Over geschiedschrijving en staatsmacht
Gisteren las ik in de Washington Post een artikel over een op stapel staande Poolse wet die het strafbaar zal stellen om te zeggen dat er ook Polen betrokken waren bij de uitroeiing van de joden in de Tweede Wereldoorlog.
‘One cannot change history, and the Holocaust cannot be denied,’ zei Benjamin Netanyahu daarop. De geschiedenis laat zich niet veranderen, en de holocaust is onloochenbaar.
Nu lijkt die poging van Polen om het geheugen van de wereld te veranderen onbegrijpelijk en hopeloos, aangezien ons zoveel documenten ter beschikking staan. Maar dat de geschiedenis zich niet zou laten veranderen is betwistbaar. Alleszins kan de geschiedschrijving daar een steentje toe bijdragen.
Eergisteren hoorde ik in Brussel een interessante voordracht in de Cercle Pol Vandromme. De Franse auteur Patrick Buisson (ooit nog politiek raadgever van Sarkozy) sprak over een genocide die de officiële Franse geschiedschrijving twee eeuwen lang met succes heeft ontkend of minstens verdoezeld. Dat staaltje van geschiedvervalsing betreft een episode uit de Franse Revolutie (La Terreur) waarbij planmatig meer dan honderdduizend koningsgezinde bewoners van de Vendée werden uitgeroeid.
Toen kon dat nog wel, maar ik vrees dat vandaag de Polen zich belachelijk zullen maken. Hier een klein stukje uit de rede van Buisson:
[...] maar als we zien wat er is gebeurd, en wat de geschiedschrijving ons vandaag leert, dan vinden we daarin elementen die ons de werkelijke situatie kunnen verduidelijken, naarmate ze hun plaats in het historisch verloop weer innemen. 1793 ligt veraf – maar weer niet zó veraf, en we zullen zien waarom.
Tot op heden is geen formule toepasselijker op de oorlogen in de Vendée dan die van Joseph de Maistre: ‘Geschiedschrijving is een permanente samenzwering tegen de waarheid.’ Bijna twee eeuwen lang, heeft de republikeinse geschiedschrijving in Frankrijk, de officiële geschiedschrijving, geweigerd om aan de oorlog in de Vendée het statuut van geschiedkundig onderwerp te geven. Gezeten op hun verheven leerstoelen in de Sorbonne – aan de Sorbonne was er een leerstoel Franse Revolutie – en of ze nu Mathiez, Soboul, Lefebvre of Aulard heetten, weloverwogen hebben zij datgene wat het epos van de Vendée was voor een tweede keer in een lijkwade willen wikkelen, het versluierd en geloochend, verzwegen en verdrongen.
Waarom dan? Wel, tot elke prijs moest men de stichtingsmythe van de Republiek vrijwaren, van onze republiek, de Franse Republiek – jullie hebben het geluk in een monarchie te leven; al weet ik niet goed of je zulke dingen kunt zeggen – die mythe vrijwaren, het aanvangsmoment van de stichting vrijpleiten, dat de grote Franse historicus Pierre Chaunu ‘het bloedige misoffer’ noemde. Het bloedige misoffer. Doen vergeten dat het initiële devies van de Franse Republiek was – niet ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid’, zoals iedereen gelooft, maar ‘Vrijheid of de Dood’. Een devies dat de ideologische mogelijkheden in zich droeg voor een uitroeiingsproject. Een project dat enkele maanden later in werking zal treden.
Dus de ontkenning van de martelaarschap der Vendéens was aanvankelijk een politieke noodzaak voor het regime, dat van de republiek, dat zich lange tijd zwak heeft gevoeld. In die mate zelfs dat de grondwetsherziening van 1884 een belangrijke nieuwigheid invoerde – in een amendement dat toen werd goedgekeurd: een artikel dat verbiedt de republikeinse staatsvorm in Frankrijk ter discussie te stellen. En dat artikel is grondwet na grondwet blijven meegaan, onder de vierde en onder de vijfde Republiek: in Frankrijk mag men de republikeinse staatsvorm niet ter discussie stellen. In Frankrijk is de republiek een religie. Een wereldlijke religie, maar wel een religie.
[...] or, regardant ce qui s’est passé et ce que l’historiographie nous rapporte aujourd’hui, nous avons là des éléments d’intelligibilité de la situation actuelle, dans la mesure où ils se replacent dans un continuum historique. 1793 c’est bien loin – pas si loin que ça, et on va voir pourquoi.
Jusqu’à présent aucune formule ne s’applique-t-elle mieux au guerres de Vendée que celle de Joseph de Maistre : « L’histoire est une conspiration permanente contre la vérité. » Pendant près de deux siècles l’historiographie républicaine en France, l’historiographie officielle, a refusé à la guerre de Vendée un statut d’objet historique. Du haut de leur chair de Sorbonne – il y avait une chair de la Révolution française – les Mathiez, les Soboul, les Lefebvre, les Aulard ont délibérément cherché à ensevelir une seconde fois ce qui fut l’épopée vendéenne dans une sorte de linceul, d’une occultation et de la négation, du non-dit et du déni.
Pourquoi ? Mais il fallait à tout prix préserver le mythe fondateur de la République, de notre République, enfin de la République française – vous avez la chance d’être en monarchie ; enfin, je ne sais pas si on peut dire des choses comme ça – préserver ce mythe, exonérer le moment inaugural de la fondation, de ce que Pierre Chaunu, le grand historien français appelait « la messe de sang ». La messe de sang. Faire oublier que la devise initiale de la République française fut – non pas Liberté, Égalité, Fraternité, comme chacun le croit, mais : « La Liberté ou la Mort. » Devise qui portait en elle-même les virtualités idéologiques d’un projet d’extermination. Projet qui va être mis en œuvre quelques mois plus tard.
Alors, la négation des martyrs vendéens a d’abord été une nécessité politique pour un régime, la république, qui s’est longtemps senti fragile. À tel point que la révision constitutionnelle de 1884 – l’amendement qui est voté à ce moment-là – introduit une novation importante : un article qui interdit de remettre en cause la forme républicaine en France. Et cet article a été transposé de constitution en constitution, sous la quatrième et sous la cinquième : on ne peut pas en France remettre en cause la forme républicaine. En France la république est une religion. Une religion séculière, mais une religion.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten