29 augustus 2021

Wat leest een mens graag?

.

Een mooie natuurbeschrijving met bijvoorbeeld vlinders, bloemen, bomen en bergen kan aangename lectuur zijn, en Maupassant geeft die ook vaak, maar vele lezers, durf ik te stellen, zullen hem met nog groter genoegen ergens aan zien ergeren. Deze stadsbeschrijving van hem is bijzonder genietbaar:

Het was een van die zomeravonden dat het aan lucht ontbrak in Parijs. In de verstikkende nacht leek de stad te zweten, heet als een stoombad. Door hun granieten monden bliezen de riolen hun stinkende asem, en door hun lage vensters stieten de kelderkeukens walgelijke miasmen van afwaswater en verschaalde sausen de straat op.

C’était une de ces soirées d’été où l’air manque dans Paris. La ville, chaude comme une étuve, paraissait suer dans la nuit étouffante. Les égouts soufflaient par leurs bouches de granit leurs haleines empestées, et les cuisines souterraines jetaient à la rue, par leurs fenêtres basses, les miasmes infâmes des eaux de vaisselle et des vieilles sauces.

.

20 augustus 2021

Maupassant en het algemeen kiesrecht

.In Les Dimanches d’un bourgeois de Paris* laat Guy de Maupassant een ambtenaar, zekere monsieur Rade, célèbre dans tout le ministère par les doctrines insensées qu’il affichait, bij een dinertje onder collega’s zijn principes betreffende het kiesrecht uiteenzetten:


1er principe. - Le gouvernement d'un seul est une monstruosité.
2e principe.  - Le suffrage restreint est une injustice
3e principe.  - Le suffrage universel est une stupidité

1ste principe   - Het bewind van één man is een monsterachtigheid.
2de principe    - Ingeperkt kiesrecht is een onrechtvaardigheid.
3de principe    - Algemeen kiesrecht is een stupiditeit.

Niets zegt natuurlijk dat Maupassant de mening van zijn personage deelt, of deze integendeel insensée vindt. Monsieur Perdrix, de bureauchef die mee aan tafel zit bij de collega's is zelfs verontwaardigd over wat Rade allemaal uitkraamt.

Maar het thema komt bij Maupassant vaker terug. In Bel-Ami** beschrijft de auteur de corrupte Laroche-Matthieu die graag minister wil worden. Ook hier blijft de vraag of we geen onderscheid moeten maken tussen Maupassant en ‘de auteur’:  

C’était un de ces hommes politiques à plusieurs faces, sans conviction, sans grands moyens, sans audace et sans connaissances sérieuses, avocat de province, joli homme de chef-lieu, gardant un équilibre de finaud entre tous les partis extrêmes, sorte de jésuite républicain et de champignon libéral de nature douteuse, comme il en pousse par centaines sur le fumier populaire du suffrage universel. Son machiavélisme de village le faisait passer pour fort parmi ses collègues, parmi tous les déclassés et les avortés dont on fait des députés.

Hij was een van die politici met vele gezichten, zonder overtuiging, zonder grote capaciteiten, zonder durf en zonder serieuze kennis, een provinciale advocaat, knappe man voor zijn departementsplaats, die als gladjanus het evenwicht tussen alle extreme partijen bewaarde, een soort republikeinse jezuïet en suspecte liberale paddenstoel, zoals die bij honderden opschieten uit de populaire mestvaalt van het algemeen kiesrecht. Zijn dorpse machiavellisme bezorgde hem de roep van krachtdadigheid bij zijn collega’s, bij alle aan lager wal geraakten en misgeboorten waar men parlementsleden van maakt
.

Als Maupassant een brief schrijft, speelt genoemd onderscheid misschien minder. Maar ook dan heeft hij weinig fiducie in het procedé:

À la Comtesse Potocka

Cannes, 13 mars 1884.

[…] Quand on voit de près le suffrage universel et les gens qu’il nous donne, on a envie de mitrailler le peuple et de guillotiner ses représentants. Mais quand on voit de près les princes qui pourraient nous gouverner, on devient tout simplement anarchiste.

Als je het algemeen stemrecht van nabij bekijkt, en de mensen die het ons bezorgt, dan bekruipt je de lust het volk te mitrailleren en zijn verkozenen te guillotineren. Maar als je van nabij de prinsen ziet die dan mogelijk het bewind over ons zouden voeren, word je zonder meer anarchist.

––––––––––– 
  * Édition de Catherine Botterel, 2020, Gallimard.
** Édition de Jean-Louis Bory, 1973, Gallimard.


.

13 augustus 2021

Dat exotisme altijd...

 Velen eten graag af en toe vogelnestjessoep. Talrijker nog zijn diegenen die zweren bij tiramisu, als dessertje dan. Uit een exotische teljoor willen eten komt vaak voor. 

Nu las ik dat er bepaalde foto’s van de zoon van Joe Biden in omloop zijn geraakt. Die zoon had namelijk een Russisch hoertje gevisiteerd, en helaas werd die gebeurtenis op de gevoelige plaat vastgelegd.

Hier bij ons hadden wij eerder dat ongelukkige voorval met Alexander D.C. Weliswaar is Alexander niet daadwerkelijk tot visitatie kunnen overgaan bij zijn Italiaans-Tsjechische pornosterretje – hij is ante portas gebleven als ik goed heb begrepen, maar wel moest hij zijn spaarvarkentje stukslaan en met een stevige som over de brug komen. Alexander was onvoorzichtig geweest met sms’jes aan zijn adorata, en de ploeg van 11 miljoen moest daardoor enkele maanden wachten op een frisse regering.

Men kan hierbij de vraag stellen: vanwaar toch die zucht naar exotisme? Is er dan bij het eigen volk geen keuze te over? Waarom ook in dezen niet wat meer tous ensemble? En komt die drang naar exotisme ook bij vrouwen voor?

Minstens al sinds Leni Riefenstahl (onder meer bekend van de film Olympia, gemaakt in opdracht van het Internationaal Olympisch Comité) weten we dat het antwoord op die laatse vraag ‘ja’ luidt, want zij raakte gefascineerd door de gespierde lijven van de Nuba.


De dichter Martialis (geboren en gestorven in de Keltiberische stad Bilbilis) wist dat veel eerder al, en deed hierover zijn beklag: 

 


        Das Parthis, das Germanis, das, Caelia, Dacis
        nec Cilicum spernis Cappadocumque toros;
        et tibi de Pharia Memphiticus urbe fututor
        navigat, a rubris et niger Indus aquis;
        nec recutitorum fugis inguina Iudaeorum,
        nec te Sarmatico transit Alanus equo.
        qua ratione facis, cum sis Romana puella,
        quod Romana tibi mentula nulla placet?

Caelia, je geeft je aan Parthen, aan Germanen en Daciërs,
en van de Ciliciërs, Cappadociërs wijs je geen bed af.
Uit een Egyptische stad vaart een Memphitische neuker
naar je toe, uit de Rode Zee een donkere Indiër.
Je vlucht niet weg voor een avontuur met besneden Joden,
op zijn Sarmatisch paard rijdt geen Alaan jouw huisdeur voorbij.
Hoe kan het dan gebeuren dat jij, een meisje uit Rome,
geen waardering bezit voor een Romeinse pik?

Piet Schrijvers vertaalde alle epigrammen van Martialis bij Athenaeum, en bij sommige ervan geeft hij ook oudere voorbeelden van vertalingen. Die zijn een stuk politiek correcter dan de dichter zelf. Op de manier van die oude vertalers zouden zelfs onze deftige kranten kunnen berichten over Alexander:


Ghy laet u, Caelia, van Parthen, Duytschen, Russen

En Cappadociërs kussen.
Ghy laet Aegyptenaer noch geelen Indiaen
Noyt treurig buyten staen.
‘T aenkloppen is Alaen noch oock gevilde Joden
Tot uwent niet verboden.
Wat schijnt’er, Caelia, dat u een Roomsche Maegd
Geen Roomsch versoek behaegt.

Jeremias de Decker (1609-1666): Puntdichten


http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html