Maupassant en het algemeen kiesrecht
.In Les Dimanches d’un bourgeois de Paris* laat Guy de Maupassant een ambtenaar, zekere monsieur Rade, célèbre dans tout le ministère par les doctrines insensées qu’il affichait, bij een dinertje onder collega’s zijn principes betreffende het kiesrecht uiteenzetten:
2e principe. - Le suffrage restreint est une injustice
Niets zegt natuurlijk dat Maupassant de mening van zijn personage
deelt, of deze integendeel insensée vindt. Monsieur Perdrix, de bureauchef die mee aan tafel zit bij de collega's is zelfs verontwaardigd
over wat Rade allemaal uitkraamt.
Maar het thema komt bij Maupassant vaker terug. In Bel-Ami** beschrijft de auteur de corrupte Laroche-Matthieu die graag minister wil worden. Ook hier blijft de vraag of we geen onderscheid moeten maken tussen Maupassant en ‘de auteur’:
C’était un de ces hommes politiques à plusieurs faces, sans conviction, sans grands moyens, sans audace et sans connaissances sérieuses, avocat de province, joli homme de chef-lieu, gardant un équilibre de finaud entre tous les partis extrêmes, sorte de jésuite républicain et de champignon libéral de nature douteuse, comme il en pousse par centaines sur le fumier populaire du suffrage universel. Son machiavélisme de village le faisait passer pour fort parmi ses collègues, parmi tous les déclassés et les avortés dont on fait des députés.
Hij was een van die politici met vele gezichten, zonder
overtuiging, zonder grote capaciteiten, zonder durf en zonder serieuze kennis,
een provinciale advocaat, knappe man voor zijn departementsplaats, die als gladjanus
het evenwicht tussen alle extreme partijen bewaarde, een soort republikeinse
jezuïet en suspecte liberale paddenstoel, zoals die bij honderden opschieten uit de
populaire mestvaalt van het algemeen kiesrecht. Zijn dorpse machiavellisme bezorgde hem de roep van
krachtdadigheid bij zijn collega’s, bij alle aan lager wal geraakten en misgeboorten waar men parlementsleden van maakt
.
Als Maupassant een brief schrijft, speelt genoemd onderscheid misschien minder. Maar ook dan heeft hij weinig fiducie in het procedé:
À la Comtesse Potocka
Cannes, 13 mars
1884.
[…] Quand on voit de près le suffrage universel et les gens qu’il nous donne, on a envie de mitrailler le peuple et de guillotiner ses représentants. Mais quand on voit de près les princes qui pourraient nous gouverner, on devient tout simplement anarchiste.
Als je het algemeen stemrecht van nabij bekijkt, en de
mensen die het ons bezorgt, dan bekruipt je de lust het volk te mitrailleren en
zijn verkozenen te guillotineren. Maar als je van nabij de prinsen ziet die dan mogelijk
het bewind over ons zouden voeren, word je zonder meer anarchist.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten