort tot de typische paradoxen van Duitsland dat uitgerekend een stem voor een coalitie van de economisch liberale CDU/CSU met de FDP, van meer weerstand tegen de EU zou getuigen dan dat het geval zou zijn bij een roodgroene coalitie.
Dat is duidelijk te zien aan de kwestie van de toetreding van Turkije tot de EU. Drie belangengroepen willen die: –de concerns, omdat zij daar een economische ruimte met 80 miljoen goedkope arbeidskrachten zouden vinden; –de Europese militairen, omdat zij met het Turkse leger erbij eindelijk ook een globale speler zouden worden; –en de USA – omdat een toetreding de EU zou verzwakken in de concurrentiestrijd met Amerika. Deze belangen zijn machtig in de Realpolitik – in een functionerende democratie zouden zij volslagen machteloos zijn. Een partij die verkondigt dat Duitsland militair opnieuw een wereldspeler moet worden zou ongetwijfeld struikelen over de 5%-drempel. Hadden dan Schröder noch Fischer de fantasie of de kennis om in verband met de Turkse toetreding openlijk de vraag te stellen “Cui bono?”.

Deze verkiezing zal niet méér zijn dan dat waardoor zij tot stand kwam: een demoscopie, een peiling.

12 september 2005

"Geostrategie": aan iets een naam geven volstaat niet als verklaring

.
Journalist Jorn De Cock laat vandaag in De Standaard weten dat hij het TV-debat tussen Schröder en Merkel heeft gevolgd. Dat is heel verdienstelijk van hem, maar wat hij gezien heeft verschilt sterk van mijn indrukken. Zoals ik eerder al zei: dat maakt zijn artikel niet minder leerzaam, want De Cock verklapt openhartig zijn sympathie voor Gerhard Schröder (die drie keer uit de echt is gescheiden, terwijl die andere Duitser, Benedictus XVI aan geen vrouw is geraakt, besluit Jorn heel geestig, hoewel een tikkeltje overbodig in een politiek artikel):

“[Schröder] maakt het zichzelf niet gemakkelijk. In het televisiedebat vorige zondag met zijn uitdaagster Angela Merkel van de christen-democraten was hij het die de Turkse kandidatuur voor de Europese Unie uitlegde in naam van de geostrategie – terwijl Merkel niet verder kwam dan een halfbakken betoog voor een “geprivilegieerd lidmaatschap” van Turkije dat ze verder niet echt kon uitleggen.”

Nu hoorde ik Schröder het woord geostrategisch inderdaad gebruiken, twee keer zelfs, en één keer ook geopolitisch, maar die woorden heeft hij niet uitgelegd – en dat is begrijpelijk want ze betekenen heel weinig. Hij gebruikte ze enkel als machtstermen, om das Mädchen eens flink te overbluffen, want hij zat ietwat benepen en was tenslotte verplicht om over Turkije toch iéts te zeggen. Ook Schröders eigen kiezers denken van die toetreding namelijk het hunne.

Jorn De Cock nu lijkt te geloven dat een etiket kleven op een bepaald probleem, iets onder een bepaalde noemer brengen, hetzelfde is als er een verklaring voor geven. Een veel voorkomende denkfout.
Het weinige dat Schröder werkelijk heeft gezegd schreef ik hier eergisteren, en het debat kun je nog online bekijken. U oordeelt dan zelf of Schröder de Turkse kandidatuur geostrategisch heeft “uitgelegd”.

11 september 2005

Over Turkije neuriede Schröder het bekende voluntaristische refreintje

.
Eén uur en tien minuten ver waren we al in het Merkel-Schröder-debat toen het onderwerp Turkije even aan bod kwam. Eerst gaf Merkel haar visie, die inhield dat aan Turkije een bevoorrecht partnerschap moest worden aangeboden. Daarop stelt Sabine Christiansen, sterjournaliste van de ARD volgende vraag:
"Mijnheer de Bondskanselier, bent u niet, net als de andere Europese regeringsleiders, veel te lang arrogant blijven voorbijgaan aan de eigenlijke bezorgdheden die met betrekking tot de uitbreiding van de Unie onder de mensen leven?"

Het antwoord van Schröder was ontluisterend: verder dan het plaatsen van enkele laatdunkende opmerkingen kwam hij niet. Ook repeteerde hij in een soort van aanroeping een paar gewichtige termen: "geostrategisch! geopolitisch!" Maar tegelijk leek hijzelf vaag te beseffen dat deze mantra haar kracht verloren heeft, en hij formuleerde dan maar enkele vrome wensen – waarvan iedereen helaas al een tijdje beseft dat ze volkomen onrealistisch zijn. Ten einde raad besloot hij met een sombere dreiging – die van de democratie een lachertje maakt:


"Ik geloof niet dat je dat kunt zeggen, maar laat ik wat Turkije betreft een woordje uitleg geven. Mevrouw Merkel, u maakt hier alweer dezelfde fout die u ook bij het conflict in Irak hebt gemaakt. U begrijpt het geostrategische, geopolitieke belang niet van een opname van Turkije in de EU. En een geprivilegieerd partnerschap, dat is er toch al lang? Wij hebben associatieverdragen, en dat beetje dat u aan hen daar bovenop wil toekennen in de buitenlandpolitiek, dat volstaat echt niet om recht te doen aan dit geostrategische belang.

Ieder van ons kent toch de beroering die er in heel de regio is, in Irak, Iran, de Kaukasus? Als wij er in slagen om Turkije aan het Westen te binden, zó vast dat het er niet meer los van komt, als wij er daardoor in slagen in Turkije een niet-fundamentalistische Islam te koppelen aan euh, aan heu de waarden van de Westerse Verlichting, dan hebben wij in Duitsland, in Europa een versteviging van de veiligheid die gewoon onschatbaar is.
Daarom geloof ik dat u inzake buitenlandse politiek alweer een fout maakt die haar weerga niet heeft.

U zal dat niet kunnen doorzetten, daartoe, euh daarvoor zal worden gezorgd."

7 september 2005

Onderstaand bericht is enkel bedoeld voor mensen die het verkiezingsdebat tussen Merkel en Schröder hebben gezien

.Dat debat werd door Schröder gewonnen, lezen we in de Vlaamse kranten. Schröder heeft evenwel niet met een straatlengte gewonnen en dat beweert ook niemand. Wat is dat trouwens: een debat winnen? Zulke zaken zijn moeilijk af te wegen en je kunt beter een slag om de arm houden, want altijd zal er iemand klaarstaan met krantenknipsels om aan te tonen dat ook Al Gore zijn TV-debatten won, of recent nog John Kerry.
Mijn idee is dat zulke debatten helemaal niet ter zake doen, op de kiesuitslag generlei invloed hebben, beter onbesproken worden gelaten ...terwijl meetings ergens in een achterwaartse turn- of parochiezaal vroeger wél van belang konden zijn, en misschien nog zijn. Maar ik kan dat niet bewijzen. Het enige dat ik weet is dat het kiespubliek vroeger samen zat in een zaal, en dat er dus een bepaald enthousiasme kon ontstaan, ten goede of ten kwade.
Bij TV-debatten zitten de mensen afzonderlijk voor hun scherm, en zij zien …another TV- program, met andere woorden zij krijgen hun dagelijkse, goedbedoelde, routineuze, community-building gezelligheidsgelul. In se is dit een contradictoire toestand, waarvoor niemand direct schuld treft …maar die wel tot enige nederigheid kan aanzetten. A sobering fact, om het in de taal van de televisie te zeggen.
Maar over die krantencommentaren dus. Achteraf met argumenten als Kerry of Gore aankomen is natuurlijk niet moeilijk; blijft de vraag of je gazettenuitspraken over wie een televisiedebat heeft gewonnen of verloren daarom moet wegwuiven. Ik denk van niet. Integendeel: als eenvoudige krantenlezer krijg je namelijk vaste voet aan de grond. Zo’n journalist heeft wellicht net als iedereen naar de televisie gekeken, maar hij weet na enig nadenken, en ook op grond van zijn redactionele lijn, wat je als weldenkende mens daarover des anderendaags op de trein hoort te vertellen! Dat is allemaal wel nergens op gesteund besef je als denkend mens, maar ondertussen weet je toch waar die journalist zijn sympathieën liggen, en deze kennis kan weer andere artikelen van hem begrijpelijk maken, bijvoorbeeld artikelen waarin hij blote feiten meedeelt, ofwel nog andere artikelen waarin hij feiten die jijzelf door toeval kent verwonderlijk genoeg niét meedeelt.
Altijd omzichtig omgaan met journalistieke mededelingen dacht ik, en dan zit je safe! Maar gisteren las ik op de avondtrein een stuk in de NRC, dat enerzijds enkele van mijn overtuigingen bevestigde maar dat ook enkele twijfels helaas versterkte. Dit was het slot van hun artikel over het Merkel-Schröderdebat:

Het tv-debat leverde veel kabaal op, maar heeft nauwelijks invloed op de stembusuitslag. Slechts twee procent van de 23 miljoen kijkers heeft naar eigen zeggen na het debat een andere voorkeur. Uit onderzoek blijkt inmiddels ook dat steeds meer mensen zeggen dat ze het debat gezien hebben, terwijl dat niet zo is.
De NRC is een blad waar ik een bepaalde veneratie voor koester –wij hebben zoiets niet hier– maar wat drukken zij daar?
Als wat daar staat echt en feitelijk waar is, dan hebben er binnen een zeer korte tijdsspanne minstens drie serieuze sociologische onderzoeken plaatsgehad:
-vooreerst is goed en wel bewezen hoeveel mensen er gekeken hebben naar het Merkel-Schröderdebat (en laten we aannemen dat dit kan en gebeurd is),
-ten tweede is er een onderzoek geweest naar hoevelen er zéggen dat ze hebben gekeken, en die twee cijfers zijn dan naast elkaar gelegd,
-en vervolgens, na enige pauze, is dat tweede onderzoek nog eens overgedaan en daarbij is dan gebleken dat er een stijging van het aantal leugenaars is!

Zo kom je snel een heel eind in het metagebied. Heeft bijvoorbeeld de journalist zelf het debat gezien is maar één vraag.
(...en ikzelf zag – door een onachtzaamheid – enkel het slot ervan; maar niets zal mij beletten om op de vraag die niemand stelt : "Heb je het debat gezien?", volmondig te antwoorden met: "Ja!")
Mag ik een stelling aanbieden?


emocratie, het stelsel dat Europa aan de wereld heeft geschonken na zeer lange en onzekere wegen, werkt enkel via directe contacten, ook nog via kranten en tijdschriften is het lange tijd goed gegaan, en heel misschien kan ook de radio wel dienen, én democratie werkt, zoals Zwitserland elke dag bewijst, via zeer frequente volksraadplegingen, opklimmend vanuit het plaatselijke tot het landelijke niveau ...als er ook initiatiefrecht is voor de burger.
Maar democratie werkt niét via de kloof van een puur "vertegenwoordigend stelsel", en al helemaal niet via de TV.
Het is een tere vlindersoort, die met uitsterven is bedreigd als verkozenen (of, bij ons dan: hun opvolgers) tégen de uitdrukkelijke wil van de kiezers blijven ingaan.

Dixi
.

4 september 2005

Wolfgang Schäuble zegt wat u denkt

.
De International Herald Tribune gaf vorige week een interview met Wolfgang Schäuble, misschien de volgende minister van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek, mocht Angela Merkel de verkiezingen winnen en kanselier worden.
Schäuble vertelt niets schokkends, maar hij vertolkt wel wat de meeste Europeanen denken over de Turkse toetreding tot de EU.

(ik las het artikel toevallig op een andere blog, die zich voornamelijk met juridische zaken inlaat)
Speciaal wat Schäuble vertelt over het Amerikaanse standpunt inzake Turkijes toetreding zou ik graag ter lectuur willen aanbevelen aan Karel De Gucht, want ik hoor onze zelfverzekerde minister nog vorige week in Terzake zeggen aan de journalist (die iets had gesuggereerd over Amerikaanse druk): “Zo is het helemaal niet, mijnheer Bracke!”.
Welnu, ik kan mij niet inbeelden dat Schäuble slechter op de hoogte zou zijn van het Amerikaanse standpunt dan onze man.

Eerst merkt de Herald Tribune op dat Angela Merkel in grote lijnen niet de confrontatie met Washington wil, maar juist samenwerking. En nu vertaal ik:

Wat internationale politiek betreft lijkt Turkije het enige grote punt te zijn waar de regering Bush en Merkel niet in dezelfde richting kijken. Washington beschouwt Turkije als een belangrijke strategische bondgenoot en heeft bij herhaling de EU aangemaand om zo snel als mogelijk toetredingsonderhandelingen te beginnen. In tegenstelling met Schröder, die altijd een trouwe supporter van de Turkse toetreding tot de EU is geweest, dringt Merkel aan op het toekennen van een “bevoorrecht bondgenootschap”.
Toen hem werd gevraagd waarom aan Turkije, eens het alle politieke, economische en mensenrechtencriteria van de EU zou hebben vervuld, niet een volledig lidmaatschap zou worden verleend, voerde Schäuble aan dat dit de verdere integratie van Europa kon ondergraven.
“Wat ons met zorg vervult zijn de grenzen van Europa en het draagvlak voor de Europese integratie, bij Europeanen. Zij zullen zich niet thuis voelen in een Europa dat grenst aan Iran en Irak. Europa zal ophouden te bestaan als de grenzen van de EU zich uitstrekken tot Iran en Irak."
Schäuble wierp ook de vraag op naar Turkijes identiteit.
“Voor een stuk is Turkije Europa, net als Rusland,” zei hij, “maar een veel groter deel van zowel Turkije als Rusland is beslist niet Europa. Daarom zou ook Rusland nooit echt kunnen integreren in de EU.”
Bij een bezoek aan Washington vorige maand, zei Schäuble, had hij gepoogd om het standpunt van zijn partij inzake Turkije uit te leggen aan minister van buitenlandse zaken Condoleezza Rice. “Ik heb haar verteld dat wij, wat betreft het strategische belang van Turkije het Amerikaanse standpunt delen. Wat Turkije betreft moeten wij uiterst omzichtig te werk gaan, in het besef van de verantwoordelijkheden van de beslissing die wij treffen. Ik had de indruk dat Condoleezza Rice voor mijn argumenten begrip kon opbrengen .”

In geen geval, zei Schäuble, zou een regering-Merkel “een halt toeroepen aan het aanknopen van toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Turkije. En wij zullen ons houden aan de beslissing van de Europese Raad, dat het resultaat van deze onderhandelingen open moet blijven. De onderhandelingen kunnen op zijn minst wel 10 jaar duren. Binnen 10 jaar kunnen de zaken er heel anders uitzien”.

_________________________



P.S. Voor een anti-democratische politicus als De Gucht is de mening van de Europese burger natuurlijk niet in tel. In De Standaard zegt hij dat zowel de toetreding van Turkije, als de "Europese Grondwet" er moéten en zullen komen. Niet eens argumenten die hemzelf intellectueel belachelijk maken schuwt onze man: Luxemburg, met zijn ocharme 220.000 kiezers heeft "ja" gezegd (en dat was geen massaal ja, het verschil tussen ja en neen bedroeg een goeie 28.000 stemmen!), en dat volstaat om door te gaan met de grondwet.
Karel moet goede maatjes zijn met die andere anti-democraat Juncker: "Si c'est oui, nous dirons donc : on poursuit ; si c'est non, nous dirons : on continue !"
Nog wel interessant in dit verband vond ik dat de scherpe Standaardjournalisten, in casu barones My Doormat en zekere Bart Beirlant, volgende vraag voor Karel hadden bedacht (het ging over Iran): "Waarom zou een fundamentalistische dictatuur zich iets aantrekken van haar bevolking?"
"Waarom zou zelfs een democratische politicus zich daar iets aan gelegen laten?", was eerder mijn vraag geweest maar ik ben geen baron.
Nu weet ik dat het niet van een goed karakter getuigt om de zwakheden van iemand aan te halen ...maar wat antwoordde Karel op die vraag?
Wel...onze Buitenlandse zei: "Ik denk dat vooral in de buitenlandse politiek het ideologische aspect veel minder speelt dan the hard facts of life. Politici, zeker zij die het buitenlandse beleid sturen, zijn meestal veel rationeler dan op het eerste gezicht lijkt. Dat is mijn overtuiging."
Dit gezegd door iemand die zelf op Buitenlandse Zaken zit...le ridicule ne tue pas! en heeft hij ook historische feiten achter de hand om zijn stelling te staven? Maar goed, hard facts zijn bijvoorbeeld de uitslagen van de referenda in Nederland en Frankrijk. En facts of life slaat bij Engelssprekenden meestal op de bijtjes en de bloemetjes, maar waarschijnlijk bedoelt Karel hier iets als Realpolitik. De Gucht haalt twee gezegden door elkaar, en dat is nogal typisch voor zijn flauwe amalgaamdenken. Hij komt nog eens met het bekende liedje van wij praten niet over lidmaatschap, maar over het aanknopen van onderhandelingen. Kijk, waar zouden die onderhandelingen dan anders over gaan? ...dat soort van sofismen is nu juist afgestraft in de referenda! Maar De Gucht heeft niets geleerd... net zomin als hij uit het vreemdelingenstemrecht en uit de woordbreuk rond BHV iets heeft geleerd. Hij kan zich ook "niet indenken" dat "Europa" op zijn gegeven woord zou terugkomen zei hij eerder... hierbij net doend alsof dat "woord" werd gegeven door mensen met een democratisch mandaat! Neen: als er al iets is beloofd, dan is dat tersluiks gebeurd, buiten de burgers om. Bij bv BHV daarentegen hadden de politici wél een belofte gedaan, voor de verkiezingen, en zij hadden dus een duidelijk mandaat, maar achteraf kwamen hij en anderen met geestigheidjes als resultaatverbintenis versus inspanningsverbintenis voor de pinnen. Daarom noem ik hem een antidemocraat.
Ook zijn woordje meestal verontrust mij enigszins. Veronderstel dat de vliegmaatschappij Sabena een slogan bedenkt als: "Onze piloten zijn meestal niet dronken". Wie vliegt dan nog mee, buiten misschien onze Karel?
Verder debiteert hij frazen als: "ik denk dat Iran constant balanceert tussen ratio en ideologie".
Hier moet je bijna veronderstellen dat hij iets verstandigs vertelt dat je zelf nog niet helemaal doorhebt! Wat mag Karel bedoelen? ik zou het bijgot niet weten... Daarvoor moest hij eerst die begrippen ratio en ideologie eens uitleggen. Karel gebruikt die zo ontwapenend naief.

We kunnen de vraag helaas niet ontlopen: is dit een verstandige man of een gezwollen kikker?

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html