30 december 2009

Er is ons een boek met inhoud verschenen!

.
Recensies schrijven bij slechte boeken lijkt mij een fluitje van een cent. Altijd al had ik niets liever willen doen, maar ik lees geen slechte boeken. De stamina ontbreken mij. Slechte krantenartikelen zijn het uiterste dat mijn maag verdraagt.
Iets schrijven bij een goed boek, is een stuk lastiger. Zeker als het een boek betreft dat op zijn beurt niets anders doet dan weer andere boeken recenseren, zowel goede als slechte. Als de schrijver daarbij nog iemand is die Chinees spreekt, wordt het hachelijk.

Uit de flaptekst van het boek dat voor mij ligt, en dat “Het boek bij het Boek” heet, maakte ik op dat de auteur, dr.Koenraad Elst, naast Chinees ook Iraans verstaat, Indisch, en zelfs Sanskriet. En in het boek zelf geeft hij toelichting bij diverse Arabische termen. Want de ondertitel zegt nog: “recensies over islam en koran, 1992-2008”.

Een mens zoals u of ik, lezer, die nog wat Latijn heeft opgespaard, of misschien zelfs een letter Grieks, weet dan dat hij het zijne moet mee-pikken. Tolle, lege.

Maar zo afschrikwekkend als mijn woorden laten uitschijnen, is deze dr. Elst niet. Integendeel. Ik meen zelfs dat de doorsnee hoofdredac-teur van een kwaliteitskrant zijn teksten goed zou kunnen begrijpen. Of zij ook de humor ervan zouden inzien laat ik in het midden, want Elst valt hun heilige huisjes aan, en zulke dingen liggen gevoelig.
En Elst ís in zekere zin ook onbarmhartig, want schrijvers die door deze journalisten ernstig worden genomen –of ze die daarom achter de kiezen hebben is hier niet de vraag– zoals de Amerikaanse ex-non Karen Armstrong, of de roemruchte predikant Tariq Ramadan, of nog de lekenhelper Rik Pinxten, of in het wat lichtere genre een Lucas Catherine: .zij worden door hem niet enkel met een ironische, maar vaak met een luidop grappige zin weggeblazen. En erger: ze worden tegelijk met citaten en feiten geconfronteerd die zij liever niet wensen te kennen.

Het boek van Elst bestaat, zoals gezegd, uit een verzameling van boekrecensies en beschouwingen die hij al een kleine twintig jaar in vele tijdschriften publiceert, maar die nooit of nooit de Kwaliteits-kranten inkwamen. Elst schreef wel voor bv. Trends, TeKoS, Nucleus, Punt, ’t Pallieterke, Doorbraak en Brussels Journal. Zoals hij in zijn inleiding zegt: .“Dat waren of zijn eerder marginale media, van flamingantische en/of conservatieve signatuur.”
Zoiets moet zijn redenen hebben. Misschien gaan een Vandermeersch of een Desmet ervan uit dat ze in het eigen huis competentie zát hebben? Dwaasheid is een vorm van geluk, hoor je wel eens.

Wat de heren hier kunnen nagaan, zal een verrassing voor hen zijn: dit zijn stukken die na tien of vijftien jaar nog belangwekkender zijn vaak, dan toen ze geschreven werden. En natuurlijk komt dat door de in-drukwekkende eruditie van Elst, en door zijn intellectuele eerlijkheid. Maar niet minder ook door zijn prachtige, afstandelijke, evenwichtige en grappige schrijfstijl.

Om iets over de uitgave zelf te zeggen: die is zoals het hoort, met zelfs een perfect personen- en zakenregister. Dat zie je niet elke dag, en de uitgever “Yang Books” verdient een pluim.

Veel van wat dr. Elst heeft geschreven was gelukkig ook op het Web al te vinden. Maar dat het nu in boekvorm gedrukt staat is een zegen, want zoals de auteur nog zegt: .“De belanghebbenden die mijn islam-kritiek altijd met vage dooddoeners hebben proberen te smoren, worden hierbij uitgenodigd om met de tekst in de hand eens aan te wijzen welke bewering of zinsnede er eigenlijk zo aanstootgevend is, laat staan onjuist.”
.

29 december 2009

Karel van het Reve en Martin van Amerongen

.
Is Kunst Elitair?

Deze vraag kwam aan bod in een vijf uur durend gesprek van Martin van Amerongen met Karel van het Reve (live! VPRO, 1986). Hieronder 2'44" uit dat gesprek: bijzonder grappig!

En helemaal onderaan nog een stukje (slot van het Tweede Uur) over Schillers Ode an die ...Freiheit !


MvA: Laten we maar eens even wat spreken over iets wat we nog nauwelijks hebben behandeld: de Schone Kunsten. Ook daar heb je...
KvhR: Vooruit!

Ook daar heb je...
Muziek hebben we al behandeld, of was dat buiten de tijd?

Nog niet zo uitputtend als mijzelf wel lief is.
Ah.... nou begin dan.

Kunst is elitair, zeg jij.
Nou ja, kunst is elitair …lui die het goed kunnen die komen weinig voor, die behoren tot een elite. Maar iedereen –ja, in zoverre is kunst helemaal niet elitair– iedereen doet wel iets aan kunst, al hangt ie maar een …een zonnebloempje van Van Gogh aan de muur, of een reekalfje van Poortvliet. Dus dat …doet iedereen aan kunst, iedereen versiert zichzelf en versiert zijn huis, en iedereen leest wel eens wat, of je hebt mensen die ook helemaal niet lezen, maar iedereen luistert wel eens naar iets, iedereen kijkt wel eens naar iets, dus wat dat betreft is kunst helemaal niet elitair.

Ja. Maar we praten natuurlijk niet over het reekalfje van Poortvliet, maar net over wat wij dan waarschijnlijk hooguit als echte kunst geneigd zijn te beschouwen.
Ja, ik maak geen verschil tussen echte kunst en Poortvliet. Dat wil zeggen, ik vind Rembrandt veel beter dan Poortvliet.

Hoor je wel vaker ja.
Maar ik vind niet dat Poortvliet geen tekenaar is, of geen kunstenaar. Waarom zou hij dat niet zijn? Een slecht mens is toch een …evengoed een mens? Waarom zou een slecht kunstenaar geen kunstenaar zijn?

Hm ja, laat ik zeggen, in cultuur-consumptief gedrag is er sprake van een zekere elitevorming.
Ja je hebt natuurlijk een zekere, hoe moet je dat zeggen, lui die graag tot een elite behoren en graag naar dingen kijken waar zij eigenlijk geen plezier in hebben. Vaak. Dus menigeen die naar een, een tentoonstelling van abstracte kunst gaat, die zou eigenlijk dolgraag zo’n, zo’n ...zo’n beestje van Poortvliet aan de muur willen hangen. Dat vindt hij eigenlijk pas mooi. Maar dat kan hij niet omdat ie ...dat zijn omgeving dat niet toelaat.

Ja.
Tenminste ik kom vaak – of kom vaak, maar je bent soms bij mensen ...daar hangt iets. En dan denk je: dat heb je daar gehangen omdat je denkt dat het mooi moet worden gevonden., en je probeert jezelf ervan te overtuigen dat je …terwijl als je Poortvliet ziet hangen, dan weet je dat die mensen dat echt mooi vinden.

Dat is waar ja. Dat is authentieker.
Hoe?

Het, het …bedoeld is: het consumptiegenot is dan authentieker dan...
Ja, dat geloof ik wel, dat geloof ik wel. Mensen die een kasteelroman lezen, die lezen dat omdat ze dat fijn vinden. En mensen die Opwaaiende Zomerjurken lezen laten we maar zeggen, die doen dat omdat …je moet dat gelezen hebben. Menige minister zit nu Opwaaiende Zomerjurken te lezen, omdat hij denkt, d’er kan mij door de VPRO gevraagd worden: Wat doe je aan de Nederlandse literatuur? en dan kan hij met die zomerjurken, terwijl hij de pest heeft aan die jurken…

Jaja...precies.
…er helemaal geen aardigheid in heeft.

Of hij moet naar het Hollands Dagboek. In de NRC Handelsblad van zaterdag, ja dan moet je toch wel een paar Franse studiën bij de hand hebben.
Dat heb ik niet gelezen.

Nee, maar zo gaat dat altijd. D’er wordt veel copieus geluncht in de Hollandse Dagboeken over het algemeen…
Ja, jaja.

…er wordt veels Franse studiën bestudeerd.
Aah.


.


20 december 2009

Minister van Cultuur is moeilijk

.
Tijd voor een jaaroverzicht. Het is natuurlijk lang weer vergeten, maar de manier waarop Joke Schauvliege direct bij haar aantreden als Cultuurminister door de zelfbenoemde Vlaamse cultuurwereld in de bladen werd getrakteerd, vond ik in het afgelopen jaar een van de beschamende journalistieke dieptepunten.

Het zal Schauvliege een magere troost zijn wat ik hieronder aan te bieden heb, en bij wijze van plaatsvervangende Wiedergut-machung laat horen, want wat zij te zeggen hebben is niet meteen gunstig, maar tenminste zijn hier twee intellectuelen aan het woord, die geen subtaaltje hanteren zoals we dat van Vlaamse auteurs kennen. Nee, we horen intelligente, beschaafde, grappige lieden. Onze werkelijke landgenoten: Nederlanders.


.
Karel van het Reve werd goed twintig jaar geleden, op 15 augustus 1986, voor de VPRO geïnterviewd door Martin van Amerongen. Het interview ging live, en duurde volle vijf uur. Twee heren in gesprek, zonder muziekjes, met enkel om het uur Nieuws. Hierboven, uit het derde uur van het marathoninterview, dertien seconden. Hieronder nog iets uit het vijfde uur.

________________

Noot van 29 december: voor wie, net als ikzelf, niet genoeg kan krijgen van dit gesprek, staan hier nog een paar fragmenten, met daarin ook een antwoord op de onontkoombare vraag, die nu ook op Klara wordt gesteld: Is Kunst Elitair?

.

14 december 2009

Minaretten zonder cordon


Moeten er aan de directe democratie grenzen gesteld worden? Of dreigt er veeleer miskenning van de volkswil, door de politiek? Het socialistische parlementslid voor Zürich, Andreas Gross, en de ideoloog van de Zwitserse Volkspartij, Christoph Blocher kruisen de degens.

Directe Democratie
Het grote debat
De oerdemocraten Christoph Blocher en Andreas Gross over de lessen van het minarettenreferendum. Beiden zijn vehemente voorvechters van de directe democratie – en bevechten elkaar nu verbeten wat betreft de grenzen van de rechten van het volk, en de interpretatie van de Grondwet. Ex-minister Christoph Blocher spreekt van een “dictatoriale reactie van de classe politique”, die de volkswil niet in praktijk zou willen brengen. Het Züricher SP-parlemenstlid Andreas Gross noemt hij een “pseudomonarch”. Deze verwijt Blocher weer “volksabsolutisme” en pleit voor een nieuwe commissie, die nieuwe volksinitiatieven zou onderzoeken op hun verenigbaarheid met de mensenrechten. Want het is “niet zeker dat de meerderheid zich nooit vergist”. Voor Blocher is de directe democratie “het correctief op de willekeur van regering en parlement”. Gross daarentegen opteert voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat de mensenrechten zou beschermen tegen de “tirannie der meerderheden”. (daf/lf)


Na het Ja op het minarettenverbod, wordt er heftig gediscussieerd, hoe men met dat volksbesluit moet omgaan. Hebt u dit eerder al meegemaakt?
Christoph Blocher: Een dusdanig dictatoriale reactie van de classe politique, die op de avond zelf van de stemming al verklaarde, dat zij de volksbeslissing noch wilde, noch kon of mocht uitvoeren: dat is nieuw, maar wel typerend.
Hoe verklaart u dat?
Blocher: De grond van de zaak ligt bij de toenemende aandrang van de classe politique om het volk te slim af te zijn. Omdat men bij de EU wil komen, kan men de directe democratie niet meer hebben.
Ziet u dat ook zo, mijnheer Gross?
Andreas Gross: Helemaal niet. Zeker zijn er velen geschrokken van de uitslag. De beslissing wordt echter door iedereen aanvaard. Nochtans moet niemand om die reden nu maar berusten. Ook de rechterzijde heeft na de stemming in de UNO lucht gegeven aan haar ontevredenheid, en gedreigd met een referendum om opnieuw uit de organisatie te stappen. In de democratie geldt: na de stemming is het zoals voor de stemming. Het behoort tot het wezen van de democratie dat zij open is: men mag altijd op democratische manier terugkomen op dat wat eerder was beslist. Want er is geen zekerheid dat de meerderheid zich nooit vergist.
Blocher: We moeten niet in huichelarij vervallen (hij imiteert de stem van Gross): “Langs democratische weg en geplogenheid kan men gelijk welke beslissing opnieuw in twijfel trekken.” U wilt een democratische beslissing ignoreren! De woede van de bevolking richt zich tegen deze poging om de stem van het volk te ontkrachten. En in het vervolg zouden zulke initiatieven [i.e. referenda; die komen er namelijk op initiatief van de bevolking zelf] zelfs niet aan het volk worden voorgelegd, zoals wij nu zien bij het initiatief tot uitwijzing van criminele buitenlanders. Dat is dictatoriaal: het Parlement meet zich aan, te zeggen waarover het volk mag stemmen. En rechters, vooreerst ook nog eens vreemde rechters, zouden zeggen wat er zich in praktijk laat brengen, en wat niet. We hebben een duidelijke grondwettelijke bepaling: eenheid van materie en het dwingende Volkenrecht zijn de enige beperkingen bij volksinitiatieven.
Is er een duidelijke definitie van dit dwingend Volkenrecht?
Blocher: Jazeker. Conclusief. Daaronder vallen het verbod op foltering, slavernij, genocide en vijandelijke bezetting, het verbod op agressie tegen andere staten. Sinds 150 jaar al hebben wij goede ervaringen gehad met de directe democratie: zij is een bolwerk tegen despotisme en extremisme, ook als de kopstukken van de staat minder standvastig waren. In de tijd van het nationaalsocialisme en het communisme heeft het volk alle verleidingen weerstaan. Om die reden is de Zwitserse Volkspartij niet bereid om te wrikken aan de volkswil. De Zwitserse Volkspartij heeft vele verkiezingen verloren, maar heeft de uitslag altijd aanvaard.
Gross: U kunt mij niet verwijten dat ik de democratie buiten spel wil zetten!
Blocher: Toch wel, dat is net wat u wilt!
Gross: Onzin. De heer Blocher heeft daarentegen wel gelijk als hij zegt dat de kern van het dispuut ons begrip van democratie is.
Blocher: Het gaat om de directe democratie.
Gross: Precies. Interessant is het dat u van dictatuur en despotisme spreekt: het volk zelf namelijk heeft in de nieuwe Grondwet –die u, mijnheer Blocher, hebt bestreden– vastgelegd dat het niet despotisch wil zijn, en het heeft zichzelf overeenkomstige limieten gesteld. Zo staat daar expliciet dat het volk minderheden, en de grondrechten van elkeen zal respecteren. De vrijheid van godsdienst behoort tot de grondrechten. Daarom ook dat zovele mensen verontwaardigd waren na de stemming: omdat er nu aan het eind van de grondwet een bepaling ingevoegd zou moeten worden, die datgene wat daarvoor staat tegenspreekt. Deze tegenspraak willen velen niet voor lief nemen, maar corrigeren.
Blocher: Niet afwijken graag. Ik heb het over de ondemocratische niet-naleving van stembusuitslagen, en over het ongeldig verklaren van initiatieven zoals het initiatief over de uitwijzing [van criminele buitenlanders].
Gross: Wat helemaal correct en passend is, omdat wij al eens een gelijkaardig volksinitiatief om dwingende volkenrechtelijke redenen afgewezen hebben: omwille van het beginsel dat vluchtelingen niet aan een staat kunnen uitgeleverd worden waar zij vervolgd of gefolterd worden. Door dit beginsel van het “non refoulement”, dat nu eenmaal tot het dwingende Volkenrecht behoort, werd al in 1995 een volksinitiatief van de Nationale Actie ongeldig verklaard.
Vraag blijft om welke reden men het uitwijzingsinitiatief dan ongeldig wil verklaren, terwijl de regering en het parlement beide ogen gesloten hielden bij het minaretteninitiatief.
Gross: Ik heb in een motie gevraagd om ook het minaretinitiatief ongeldig te verklaren, maar wist dit niet gedaan te krijgen.
Blocher: De regering en de meerderheid van de Commissie van de Senaat hebben nog voor de stemming over het minaretverbod gestemd ten gunste van de geldigheid van het uitwijzingsinitiatief. Nu –na de aanname van het minaretinitiatief– wil men dit initiatief ongeldig verklaren, omdat men bang is dat de burgers ook de criminele buitenlanders willen uitwijzen.
Hoe komt het dat regering en parlement plots zo wankelmoedig zijn?
Gross: In Zwitserland is er geen traditie van interpretatie van grondwetsartikelen. Een rechter zou in het geval van het minaretinitiatief een afweging gemaakt hebben tussen de verschillende grondrechten, met het oog op de Mensenrechtenconventie. Het Parlement, dat over de toelaatbaarheid van initiatieven oordeelt, doet dat niet. Het voelt zich daar eenvoudig niet toe in staat. Toch pleit ik ervoor, dat wij in de toekomst initiatieven ook toetsen aan de kerninhoud van de Mensenrechtenconventie.
Blocher: (spottend) En wat kerninhoud is, bepalen de bijzondere theorieën van de heer Gross.
Gross: Dat zijn geen bijzondere theorieën.
Blocher: Feit is dat het minarettenverbod geen uitstaans heeft met de godsdienst- of gewetensvrijheid.
Gross: Toch wel, heel zeker.
Blocher: Dat zegt u.
Gross: …velen zeggen dat…
Blocher: Als een islamitische staat een kerktoren niet toestaat, dan gaat dit voor mij als christen de geloofs- of gewetensvrijheid ook niet aan. Als christenen vervolgd worden of gebedsruimtes gesloten, dan wel. Ik heb er wel alle begrip voor als een islamitisch land geen kerkklokken wil. Muezzin en klokken gaan niet samen. Maar wij vervolgen geen moslims, en laten hen hun gebedsruimten. Maar het volk heeft beslist: geen minaretten!
De moslims vinden dat discriminatie.
Blocher: Een verbod is voor diegene die het treft altijd een discriminatie. Maar mij gaat het om meer: de groeiende tendens bij de classe politique, om de Grondwet uit te hollen. Bij de stemming over het vrije personenverkeer heeft men twee zaken bijeengepakt –de uitbreiding en de verdieping–, waardoor een onvervalste stemming onmogelijk werd: men kon niet meer voor het ene, en tegen het andere stemmen.
Gross: Wat ook volkomen terecht was, aangezien beide ontwerpen verbonden waren. De EU had een verder gaan van het vrije personenverkeer nooit geaccepteerd als niet ook Bulgarije en Roemenië mee opgenomen werden. Het was feitelijk onmogelijk om de twee ontwerpen te scheiden.
Blocher: (luid) Excuus mijnheer Gross, maar dat beslissen wij zelf toch! Voor u geldt de mening van de EU nu al als rechtsnorm.
Gross: Neen, u kunt uw partner niet eenvoudig over het hoofd zien, de EU had dit nooit geaccepteerd.
Blocher: (nog altijd luid) Voor ons eenvoudige luiden, volstaat het dat wij niet in de EU zitten! Voor professoren zoals u ligt dat anders.
Gross: Nu wordt het wel pijnlijk: noch bent u een eenvoudige man, zomin als ik professor. U bent een van de rijkste Zwitsers, en een van de hoogste representanten van de politieke klasse, want ooit was u zelfs nog minister.
Blocher: De regering legde in verband met het vrije verkeer van personen volkomen correct twee ontwerpen voor aan het parlement. Het parlement bond ze snel samen in een nepverpakking, om een duidelijke uiting van de volkswil onmogelijk te maken! Toen al werd de democratie met voeten getreden – natuurlijk met “edele” motiveringen. Huichelachtige despoten hebben altijd “edele motieven”.
Gross: (wordt nu ook luid) Dit volstaat wel! Iedereen die niet uw mening deelt wordt zwart gemaakt. Noch uw voormalige collega’s ministers, noch ik zijn despoten.
Blocher: Ik meen het ernstig: er valt niet naast te kijken. De despoot herkent men bij een voor hem negatieve stembusuitslag. De democraat zegt daarentegen: “Ik was hier weliswaar tegen, maar het volk heeft anders beslist. Dat moet dan ook uitgevoerd worden.” Ik moest bij het initiatief over de hechtenis voor de camera’s komen en verklaren: “De beslissing is geldig, ik heb hier niets aan toe te voegen.”
U had wel problemen met het omzetten van het initiatief.
Blocher: Wat dan nog? Wij zijn niet verkozen om geen problemen meer te hebben. Het initiatief is in wet omgezet.
Met beperkingen.
Blocher: Ja, en? Wij hebben zo gehandeld, zoals wij aan het volk –in geval van goedkeuring– hadden voorzegd. Dat was zonder beperkingen niet mogelijk. Elk nieuw Grondwetsartikel moet in overeenstemming gebracht worden met de overige. De initiatiefneemsters en -nemers hebben mij bedankt, nadat de tegenstanders van het initiatief, tegen de wet in, hadden gepoogd om het initiatief niét om te zetten.
Juridische experten waarschuwen dat er in onze Grondwet nu princiepsbepalingen staan die elkaar tegenspreken.
Blocher: Daar is niets buitengewoons aan. Wij hebben bijvoorbeeld de vrijheid van handel en beroep in de Grondwet gewaarborgd. Tegelijk bevat de Grondwet vele bepalingen die deze vrijheid tegenspreken. Bij de vrijheid van geloof en geweten was er van 1848 tot 1999 het verbod op de Jezuïetenorde, nochtans gold die vrijheid toch. Omdat het minarettenverbod aangenomen is, is het niet in tegenspraak met de Grondwet.
Gross: Wat de heer Blocher zegt spreekt voor zich: van de Grondrechten kan er geen enkel als absoluut gelden, het is eerder zo dat het ene tegen het andere opbotst. Intussen blijf ik erbij, dat er met het minaretverbod een discriminatoir artikel is ingevoegd, dat de grondwettelijke, en door de Conventie van de Mensenrechten beschermde vrijheid van godsdienst tegenspreekt. Voor mij is evenwel volgend punt van belang: allen die niet zijn mening delen, bestempelt de heer Blocher als despoten.
Blocher: …Nee, niet allemaal, maar wel diegenen die de volkswil miskennen, die “daarboven”.
Gross: Wie daarboven wel? U was toch een van hoogsten daarboven.
Blocher: (lacht) U hebt gelijk: bovenaan hoort het volk te staan. De Soeverein. Bijgevolg bent u het, en zijn het de volksvertegenwoordigers die onderaan staan, die despotisch zijn.
Gross: Wat u oproept is een volksabsolutisme. Terwijl wij in de Grondwet bewust verwezen hebben naar de Conventie van de Rechten van de Mens. In 1974, toen het vrouwenstemrecht eindelijk erkend was, konden wij ons bij die conventie aansluiten. Hier gaat het om die kern van de mensenrechten, die geen staat mag inperken. Dat was de les uit drie grote oorlogen tussen 1870 en 1945.
Blocher: Maar dat is theorie. Daar heeft niemand bezwaar tegen.
Gross: Neen, dat is volkomen praktisch en werkelijk: geen staat heeft in Europa nog het recht om een mens te kortwieken in zijn meest fundamentele grondrechten. Wij hebben ons onderworpen aan het Mensenrechtenhof, omdat wij gezegd hebben dat ook wij aan deze verworvenheid deel wilden hebben. Elke burger kan zich tot die rechtbank wenden, als hij gelooft dat zijn rechten geschaad worden. Dat zijn geen vreemden, maar internationale rechters, ook Zwitserland heeft daar een vertegenwoordiger.
Blocher: Mag ik nog iets zeggen?
Gross: Ik weet, dat u een dergelijk gerechtshof vandaag niet meer zou accepteren. Maar men moet inzien na welke lessen het tot stand is gekomen. Bij het minaretteninitiatief wisten wij dat het voor het Mensenrechtenhof niet stand zou houden. Om de directe democratie te beschermen had men het dus ongeldig moeten verklaren. De directe democratie wordt immers beschadigd als men het volk laat stemmen over iets dat men helemaal niet uitvoeren mag. Dat wilde ik verhinderen. De directe democratie ligt me na aan het hart, want de volkssoevereiniteit mag niet teruggebracht worden tot het verkiezen van vertegenwoordigers, maar de burgers moeten zelf direct kunnen ingrijpen in het constitutioneel en wetgevend werk.
Hoe komt het dat men de directe democratie wel op kantonaal niveau kan inperken, maar niet op federaal niveau?
Blocher: Er zijn pogingen om de mensenrechten een extensieve interpretatie te geven – vanwege parlementsleden, vanwege de ambtenarij en de gerechtshoven. Langs die weg wil men de volkswil in Zwitserland inperken. De geschiedenis heeft al aangetoond dat het volk trouwer was aan de grondrechten en de democratie dan administraties en parlementen. De geschiedenis leert ook: staatsmacht streeft naar steeds meer macht ten koste van de burger.
Gross: Dat is dan ook theorie.
Blocher: Neen, realiteit.
Nogmaals, hoe komt het dat men enkel op kantonnaal niveau een eis voor ongeldig kan verklaren?
Blocher: Omdat kantons geen soevereine staten zijn. Kantons mogen enkel stemmen over zaken die hen zijn voorbehouden. Maar Zwitserland is een soevereine staat. Hij moet enkel met het dwingende Volkenrecht rekening houden.
Behoort het non-refoulement-gebod tot het dwingende Volkenrecht?
Blocher: Neen.
Gross: Toch, wis en zeker.
Blocher: Het non-refoulement-gebod geldt niet absoluut. Als bijvoorbeeld een zware crimineel onze veiligheid in gevaar brengt, dan geldt het verbod op uitwijzing slechts beperkt. Maar wat het federale gerecht met zijn extensieve interpretaties doet, dat weten wij niet.
Gross: In 1995 heeft men met dit argument het NA-intiatief ["Maat houden bij de immigratie"] ongeldig verklaard. U, mijnheer Blocher, was toen volksvertegenwoordiger ["Volksraadslid": sommige termen zijn specifiek voor Zwitserland, en ik vertaal ze met analogieën; een Franse en Duitse woordenlijst geeft meer duidelijkheid] en hebt daarmee ingestemd.
Blocher: Dat was een ander geval. Het ging om vluchtelingen – niet om criminelen! Daarom hebben zowel de regering als ook de raadgevende commissie ons initiatief voor geldig verklaard. Tot aan de laatste zondag van het referendum. Nu wil men plots de democratie ondergraven, en het initiatief niet toelaten.
Gross: Het gaat er mij niet om de democratie te ondergraven, maar hierom: haar zo gestalte te geven dat zij geen fundamentele rechten schendt.
Blocher: En mijnheer Gross bepaalt dat minaretten grondrechten zijn.
Gross: Neen, dat zegt de commentaar van Mark Villiger, de Züricher professor mensenrechten, die in Liechtenstein rechter is aan het Mensenrechtenhof. Daar houdt men het voor vaststaand dat een minarettenverbod tegen de godsdienstvrijheid ingaat. Dat is niet een “extensieve uitlegging”, maar een correcte interpretatie van de godsdienstvrijheid.
Blocher: De kiezers zijn een andere mening toegedaan. Zij hebben beslist. Dat geldt! Als men dat niet wil, moet men de Conventie van de Mensenrechten opzeggen, en opnieuw onderschrijven met een aangepast voorbehoud.
Gross: Dat zou voor Zwitserland een schande zijn, en een feitelijk isolement.
Blocher: Voor de classe politique zou het wellicht een schande zijn. Voor ons is dat de eerbiediging van de volkswil.
Tegenwoordig verklaart het parlement met zijn wisselmeerderheden initiatieven voor geldig of ongeldig. Kon dat niet beter aan een andere instantie overgedragen worden?
Blocher: Wie zou de burgers meer respecteren? Ook het Bondsgerecht houdt zich vandaag in vele gevallen niet meer aan de scheiding der machten, maar maakt te pas en te onpas zelf recht.
Gross: Dat is opnieuw een van uw typische insinuaties – enkel omdat u het vaak oneens bent met het Hof!
Blocher: Er zouden tal van voorbeelden gegeven kunnen worden. Het Bondsgerecht is niet de belichaming van de zuivere rechtspraak en de feilloosheid.
Gross: Of een initiatief geldig is of niet, zou een puur rechterlijke toetsing moeten vaststellen. Dit is duidelijk een geval voor de rechterlijke macht. In Zwitserland is dat niet zo geregeld, omdat men zegt dat de burger op elk moment en via het kieshokje zich tegen een besluit van het parlement kan teweerstellen. Dat is echter enkel nog in beperkte mate mogelijk, omdat men niet voortdurend initiatieven of referenda kan organiseren. Bij de intensiteit waarmee men vandaag wetten moet aftoetsen aan Recht van hogere orde, is met dit systeem niets meer aan te vangen. Misschien zou men, zoals in Frankrijk, met dit doel een nieuw college in het leven moeten roepen, bestaande uit voormalige parlementsleden en rechters.
Blocher: Alweer een nieuw college? Hou eindelijk eens rekening met de volkswil, en dan zult u niet voortdurend behoefte hebben aan nieuwe artificiële constructies. Het correctief op de willekeur van regering en parlement is het referendum. Alleen moeten die opnieuw ernstig genomen worden, en moet men zich niet te zeer op het buitenland richten. In het jaar 1848 hebben de Europese naties ook gedreigd: “Als jullie een zo democratische grondwet maken, dan bezetten we jullie land.” Er werd druk uitgeoefend. Net zoals vandaag: voor de buitenlandse regeringen komt het niet te pas dat ons volk kan stemmen over een onderwerp als de constructie van minaretten, en nog eens tegen de overheid in kan beslissen.
Gross: (verontwaardigd) Dat is een ongelooflijke belediging van onze buren! Ik protesteer ertegen dat landen van vandaag, die democratisch zijn, en Rechtsstaten, vergeleken worden met de absolutistische en mensenverachtende periode van Metternich. Komt nog bij dat Zwitserland de gunstige afloop in 1848 ook te danken had aan de revolutionairen, die in Wenen, Parijs en Berlijn de straat opgingen en zo verhinderden dat deze landen konden interveniëren.
Blocher: Ook vandaag staan die burgers aan onze kant, maar niet de classe politique. De reacties vanuit het buitenland op de goedkeuring van het minarettenverbod tonen dit aan. Onze nabuurlanden zijn evenwel geen directe democratieën.
Gross: Ik strijd al twintig jaar voor meer directe democratie in Europa.
Blocher: En op dit moment strijdt u samen met andere pseudomonarchen voor de inperking van de directe democratie in Zwitserland.
Gross: U bent tot niets anders in staat, dan om alles wat anders denkt te discrediteren! Ik wens de directe democratie niet in te perken, maar compatibel te maken met de mensenrechten – zodat ze in Europa een kans maakt.
Blocher: Het recht om te kiezen is voor veel burgers ook een mensenrecht. En Zwitserland staat steeds weer voor dezelfde fundamentele vraag: willen wij onafhankelijk blijven? De bevolking wenst die onafhankelijkheid – de meeste politici niet. Deze laatsten willen onze staatinrichting een dusdanige vorm geven, dat Zwitserland tot de EU toetreedt.
Gross: Zwitserland kan helemaal niet meer autarkisch voortbestaan. Dat beseft u als internationale ondernemer heel goed. Onze soevereine beslissingsmacht wordt krachteloos zodra het om transnationale zaken gaat. Daarom moeten wij de afzonderlijke soevereiniteiten bij elkaar leggen, want samen staat men sterker dan elk voor zich. Dat toont de Libiëcrisis wel aan. Omdat wij lid zijn van de Schengengroep konden wij in heel Europa een inreisverbod voor Libische vertegenwoordigers bewerkstelligen. Pas dit heeft Khadaffi serieus pijn gedaan.
Blocher: En de gijzelaars zijn er nog altijd!
Leidt de globalisering er toe, dat de speelruimte voor nationale wetgeving kleiner wordt? Zwitserland sluit altijd maar meer staatsverdragen af, en het Volkenrecht ontwikkelt gestaag. Is dat een reden voor de toenemende problemen met de volksraadplegingen?
Blocher: Er zijn altijd maar meer mensen die menen dat zij het Volkenrecht moeten ontwikkelen. Dat zijn moderne voogden, die op kousenvoeten komen. Want zij zetten onze eigen handelingsruimte buiten spel. Wat het Volkenrecht precies inhoudt is niet te vatten.
Gross: Het Volkenrecht wordt door elke staat geratificeerd, ook door Zwitserland. Het is dus wel degelijk te vatten en democratisch gelegitimeerd. Vervolgens zijn het geen voogden die onze speelruimte inperken, maar de globale markt. Tot goed 60 jaar geleden kon binnen een nationale staat de democratie nog grenzen stellen aan de markt. Dat is niet meer mogelijk. Om de beloften van de democratie vandaag te realiseren, is uw nationaal-conservatieve soevereiniteitsthesis ongeschikt. Democratie en soevereiniteit moeten vandaag op een internationale leest geschoeid worden. Dat moet vooreerst op Europees niveau geschieden en aansluitend –zoals bijvoorbeeld voor de klimaatverandering– op globaal niveau.
Blocher: Van zulke wereldregering moet ik niets hebben. Waar zouden de burgers dan kunnen meepraten op dat globale niveau? Waar? Grootheidswaanzin is dat. De EU op zich is al een foute intellectuele constructie: ze is bureaucratisch, onoverzichtelijk, ondemocratisch. De burgers staan machteloos!
Gross: En u discrediteert de directe democratie, als uw partij zoals bij het uitwijzingsinitiatief aan het volk initiatieven voorlegt die later door het Hof voor de Rechten van de Mens verbroken zullen worden. Dit Hof beschut de mensenrechten tegen de tirannie van meerderheden.
Blocher: En u hebt angst voor de „tirannie van het volk“. De moderne geschiedenis laat evenwel zien dat een volksstemming nog nooit grondrechten heeft afgeschaft.
Gross: In 1959 hebben Zwitserse mannen het vrouwenstemrecht afgewezen. Dat was een meerderheidsuitspraak tegen de grondrechten. Het was niet anders bij het interneringsinitiatief [2004, ”Levenslange internering voor niet-behandelbare, extreem gevaarlijke seksuele en geweldmisdadigers”], bij het initiatief rond de niet-verjaring [2008, "Voor de niet-verjaarbaarheid van pornografische strafbare feiten in verband met kinderen"], en nu bij het minaretteninitiatief. Des te meer is het betreurenswaardig dat er voorafgaand aan het minaretteninitiatief geen breed debat heeft plaatsgehad. Want de discussie over een beslissing, is van doorslaggevend belang voor de waarde ervan. Misschien is dit wel het eerste volksinitiatief waar naderhand meer over werd gediscussieerd dan ervoor.

11 december 2009

Gerhard Schröder moet zich wat vertild hebben



Een recht op minaretten?
De vadsige vrede van Gerhard Schröder

In Die Zeit van gisteren schrijft de oud-kanselier over “Het recht op torens”, en hij zegt: .“Het Zwitserse bouwverbod voor minaretten toont aan dat de kijk van Europa op de islam nog altijd het stempel draagt van angst en onwetendheid.” . Een antwoord.

De bekendste wijze gek van de Arabische wereld is Nasreddin Hodscha. Hij zou in de dertiende eeuw in Anatolië geleefd hebben, en onder Turken worden zijn avonturen vandaag nog doorverteld. Het gaat zo: Nasreddin kwam een theehuis binnen en verkondigde: “De maan is nuttiger dan de zon.” De mensen waren verbaasd en vroegen, hoezo? “Omdat wij ’s nachts het licht veel meer nodig hebben.”

Met zijn lucide inzichten betreffende de islam, doet het artikel van Gerhard Schröder over het Zwitserse minarettenverbod mij aan deze wijze man denken.
De vroegere kanselier schrijft over de maan: “De islam is geen politieke ideologie, maar een vreedzame religie. Dat leert de koran.” En als bewijs legt hij een dwaalspoor: “Het waren geen islamitische staten die zich aan de beide wereldoorlogen van de voorbije eeuw hebben bezondigd.”* Dat van die wereldoorlogen heeft ook niemand beweerd, maar hoe zit het met de Heilige Oorlog, die sinds zijn uitvinding in de zevende eeuw de helft van de toenmalig bekende wereld met zijn zwaard onderwierp, en die pas duizend jaar later, in 1693 voor Wenen, door de Polen gestopt kon worden? Leerde de koran dat?


Dubbele maatstaf
Tilman Nagel en Bassam Tibi, twee van de meest vooraanstaande islamexperten van onze tijd, deden hun opzoekingen, en doceerden in Göttingen, vlakbij Schröder. Beter dan ik hadden zij het hem kunnen uitleggen: islam betekent overgave aan de enige god. Hij omvat geloof, cultuur, levensbeschouwing en politiek. Zijn leer kent geen scheiding van Staat en Religie. Hij is ongetwijfeld ook een politieke ideologie, zelfs als Schröder dit graag van tafel geveegd wil hebben. Er zijn seculiere, verlichte moslims, maar de islam zelf kent tot dusverre geen Verlichting, en maakt de Mensenrechten ondergeschikt aan de richtlijnen van de sharia, het islamitische recht, zoals ook uit de Cairo-verklaring van de islamitische staten blijkt.
Wat Schröder schrijft over de minarettenkwestie is zonder meer discriminerend – voor seculiere moslims hier en bijvoorbeeld in Turkije.
Hij beschrijft de waarde van de democratie en de Verlichting vol-komen correct als “universeel”,  en tegelijk mag dat niet betekenen, “culturele en religieuze verschillen terzijde willen schuiven.” Ja, hoe zit het nu? In de controverse met de islam gaat het net om funda-mentele vragen, om de vrijheid van het individu, die religieus en cultureel bijvoorbeeld door het dwanghuwelijk ingeperkt worden, en om het afwerpen van religieuze betutteling. Schröder legt een dubbele maatstaf aan en relativeert.


Berekend relativisme
Je hebt enerzijds de Europeanen, die de Verlichting voor zich in pacht hebben genomen, en aan de andere kant de moslims, die zo ver nog niet zijn, en van wie je niet kunt verlangen dat zij de Mensen-rechten zouden eerbiedigen en toelaten, of dat zij in hun land kerken zouden toelaten.
Over de mannenvriendschap van Schröder met Erdoğan of over de hoop op democratie geen kwaad woord, maar de vrouwen in Turkije worden onder de AKP-regering alsmaar verder in de marge van de samenleving geduwd, het huis in dus.
Nog slechts één vrouw op vier heeft een beroep. Vóór Erdoğan was dat nog een op drie.  Maar dat lijkt Schröder niet zo belangrijk, want voor hem zijn het “de zeldzame gevallen van dwanghuwelijken” en het “hoofddoekenverbod” die het moeten ontgelden voor het slechte imago dat de moslims hebben. Het dagelijkse leven van de moslims lijkt de “Zeit”-auteur enkel bekend van de nieuwsberichten.
Zijn houding is die van een machthebber, die problemen relativeert en waarden formuleert als die in de politieke berekening passen. Deze houding heeft niet enkel de sociaaldemocratie en het sociaal werk decennia lang ook in de integratiepolitiek verkondigd. De moslim-migranten, daar ging men van uit, zijn nog niet zo ver, wij mogen van hen niet te veel eigen verantwoordelijkheid eisen.


Afgrenzing van de civiele samenleving
De moslims hebben recht op moskeeën en minaretten. Het referen-dum in Zwitserland over een verbod daarop was een angstkreet, een tragische beslissing. Er is amper een Zwitser namelijk die het recht bestrijdt van de moslims om hun religie te beleven, en zo goed als iedereen erkent het recht van de Zwitsers zelf, om uit te maken op welke manier zij met elkaar willen leven. Tragisch is de situatie hier-door, dat er op een legitieme manier een beslissing werd genomen over een zaak die er helemaal niet toe doet. Moslimorganisaties, de Turkse regering, en nu ook Schröder menen dat er over de vrijheid van godsdienst is gestemd, en dat er een minderheid werd gediscri-mineerd. Zulke critici van Zwitserland sloven zich uit in plaatsver-vangende schaamte voor het volk en voor Europa. Feitelijk willen zij niet de discussie over de islam aangaan maar, zoals altijd, die over de schuld van Europa.
Ook in Duitsland doen islamverenigingen aanvragen tot het bouwen van moskeeën. Er zijn 150 moskeeën met of zonder minaret gepland of in aanbouw. Meestal zijn het afkooksels van Osmaanse Sinan-moskeeën met koepel en minaret, helemaal zoals die in tienduizend-voud in Anatolië staan, waarlijk geen “architectonische wonderwer-ken”. Ook architectonisch heeft er geen integratie plaats. Hoogst zelden verneemt men wat er in die moskeeën zo nodig staat te gebeuren, of wie ze financiert. Meestal worden geen sacrale ruimten gepland, maar islamitische centra.
De moslimgemeenschap heeft problemen met een civiele, burgerlijke maatschappij. Een open dialoog over dat “wat” de islam is,  vindt namelijk niet eens plaats in de islamconferentie, er komt enkel ter sprake “hoe” een groep moslims de islam wenst te beleven, bijvoor-beeld met moskeeën en hoofddoeken, met de symbolen van de halve maan en het zwaard.


Systeem en geloof
Het echte “achtertuintje” is de afgrenzing tegenover de open civiele maatschappij. Het wantrouwen van de Zwitsers tegenover moskee-verenigingen komt ook voort uit de samenzwering die in de moskeeën beoefend wordt.  Zelfs de Zwitserse regering weet niet wat er in de moskeeën gepredikt wordt. Van de moslims vernemen de Zwitsers even weinig als de Duitsers. Maar ook dat zal onder de vrijheid van godsdienst vallen.
Dat de islam een “systeem” is, en niet enkel het geloof in één god, wil ook Schröder liever niet begrijpen, en opnieuw zijn het de Europea-nen en hun media die moeten veranderen, en die de moslims met “andere ogen” moeten bekijken. Met deze alweer enkel tot het Westen gerichte eis, valt de oud-kanselier ons, seculiere moslims, in onze strijd met de bewakers van de islam in de rug aan.
Ik weet niets van gasleidingen af, en dus schrijf ik er ook niet over. Ik schrijf over de islam en die is, Gerhard Schröder mag het van mij aannemen, niet dat wat men bij de schaduw van de halve maan ziet. Als Anatolische emigrante wil ik met de staatsman de wijsheid van Nasreddin delen: Hodscha ging altijd achterwaarts op zijn rijdier zitten, omdat hij niet in dezelfde richting wilde kijken als zijn ezel.

De sociologe Necla Kelek liet laatst het boek verschijnen: “Bitterzoet geboorteland, bericht uit het binnenste van Turkije”.


Text: F.A.Z., 11.12.2009

* Zoals een lezer van Die Zeit opmerkt, lijkt Schröder niet te weten dat Turkije in de Eerste Wereldoorlog aan Duitse zijde streed, en de djihad verklaarde aan de Serviërs in Kosovo. Ook moet het hem ontgaan zijn dat in de Tweede Wereld-oorlog de Arabieren, Albanezen, Kosovaren en Bosniërs met Hitler meevochten.

3 december 2009

Code du Duel

 .
Meestal leidt het lezen van een boek tot het lezen van weer een ander boek. De lezer zelf heeft in dit proces nauwelijks inspraak. Tenminste, dat is mijn gevoel en misschien ook het uwe, lezer. Boekenprogramma’s, lijstjes, succes, modes, grote oplages, verfilmingen: het speelt allemaal niet. Een krantenrecensie, blog- of tijdschriftrecensie kan eigenaardig genoeg soms wel een rol spelen.
Als ik nog even voor mijzelf mag spreken, ik ken maar één regel: boeken die je per se gelezen moet hebben, komen het huis niet in. Ook komen hun titels en auteursnamen mijn kop niet in. Dat is geen snobisme of iets dergelijks. Het is zelfs geen opzet, al is het natuurlijk wel zo dat boeken die in lijstjes voorkomen kort daarop door iedereen vergeten zijn. Je kunt deze loop der dingen betreuren, en er zit inderdaad een bepaalde helaasheid in, maar zo is het. Zelfs boeken waarvan ikzelf vind dat ik ze allang gelezen had moeten hebben, blijven jaar na jaar onaangeroerd liggen.

Anderzijds kan een boek zich wel door puur toeval aandienen. Nu viel mij door puur toeval een boekje in handen met als titel: “Code du Duel, een strafrechtelijke analyse van het duel in de 19de eeuw”, van de hand van Joost Van Damme, advocaat en schermer.
Het wordt geen bestseller. Heel serieuze analyse, met verwijzingen naar ordonnantiën, verordeningen, wetten, reglementeringen, en heel mooi uitgegeven, met een indeling niet enkel in hoofdstukken maar ook nog in genummerde paragrafen. Zoiets behaagt.
Merkwaardig dat een tekst als deze van Van Damme voor een leek als ik niet enkel leesbaar is, maar nog eens aangenaam.
Op dit moment heb ik het boekje voor de helft uit, en dus lijkt het ogenblik me geschikt, lezer, om u te zeggen waarom ik de andere helft direct ook wil lezen. Mag het onderwerp volkomen passé zijn, op de een of andere manier is het me dunkt toch aan de orde, en op dit blog kwam het trouwens eerder ter sprake.
De feitelijkheid, de droogte van de mededelingen van de auteur zijn de grote charme van zijn tekst. Wat betekent fantasie tenslotte naast de gewone werkelijkheid? Droge feiten zijn vaak grappig. Laten we de schrijver zelf aan het woord:  §59.

Ook het duel tussen de Leuvense studenten Delbecq en Naveau in 1774 is vermeldenswaardig.
Delbecq en Naveau voerden in februari 1774 in de herberg “’t Papegaaiken” een verhitte discussie omtrent de juiste Latijnse vertaling van de zin “de vos is de koning der dieren”. Naar de mening van Naveau en Delbecq  was niet de leeuw doch wel de vos de koning der dieren. Moest het nu “vulpes est rex animalium” zijn dan wel “vulpes est regina animalium”? De gemoederen liepen hoog op en wat begon als een gemoedelijk debat, ontaardde al snel in een hevige scheldpartij. De volgende avond, in de herberg “Den Blaesbalck”, bleken de gemoederen nog niet bedaard. Tot driemaal toe vroeg Delbecq zijn tegenstander om met hem naar buiten te gaan, zodat ze hun meningsverschil op straat konden uitvechten. Naveau weigerde echter: hij vond het beneden zijn stand om zich te gedragen als een ordinaire straatjongen. Daarop eiste Delbecq genoegdoening en prompt daagde hij zijn tegenstander uit tot “un duel au pistolet”. Naveau aanvaardde de uitdaging. In de nacht van 26 februari 1774, de dag nadien, begaven beide studenten zich ter hoogte van de toenmalige Brusselse poort (tussen de oude en de nieuwe Brusselse poort), waar ze zich op een afstand van 6 passen tegenover elkaar opstelden. Ze richtten hun pistolen en vuurden tegelijkertijd. De haan van het wapen van Naveau blokkeerde. De kogel uit het wapen van Delbecq trof Naveau’s rechterarm.
Een strafrechtelijke analyse
van het duel in de 19de eeuw
Joost Van Damme
Brussel, Larcier, 2009, pp. 24-5

De auteur meldt ons nog in voetnoot, dat een meer uitgebreid verslag van de gebeurtenissen te vinden is in:
D. Raeymaekers 
Pour fuyr le nom de vilayn et meschant
Het duel in de Zuidelijke Nederlanden:
aspecten van eer en oneer in de Nieuwe Tijd
2004, Leuven, onuitg., p. 44

2 december 2009

Een mens is al met weinig content

In Europa staat men sneller met een muilkorf klaar
dan met eender welk tegenargument

Een gastcommentaar van de historicus en politieke wetenschapper
Hamed Abdel-Samad


Europa's uiteenzetting met de islam staat nog in zijn kinderschoenen. Kinderachtig zijn in elk geval de eisen en de ambities van vele euromoslims. Vaak wordt de stembusuitslag, waarmee de Zwitsers zich tegen de bouw van minaretten uitspraken nu  verrassend genoemd, maar voor mij komt die uitslag geenszins als een verrassing. Die uitslag is een natuurlijk gevolg van het uit elkaar drijven, wat betreft het onderwerp islam, van de politieke wereld en de openbare mening in heel Europa.

Terwijl grote delen van de Europese bevolking gerechtvaardigde angsten koesteren voor de islam, zien de meeste politici de jongste Abrahamitische religie* en haar aanhangers als een bestanddeel van Europa. Slagkrachtige argumenten voor deze stelling leveren ze aan hun bevolking echter niet.

Uit angst, of uit politieke en economische berekening, bedrijven zij een politiek van appeasement tegenover de islam, terwijl de angsten van de eigen bevolking uit het politiek debat weggedraaid worden. Enkel in het kader van een schijnheilig integratiediscours duiken deze bezwaren in vermomde vorm weer op. Iedere politicus die het waagt om zulke zaken openlijk ter discussie te stellen, wordt onmiddellijk populisme en stemmingmakerij voor de voeten geworpen. Tegen de betroffenen zal een klacht van de Grünen, wegens opruiing van het volk, meestal niet lang op zich laten wachten. En zo is de muilkorf sneller in gereedheid gebracht dan gelijk welk tegenargument. Wat is daarvan het gevolg? Het volk zelf  raakt opgehitst, en de angst voor de islam slaat om in ressentiment.

Volgens Nietzsche ontstaat ressentiment uit het subjectieve gevoel voortdurend onrechtvaardig te worden behandeld. Dat brengt hem ertoe de psychologie van het ressentiment te zien als een zelfvergiftiging door een onvoltrokken, afgeremde wraak. Wraakgedachten die niet tot uitvoering komen, zijn volgens Nietzsche vergelijkbaar met een koortsopstoot die men niet kwijtraakt. Deze metafoor verklaart zowel de anti-Europese ressentimenten bij de moslims, alsook de anti-islamitische ressentimenten van de Europeanen. Beide zijn het gevolg van een eeuwenlange koortsaanval die in wantrouwen, oneerlijkheid en niet ten uitvoer gebrachte woedeaanvallen voedsel vindt.

Acht jaar geleden besloot een woedende moslim om aan zijn wraakgevoelens de vrije teugel te geven, en blies hij de Twin Towers in New York in de lucht. Hij heeft de toon gezet, en sinds die dag dansen wij allen naar zijn pijpen. De Deense krant “Jyllands Posten” antwoordde vier jaar later, en plaatste een bom in de tulband van de profeet. Boze moslims gingen de straat op en gooiden molotovcocktails naar Westerse ambassades, om zo het verwijt van terrorisme aan het adres van hun profeet af te wentelen.
Kort daarop, in zijn voordracht in Regensburg**, verweet de paus aan de islam onredelijk en gewelddadig te zijn. Alweer kwamen, om dit verwijt te ontzenuwen, moslims de straat op, onredelijk en gewelddadig.

“Jyllands Posten” had met zijn Mohammedkarikaturen een taboe doorbroken, en zo had het land zijn maagdelijkheid verloren. Het ziet er nu naar uit, dat ook Zwitserland  zijn onschuld is kwijtgeraakt.
Ik ben de beide landen daar zeer dankbaar voor. Deze twee gebeurtenissen hebben niet een nieuwe werkelijkheid tot stand gebracht, maar zij hebben wel de gemoedstoestand van beide kampen verduidelijkt. Europa heeft angst voor de islam, en moslims weten niet hoe zij daarop moeten reageren. De muilkorven die de moslims aan de islamcritici wilden voorbinden, hebben een precies tegengesteld effect. De islamitische overgevoeligheid voor kritiek deed een verkrampte strijdcultuur ontstaan, waar duidelijke meningen ongewenst waren.

Na de elfde september, stelden de islamitische gemeenschappen in Europa zich tevreden met wat lippendienst aan de democratie, en voor enige opheldering kwam er van hun kant nauwelijks wat.
Alsof er niets was gebeurd, forceerden zij  verder de bouw van opvallende moskeeën, zonder de plaatselijke bevolking daar ruimschoots op voor te bereiden. Vaak gingen zij met de koevoet het debat aan, en op de angsten en bezwaren van hun buurman gingen zij niet in. In plaats van het debat aan te gaan, zijn de meeste moslims in Europa met zichzelf in de weer. Door hun ondoordachte verdediging van de islam, en door hun hoogstens weifelend afstand nemen van het terrorisme, lieten zij tegenover henzelf de angst en het wantrouwen van de Europeanen woekeren.

Denemarken en Zwitserland zijn hun maagdelijkheid kwijt, en dat is net goed. De kleine staten zijn begonnen, en weldra zullen ook de grote volgen.
Ook als het velen slecht uitkomt, vind ik het beter als mensen luid en duidelijk zeggen hoe zij over de zaken denken, en wat hun ervaringen zijn. Pas dan kun je hen een antwoord geven.

Mijn hoop is, dat moslims in Zwitserland en overal ter wereld dit keer anders zullen reageren, en de stembusuitslag van de Zwitsers zullen zien als een gelegenheid tot een gedifferentieerd debat zonder grote emoties.
Ook hoop ik, dat  Zwitsers en Europeanen zullen inzien dat de bouwstop voor minaretten of moskeeën geen bijdrage kan leveren in de strijd tegen de fundamentalistische islam. Want het helpt helemaal niet om zijn kind zijn bal af te pakken, als Ali zelf mij met een mes bedreigt!


De auteur is politiek wetenschapper en historicus aan de universiteit van München, en auteur van het boek “Mein Abschied vom Himmel. Aus dem Leben eines Muslims in Deutschland” (Fackelträger).

(Verscheen in de gedrukte Tagesspiegel van 1 december)

_______________________________
* Ik vertaal deze tekst wel, omdat ik hem interessant genoeg vind, maar dat betekent niet dat ik alles aanvaard wat er in staat. Onder meer tegen Abdel-Samads woord-gebruik Abrahamitische religie zou ik al bezwaar willen aantekenen, omdat de islam die traditie zelf wel claimt, maar tegelijk van "vervalsingen" spreekt als het om teksten gaat die ouder zijn dan wat zij voor hun enige koran houden. 
Islamieten kennen wel een soort exegese (meer een doctrine) maar zij houden zich natuurlijk vér van elk echt filologisch onderzoek, en proberen dat nu zelfs in het Westen tegen te gaan (met succes vaak).

** De Kwaliteitskranten bij ons waren daar nog niet van op de hoogte toen, maar Le Monde al wel, en een deel van de speech van Ratzinger vond u hier al, de dag daarop. Het dient gezegd dat onze kranten, nog binnen dezelfde week geloof ik, hun schade gedeeltelijk hebben ingehaald.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html