16 februari 2018

Een pop-upcafé: Bar de Beauvoir


Pat Donnez en Heleen Debruyne hielden hun Bar de Beauvoir op Klara open, voor een reeks van vier keer vijftig minuten radio, draaiend om – zoals ik hoorde – het ‘standaardwerk van het feminisme’: Le Deuxième Sexe van Simone de Beauvoir.

Laat ik vooraf iets grappigs vertellen: in de eerste uitzending was een van de gasten zekere Karen Vintges, lector in de politieke en sociale filosofie aan de Amsterdamse universiteit en gespecialiseerd in het denken van Beauvoir. Na een minuut ging het jammerlijk genoeg al mis, want deze Beauvoirspecialiste bleek niet goed Frans te kennen, wat haar evenwel niet belette een foutje te willen corrigeren in de vertaling van het standaardwerk van Simone.

'Querelle' (Karen zegt quérelle) was daar namelijk vertaald als 'gekrakeel'. Dat was een van de eerste dingen die haar opvielen, zei ze. Nu is ‘gekrakeel’ een correcte vertaling van ‘querelle’ (etymologisch ook nog eens hetzelfde woord), maar de politicologe meende dat er had moeten staan ‘het vraagstuk’ ... wellicht verwarde ze met ‘la question’ dat ook met 'que' begint.


Geen erg, maar zulke dingen maken een mens wantrouwig. Wat je dan al snel denkt is: kan deze Vintges wel een saai Frans boek van duizend bladzijden aan, waar nog moeilijkere woorden in voorkomen? En zou zij, om een voorbeeld te geven, ooit al van een wat ouder vraagstuk dan het feminisme, van ‘la querelle des anciens et des modernes’ hebben gehoord?

Maar goed, er zijn ook gedegen critici van dat boek van Beauvoir. De meest snijdende kritiek kwam van Suzanne Lilar, in Le Malentendu du Deuxième Sexe, 1969, Presses universitaires de France, 306 pagina’s.
Haar analyse is nooit weerlegd. Helaas kwam ze geen moment aan bod in de vier uitzendingen. In losse babbeltjes zou dit misschien ook geen pas hebben gegeven want Lilar is geen zachte heelmeesteresse. Voor haar is Simone in dat werk een doctrinair, slaafs volgelingetje en zelfs bewijsbaar na-apertje van Sartre. En helaas onderbouwt ze die mening.

Bovendien is Lilar een echte feministe, en bijvoorbeeld de eerste vrouw die aan de Gentse universiteit een doctoraat rechten haalde. Een groot succes was haar essay 'Le Couple' (Grasset), dat zelfs bij Le Livre de Poche verscheen, wat toch als een consecratie mag gelden.

Lilar kwam dus niet aan bod, en hier de 300 pagina’s van haar kritiek samenvatten is veel gevraagd.
Eén voorbeeld toch: als Beauvoir zegt dat ze lang heeft nagedacht voor ze een boek over de vrouw schreef, dan klopt dat niet. Ze maakte losse aantekeningen en publiceerde die holderdebolder, zonder de moeite te nemen om, al was het maar haar herhalingen en contradicties weg te werken. Lilar lijstte er een paar dozijn op. Beauvoir publiceerde dus, zoals ze later in een moment van vermoeidheid erkende 'un fatras initial', een eerste samenraapsel. Haar klacht dat ze slecht gelezen en begrepen werd is hiermee wel verklaard.

Laat ik volstaan met een vertaling van de achterflap van Le Malentendu: die bestaat grotendeels uit citaten uit het eigenlijke boek.

«Het is hoog tijd om het ontzag voor Simone de Beauvoir te laten varen; het is hoog tijd om Le Deuxième Sexe te ontheiligen.» Het is een vrouw die hier spreekt. Ze toont aan dat S. de Beauvoir, nog voor ze aan haar boek begonnen was, eigenlijk al partij had gekozen tegen de Vrouwelijkheid.*
Wat betreft de verschillen tussen mannen en vrouwen is haar standpunt dubbel. Er zijn er die zij betwist – eigenlijk al die verschillen die niet onbetwistbaar zijn – en die ze als louter historisch bestempelt, met andere woorden als artificieel en vervreemdend. En dan zijn er de andere, die zich niet laten verwerpen (de genitale verschillen bijvoorbeeld), waarvan zij alleen de culturele context in aanmerking wil nemen.
Het komt hierop neer – enkele plotse momenten daargelaten waarbij ze in de verdediging gaat, en dan met zichzelf in tegenspraak raakt – dat haar afhankelijkheid van het denken van Sartre, van gnosis doordrenkt, haar ertoe brengt de seksualiteit te beschrijven als structureel sadistisch, gepaard gaand met een afkeer voor lijfelijkheid, wat een erotiek van verwerping en scheiding oplevert.
Maar berusten de verhoudingen tussen de seksen dan enkel op vijandigheid van de geesten; beantwoorden ze alleen aan een dialectiek van agressie?
____________
*  Beauvoir geeft namelijk direct twee Sartriaanse postulaten (postulaten behoeven zoals we weten geen bewijs, wat er in de volgende duizend bladzijden ook niet komt):
     Premièrement, l’homme a fait de la femme l’Autre, l’objet.
     Deuxièmement, il n’y a pas de nature féminine, tout le Féminin est artificiel.


15 februari 2018

Het verschil tussen dokters en advocaten


Misschien is door de Mary-Jambon-affaire onderstaande deontologische uitspraak van Jacques Vergès vandaag weer actueel. Waar hijzelf overigens die ligne blanche trok waar hij het over heeft, is niet altijd even duidelijk geweest:

Vergeleken bij dokters genieten we als advocaten een enorm privilege. Wij kunnen aan een kerel zeggen: 'Ik heb geen zin u te verdedigen.' Maar na een aanvaarding zijn wij door dat vertrouwen gebonden, en moeten wij met hand en tand vechten om hem te verdedigen. Alle wapens inzetten die de wet en de gebruiken ons ter hand stellen. Maar ik geloof dat we nooit over de schreef mogen gaan, want precies dan worden wij kwetsbaar.



Nous avons comme avocats un privilège énorme par rapport aux médecins. Nous pouvons dire à un type : ‘J’ai pas envie de vous défendre.’ Mais si on accepte, cette confiance nous oblige, et nous devons nous battre becs et ongles pour le défendre. Utiliser toutes les armes que la loi et les usages nous donnent. Mais je crois qu’on ne doit jamais franchir la ligne blanche, parce qu’à ce moment-là nous devenons vulnérables.

6 februari 2018

Salvador Dali en Sint Augustinus


Het is weer een tijd geleden dat ik Kaas van Willem Elsschot gelezen heb, en ik meen niet dat de heilige Augustinus daar een rol in speelde. Het had wel gekund nochtans, maar Elsschot ging niet over theologie. Bij Salvador Dali is dat anders als hij het onderwerp kaas behandelt. 



Un autre aspect de votre œuvre, votre passion pour les structures molles, pour les choses qui s’écoulent…

Alors ça, c’est tout-à-fait semblable à l’obsession de l’or, puisque l’élément mou, surtout le fromage – j’ai fait des montres molles qui sont vraiment comme du camembert qui est à point – sont un élément aussi mystique. J’avais toujours remarqué que les catholiques faisaient beaucoup l‘usage du pain et du vin, mais il y avait toujours très peu de fromage. Et le fromage est encore plus mystique que le pain. Et dernièrement j’ai trouvé dans Saint Augustin, qui est un très grand surréaliste mystique, tout un chapitre dans lequel il dit – ça c’est pas Dali, c’est Saint Augustin qui le dit – que Jésus c’est pas une montagne de fromage, mais c’est des montagnes de fromage. Montus coagulat…enfin il y a tout un passage des Psaumes dans lequel tous les phénomènes de coagulation et de fermentation sont identifiés à la figure mystique de Jésus.

Het mag duidelijk zijn: kaas, inzonderheid de Camembert, wordt in dit interview op een hoger niveau getild, ver weg van mercantiele overwegingen.
Over die uitspraak van Augustinus zou ik wel meer willen vernemen, want in wat ik van hem heb gelezen had hij het nooit over kaas. Maar ik las ook niet zoveel: kenners zullen hier klaarheid moeten brengen.

Waarin Dali duidelijk wel gelijk heeft, is dat kaas in de Bijbel bijna geen rol speelt. Met moderne machines is dat makkelijk na te gaan, en in het hele Nieuwe Testament is er zelfs niet één keer sprake van kaas.
In het Oude Testament zegt Samuel er twee keer iets over, en Job één keer. En dat in zo'n dik boek!

Laten we eerst Job aan het woord met zijn klacht: 10:9  Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren. 10  Hebt Gij mij niet als melk gegoten, en mij als een kaas doen runnen? (sicut caseum me coagulasti) 11  Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten.

1Samuel dan: 17:18  Maar breng deze tien melkkazen aan de oversten over duizend; (decem formellas casei) en gij zult uw broederen bezoeken, of het hun welga, en gij zult van hen pand medenemen.
2Samuel 17:27  En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim, 28  Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost koren, en bonen, en linzen, ook geroost, 29  En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot David (et mel et butyrum oves et pingues vitulos dederuntque David), en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn.

3 februari 2018

Le Monde diplomatique over Harvey Weinstein


In Le Monde diplomatique staan elke maand wel dingen die je in andere publicaties niet vindt, en aangezien Mark Grammens er niet meer is om de lof van dat blad te zingen, moet een ander het doen.

Een van de artikels die mij in het februarinummer sterk bevielen was van de hand van de Amerikaanse auteur en journalist Thomas Frank: La gauche selon Harvey Weinstein. De man dus over wie u eindeloos veel hebt gelezen in andere bladen, maar zijn artikel herkauwt niet wat u allang weet.

Thomas Frank publiceerde eerder onder meer ‘Pourquoi les pauvres votent à droite’, en binnenkort verschijnt ‘Pourquoi les riches votent à gauche’, beide bij Agone – Contre-feux en voorzien van een voorwoord van Serge Halimi, redactiedirecteur van Le Monde diplomatique.
Genoemd artikel gaat over de democraat-en-filantroop Weinstein:

In 2012 koopt hij de rechten voor het Amerikaans grondgebied van Serment de Tobrouk [De Eed van Tobroek], een documentaire gemaakt door een elegant gekleed gaande Franse essayist, Bernard-Henri Lévy, en bedoeld om op de internationale scène de vernietiging van het regime van Mouammar Kadhafi in 2011 te promoten – een vernietiging die in de Verenigde Staten beter bekend staat als ‘Hillary’s Oorlog’, waarvan Libië zeven jaar later nog altijd niet bekomen is.

De omschrijving die mijnheer Weinstein erbij geeft, illustreert welke hoogten van nadrukkelijkheid en pedanterie iemand in één paragraafje kan bereiken:

Deze buitengewone film laat de ongelooflijke moed van BHL zien, en de krachtdadigheid van oud-president Nicolas Sarkozy, en tegelijk belicht hij het onschatbare leiderschap van president Barack Obama en van staatssecretaris Hillary Clinton. Hij laat het Amerikaanse publiek toe een blik te werpen achter de coulisses, waar de regering van ons land en die van Frankrijk hebben samengewerkt om een eind te stellen aan het uitmoorden van onschuldige burgers, en er op briljante manier in geslaagd zijn een regime omver te werpen.’

Dat leverde hem een toegenegen wederwoord van Bernard-Henri Lévy op:
‘Ik heb een diepe achting voor Harvey Weinstein. Meer dan voor zijn succesvolle filmwerk, is hij voor mij in de eerste plaats de man die in de Verenigde Staten Amnesty International heeft gelanceerd, die tegen de doodstraf heeft geageerd, en in Amerika een der weinigen is die de strijd heeft gevoerd tegen diegenen die Polanski wilden lynchen.’ – de maker van Chinatown en Rosemary’s Baby, die vervolgd wordt voor de verkrachting van een dertienjarige.

1 februari 2018

Over geschiedschrijving en staatsmacht


Gisteren las ik in de Washington Post een artikel over een op stapel staande  Poolse wet die het strafbaar zal stellen om te zeggen dat er ook Polen betrokken waren bij de uitroeiing van de joden in de Tweede Wereldoorlog.
One cannot change history, and the Holocaust cannot be denied,’ zei Benjamin Netanyahu daarop. De geschiedenis laat zich niet veranderen, en de holocaust is onloochenbaar.

Nu lijkt die poging van Polen om het geheugen van de wereld te veranderen onbegrijpelijk en hopeloos, aangezien ons zoveel documenten ter beschikking staan. Maar dat de geschiedenis zich niet zou laten veranderen is betwistbaar. Alleszins kan de geschiedschrijving daar een steentje toe bijdragen.
Eergisteren hoorde ik in Brussel een interessante voordracht in de Cercle Pol Vandromme. De Franse auteur Patrick Buisson (ooit nog politiek raadgever van Sarkozy) sprak over een genocide die de officiële Franse geschiedschrijving twee eeuwen lang met succes heeft ontkend of minstens verdoezeld. Dat staaltje van geschiedvervalsing betreft een episode uit de Franse Revolutie (La Terreur) waarbij planmatig meer dan honderdduizend koningsgezinde bewoners van de Vendée werden uitgeroeid.
Toen kon dat nog wel, maar ik vrees dat vandaag de Polen zich belachelijk zullen maken. Hier een klein stukje uit de rede van Buisson:

[...] maar als we zien wat er is gebeurd, en wat de geschiedschrijving ons vandaag leert, dan vinden we daarin elementen die ons de werkelijke situatie kunnen verduidelijken, naarmate ze hun plaats in het historisch verloop weer innemen. 1793 ligt veraf – maar weer niet zó veraf, en we zullen zien waarom.
Tot op heden is geen formule toepasselijker op de oorlogen in de Vendée dan die van Joseph de Maistre: ‘Geschiedschrijving is een permanente samenzwering tegen de waarheid.’ Bijna twee eeuwen lang, heeft de republikeinse geschiedschrijving in Frankrijk, de officiële geschiedschrijving, geweigerd om aan de oorlog in de Vendée het statuut van geschiedkundig onderwerp te geven. Gezeten op hun verheven leerstoelen in de Sorbonne – aan de Sorbonne was er een leerstoel Franse Revolutie – en of ze nu Mathiez, Soboul, Lefebvre of Aulard heetten, weloverwogen hebben zij datgene wat het epos van de Vendée was voor een tweede keer in een lijkwade willen wikkelen, het versluierd en geloochend, verzwegen en verdrongen.
Waarom dan? Wel, tot elke prijs moest men de stichtingsmythe van de Republiek vrijwaren, van onze republiek, de Franse Republiek – jullie hebben het geluk in een monarchie te leven; al weet ik niet goed of je zulke dingen kunt zeggen – die mythe vrijwaren, het aanvangsmoment van de stichting vrijpleiten, dat de grote Franse historicus Pierre Chaunu ‘het bloedige misoffer’ noemde. Het bloedige misoffer. Doen vergeten dat het initiële devies van de Franse Republiek was – niet ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid’, zoals iedereen gelooft, maar ‘Vrijheid of de Dood’. Een devies dat de ideologische mogelijkheden in zich droeg voor een uitroeiingsproject. Een project dat enkele maanden later in werking zal treden.
Dus de ontkenning van de martelaarschap der Vendéens was aanvankelijk een politieke noodzaak voor het regime, dat van de republiek, dat zich lange tijd zwak heeft gevoeld. In die mate zelfs dat de grondwetsherziening van 1884 een belangrijke nieuwigheid invoerde – in een amendement dat toen werd goedgekeurd: een artikel dat verbiedt de republikeinse staatsvorm in Frankrijk ter discussie te stellen. En dat artikel is grondwet na grondwet blijven meegaan, onder de vierde en onder de vijfde Republiek: in Frankrijk mag men de republikeinse staatsvorm niet ter discussie stellen. In Frankrijk is de republiek een religie. Een wereldlijke religie, maar wel een religie.



[...] or, regardant ce qui s’est passé et ce que l’historiographie nous rapporte aujourd’hui, nous avons là des éléments d’intelligibilité de la situation actuelle, dans la mesure où ils se replacent dans un continuum historique. 1793 c’est bien loin  pas si loin que ça, et on va voir pourquoi.
Jusqu’à présent aucune formule ne s’applique-t-elle mieux au guerres de Vendée que celle de Joseph de Maistre : « L’histoire est une conspiration permanente contre la vérité. » Pendant près de deux siècles l’historiographie républicaine en France, l’historiographie officielle, a refusé à la guerre de Vendée un statut d’objet historique. Du haut de leur chair de Sorbonne – il y avait une chair de la Révolution française – les Mathiez, les Soboul, les Lefebvre, les Aulard ont délibérément cherché à ensevelir une seconde fois ce qui fut l’épopée vendéenne dans une sorte de linceul, d’une occultation et de la négation, du non-dit et du déni.
Pourquoi ? Mais il fallait à tout prix préserver le mythe fondateur de la République, de notre République, enfin de la République française – vous avez la chance d’être en monarchie ; enfin, je ne sais pas si on peut dire des choses comme ça – préserver ce mythe, exonérer le moment inaugural de la fondation, de ce que Pierre Chaunu, le grand historien français appelait « la messe de sang ». La messe de sang. Faire oublier que la devise initiale de la République française fut – non pas Liberté, Égalité, Fraternité, comme chacun le croit, mais : « La Liberté ou la Mort. » Devise qui portait en elle-même les virtualités idéologiques d’un projet d’extermination. Projet qui va être mis en œuvre quelques mois plus tard.
Alors, la négation des martyrs vendéens a d’abord été une nécessité politique pour un régime, la république, qui s’est longtemps senti fragile. À tel point que la révision constitutionnelle de 1884 – l’amendement qui est voté à ce moment-là – introduit une novation importante : un article qui interdit de remettre en cause la forme républicaine en France. Et cet article a été transposé de constitution en constitution, sous la quatrième et sous la cinquième : on ne peut pas en France remettre en cause la forme républicaine. En France la république est une religion. Une religion séculière, mais une religion.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html