20 mei 2022

Zien we nu een omvolking of niet?

Wie gelooft dat er een omvolking plaatsheeft, is volgens deftige politici en hun journalisten een mythomaan, een ziekelijke leugenaar. Wie meent dat mohammedanen bij criminaliteit, bij straatrellen en in de gevangenissen naar verhouding oververtegenwoordigd zijn is een racist. Zo is wie gelooft dat bijvoorbeeld de moordenaar van Theo van Gogh handelde naar koranische voorschriften minstens van kwade wil, maar om precies te zijn een racist. Dan mag Mohammed Bouyeri zijn motivatie nog klaar en duidelijk hebben toegelicht in de rechtbank, hij blijft een gestoorde, verwarde man – voor de term ‘jongere’ was hij net iets te oud. Kortom, journalisten vermijden graag duidelijke benamingen.

Hieronder verwelkomt de gesluierde Franse blogueuse (blogster) Radia die omvolking. Voor haar is le grand remplacement een feit, zowel demografisch als cultureel. De goede media hebben het dan graag over een ‘samenzweringstheorie’. Renaud Camus bedacht die term en spreekt over feiten, maar dat mag niet deren want wie zou die auteur ook gelezen hebben? (wat inderdaad niet nodig is om een oordeel te vellen, leerden we pas van een wetenschapsjournalist).

Jean Messiha: De vrijheid van de Franse vrouw is dat ze de wind kan voelen in haar haar, Het is de…
Radia: En een vrouw die haar haar bedekt is niet vrij?
Jean Messiha: Het is het beeld van Brigitte Bardot, kortom van al die iconen die…
Radia: Maar u spreekt alleen over figuren van jaren geleden, ik weet niet eens hoeveel jaar. Dit is een nieuwe generatie, een nieuwe mentaliteit. Weet u, Frankrijk, heeft al een tijdje een ontwikkeling doorgemaakt.
Jean Messiha: Maar, daar moet ik…
Radia: Die tijd is achter de rug, mogen we zeggen.
Morandini-CNews: Allez-y Radia.
Radia: Nee, dat is toch zo, die periode is werkelijk voorbij. Men moet accepteren dat we vooruitgaan, dat we een nieuw tijdperk binnenstappen, dat de opvattingen veranderen, en dat uw mentaliteit weldra zal verdwijnen. Samen met u overigens.
Jean Messiha: Maar precies dát ze zou verdwijnen zint mij niet.
Radia: Toch zal ze dat.


Jean Messiha : La liberté de la femme française c’est d’avoir les cheveux au vent. C’est la…
Radia : Et une femme qui cache ces cheveux n’est pas libre ?
Jean Messiha : C’est l’image de Brigitte Bardot, enfin c’est toutes les icônes que…
Radia : Mais vous ne parlez que de personnes qui datent des années, je sais pas combien-là. On est une nouvelle génération, une nouvelle mentalité. Vous savez, la France, elle a évolué depuis un certain temps.
Jean Messiha : Mais je n’en…
Radia : Cette époque, elle est révolue, on va dire.
Morandini-CNews : Allez-y Radia.
Radia : Non, mais c’est vrai, cette époque elle est révolue en fait. Il faut accepter le fait qu’on est en train d’avancer, qu’on est en train d’entrer dans une nouvelle ère, que les mentalités changent, et que bientôt votre mentalité-là va disparaître. Avec vous d’ailleurs.
Jean Messiha : Mais j’ai pas envie qu’elle disparaisse justement.
Radia : Mais elle va l’être.

14 mei 2022

Kaviaar en de korte keten


Niet iedereen lust kaviaar, sommigen vinden surimi lekkerder. Begrijpe wie kan. Wat beide voedingsmiddelen wél gemeen hebben is dat ze van verre landen komen, en dat is heel kwalijk.

Wij snijden dit culinaire onderwerp aan omdat we nu de “Week van de Korte Keten” beleven. Minister Crevits (haar partij is aan lager wal geraakt) opende deze week – 'zij gaf het startschot', las ik in een krant.

Crevits heeft geconstateerd dat de Vlaming zijn eten veel te ver gaat zoeken. Wanneer inderdaad zal er weer steur in de Schelde zwemmen, en kunnen wij die keten kort houden? Maar dan nog: zal in dat geval ook de gewone man een portie kunnen betalen?

Er blijft altijd een klassenverschil: of biovoedsel van de korte keten beter is weet ik niet, maar voor velen is het te duur en de meesters eten beter dan de knechten.

Dat was ook vroeger zo: tweeduizend jaar geleden besprak de dichter Juvenalis zowel de kwaliteit van het eten als de lengte van de keten en ook bij hem gaan de beste hapjes naar de rijkaard als die zijn ‘cliënten’ te gast noodt.

Satire 5, 92-106

Daarna verschijnt voor hem
een zeebarbeel uit Corsica, misschien zelfs
van Siciliaanse rotskust, sinds bij Rome
de zee door onze verregaande vraatzucht
is leeggevist en wij met grote netten
de naastgelegen wateren uitdunnen
voor onze markt en de Tyrrheense visstand
geen tijd van groeien gunnen. De provincie
voorziet nu onze keukens, en de vis
die hier gekocht wordt voor een rijke dame
door iemand die graag in haar testament wil
(maar zij verkoopt hem door!), komt daarvandaan.
Vervolgens eet hij paling, een heel grote
uit Siciliaanse zee. Want als de stormwind
zich koest houdt en gedwee de natte vleugels
thuis drogen laat, wagen de vissersboten
zich rustig tot Charybdis toe! Voor jullie
wacht er een stukje aal, familie van
de waterslang, of door ’t ijs verkleurde
rivierbaars, die laaggeboren aan de Tiber
(precies als jij) zich dagelijks te goed doet
aan ’t hoofdriool van Rome’s binnenstad.

 

 (vertaling: Marietje d’Hane-Scheltema)


6 mei 2022

Zit er vooruitgang in de beschaving?


In 1599 liet de Beierse jezuïet Matthäus Rader een vertaling van Martialis’ epigrammen het licht zien. Het was een ‘verbeterde’ uitgave waarin de obsceniteiten van de dichter werden omzeild of weggelaten: obscænis demptis. Nochtans ging dit in tegen de uitdrukkelijke wens van Martialis zelf:

Cornelius, je klaagt dat ik te vrijmoedig
verzen schrijf, die op school geen meester
voor kan lezen. Maar deze bundels kunnen,
– net als mannen aan hun echtgenotes –
niet behagen zonder forse piemel.
Zou je willen dat ik een bruiloftslied zong
zonder de woorden van een bruiloftslied?
Wie wil de Floralia* in de kleren zetten,
aan hoeren een discrete stola toestaan?
Nee, grappige gedichten kennen deze wet:
zonder te prikkelen kunnen ze niet goed vallen.
We vragen je, stop met die gestrengheid
spaar de losbandigheid van mijn epigrammen,
ga toch niet mijn bundeltjes castreren
geen groter schande dan een priaap als eunuch.**




Gelukkig sprong John Donne zijn collega-dichter meteen bij, en verweet hij Rader jezuïtische hypocrisie, want de pater zelf kon die dingen blijkbaar wél smaken. Alleen moesten eenvoudige geesten daarvoor behoed worden:




                     Raderus
Why this man gelded Martial I muse,
Except himself alone his tricks would use,
As Katherine, for the Court's sake, put down stews.***


Ook in Frankrijk verschenen opgeschoonde vertalingen. M. de Silvecane droeg zijn Juvenalisvertaling op aan Henri IV:
Ziehier, Sire, Juvenalis, Persius en Horatius die zich bij Uwe Majesteit aandienen, niet als de teugelloze poëten die vroeger de ondeugden veroordeelden met uitdrukkingen die evenveel veroordeling verdienden als de ondeugden zelf, maar als bijgeschaafde dichters die hebben geleerd zich in de kuise taal van de Franse Muzen uit te drukken en afschuw op te wekken voor die monsterlijkheden, door ze levendig te schilderen en te laten kennen zonder ze bij naam te noemen. Zij verlaten het liederlijke Hof van het oude Rome, en komen aan het uwe les volgen om de tuchteloosheid van hun eeuwen te corrigeren, en doordrongen te raken van de deugden waartoe uw wetten manen, en waartoe uw voorbeeld inspireert.

Een andere vertaler, zekere François Charpentier deed ook zijn duit in het zakje:
Viezigheden, smadelijke termen en laagheden werden niet gedoogd. Als iemand uitdrukking wil geven aan welke tedere hartstocht ook, dan hoeft dat niet in de gemene bewoordingen die Catullus en Martialis zo vaak hebben gebruikt. Zulke zaken moet omzwachteld worden gezegd, met een fijnzinnige draai, zodat je je altijd kan voorstellen dat men iets anders heeft willen zeggen.

Sommige Latijnse dichters, Martialis, Juvenalis of Catullus bijvoorbeeld, en af en toe zelfs Horatius noemden inderdaad de dingen bij hun naam. Als gevolg hiervan lazen wij op school wél Horatius, maar de eerste twee niet, en Catullus zeer omzichtig.

Zijn wij tegenwoordig minder preuts? 'Ook vandaag zwijgen soms de wetenschappelijke commentaren over obsceniteiten die men niet wil of kan uitleggen,' zegt Piet Schrijvers, en in de prestigieuze Loeb-uitgave van Juvenalis waren nog tot 1990 tientallen verzen weggelaten.
In hun jongste vertaling is dat niet meer het geval leren we, maar die vertoont weer nieuwe lacunes. Zo waardeert Schrijvers hogelijk een standaardwerk van Gaston Boissier (L’opposition sous les Césars, eerste druk Parijs 1875, negende druk 1921): 'Boissiers boek [dateert] uit de negentiende eeuw en (erger nog) het is in het Frans geschreven en daarmee uit het blikveld van academische geesteswetenschappen in het verengelste Nederland verdwenen (de nieuwe Loebeditie van Juvenalis (2004) vermeldt enkel nog Engelstalige titels; zo schrijdt de beschaving voort...).’
 _______________ 

* Uitbundig, zelfs uitgelaten lentefeest, niet te verwarren met de Gentse Floraliën.
** Martialis. Verzamelde epigrammen, vertaald, ingeleid en toegelicht door Piet Schrijvers. Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam 2019.
Juvenalis en Persius. Hekeldichten, vertaald en toegelicht door Piet Schrijvers; Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam 2020.
*** John Donne, The Major Works, John Carey (ed.), Oxford World’s Classics, 1990. Carey geeft hierbij ‘1602?’, en zegt verder: 'Katherine' blijft ongeïdentificeerd. Vermoedelijk een koningin die bordelen verbood, zodat het Hof een monopolie op ontucht kreeg.
Veel haal ik uit een artikel van Jean-Christophe Abramovici.
†† ‘Sire, voici Juvénal, Perse, et Horace qui se présentent à VOTRE MAJESTÉ, non pas en poètes relâchés, et qui censuraient autrefois les vices par des expressions aussi dignes d’être censurées que les vices mêmes ; mais en poètes châtiés qui ont appris à parler le chaste langage des Muses Françaises, et à faire horreur de ces monstres par une peinture vive qui les fasse connaître sans les nommer. Ils quittent la Cour licencieuse de l’ancienne Rome, pour venir prendre des leçons dans la vôtre, et corriger les désordres de leurs siècles par l’impression des vertus que vos lois établissent, que votre exemple inspire.’
M. de Silvecane, Traduction nouvelle des Satires, Paris, R. Pepie, 1690.
††† 'Les saletés, les paroles outrageuses, les bassesses [ne] sont point souffertes. Et si l’on veut s’expliquer sur quelque passion tendre, il ne faut pas que ce soit avec ces vilaines expressions que Catulle et Martial ont si souvent employées. Il faut que cela soit dit d’une manière enveloppée d’un tour fin, et que l’on puisse toujours s’imaginer qu’on a voulu dire autre chose.'
François Charpentier, De l’excellence de la langue française, Paris, Vve Bilaine, deux volumes,1683.


http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html