28 november 2019

Den elastiek uitrekken


Het taalniveau van acteurs beoordelen kan ik eigenlijk niet (misschien moet je zeggen 'theatermakers': ik doe weinig aan cultuur en ken de laatste mode niet) want ik hoor hen enkel eens in het radionieuws of zo. Nu hoorde ik in het nieuws van twaalf uur de acteur Michael Pas een merkwaardige vervoeging gebruiken, en ik vraag mij af of hij dat op school zo aangeleerd heeft gekregen.



19 november 2019

Een klein beetje liegen mag


Uit enquêtes blijkt dat het publiek tegenwoordig niet langer voetstoots aanneemt wat kranten en in het algemeen journalisten vertellen, en dat het bijgevolg altijd maar minder kranten koopt. Was dat vroeger dan anders, kun je je afvragen.

Stendhal heeft drie jaar geschreven voor de Journal de Paris, van september 1824 tot 1827, voornamelijk over schilderkunst, theater en opera. Zelf geloofde hij niet vaak wat kranten schreven, in het besef dat redacteurs niet de vrije hand hadden – ook al koesteren zij ook vandaag vaak die illusie, maar misschien was het grote publiek in die dagen wel nog goedgelovig.

In juli 1824 schreef hij een brief* aan baron Adolphe de Mareste, die hij achtte (‘un homme de mérite’) maar die niet echt een vriend was (‘il y avait estime, mais non amitié’). Overigens deelden zij wat vrouwen betreft dezelfde smaak: Alberthe de Rubempré – ze stond op die ‘h’ in haar voornaam – was een nichtje van Eugène Delacroix die haar schilderde, en ze was achtereenvolgens minnares van Stendhal, later van Prosper Mérimée en weer later
van Mareste.

In die brief, waarin hij Mareste vraagt een goed woordje voor hem te doen, zegt Stendhal dat hij ter wille van de glorie van het land wel bereid is een klein beetje te liegen, en bijvoorbeeld de grote tentoonstelling van 1824 wat te sparen: ‘mentant un peu pour ménager la gloire nationale.
Hij besefte dat zijn eigen opvattingen over beeldende kunst en schoonheid, die hij in zijn boeken uitgebreid had geëtaleerd, niet onverkort in de krant konden.
Maar het mocht ook niet te ver gaan, men mocht hem niet tot grove leugens dwingen. Hier een paar fragmentjes:


Woensdag om vier uur.
Goede vriend,

[…] Crozet is van oordeel dat aangezien men toch geen kranten meer leest, een eerbaar man nu in een krant kan schrijven; dat komt me goed uit want met behulp van de dierbare confraters die literatuur bedrijven, zal ik voor 4000 frank mijn eigen boeken kunnen slijten.

[…] Welke graad van absurditeit en leugen wordt er door de hoofdredacteur verlangd? That is the question. Aangezien men op den duur toch altijd bekend raakt, ben ik niet van de partij als ik verplicht word me belachelijk te maken of al te hard te liegen. Maar voor de rest, als het mijn eer niet te na komt beloof ik nauwgezetheid, en gewillig zal ik mijn stukken naar hartenlust laten verminken door de hoofdredacteur, de hoge rechter van de partij der welvoeglijkheid en van de gevoelige tenen die ontzien moeten worden.

 […] In één woord, wees mijn ambassadeur, honoraria laten me koud maar niet de eer. Ik zou absoluut willen dat men mij uitsluitend kent onder de naam
Royer
_____
* in : Aux âmes sensibles, Lettres choisies (1800-1842)
Édition de Mariella Di Maio (Folio, 2011, pp. 294-5).

16 november 2019

Het interview met Alain de Benoist


... kunt u hier beluisteren:



de uitgetikte versie vindt u op Doorbraak, zowel in het Nederlands als in het Frans.

11 november 2019

Wat men niét zag in 1989


We hebben al veel gezien en gelezen over de Val van de Muur, dertig jaar geleden, maar ik meen dat de historicus Jean-François Colosimo, dezelfde van het vorige artikel hier, enkele aspecten naar voren brengt die wat onderbelicht zijn gebleven:

Jean-François Colosimo: Helaas lijkt die val van het Sovjetrijk ons soms even lang geleden als de val van het Romeinse Rijk. Dat heeft een verbijsterend effect op de jeugd, die niet begrijpt dat deze erfenis van de twintigste eeuw, dat totalitarisme, het langstdurende van de twee totalitarismen van de twintigste eeuw, nog enorm zwaar weegt op onze levens. U sprak over die hunker naar vrijheid. In 1989 heerste er een misvatting – laten we niet meer terugkomen op Fukuyama en de zijnen – en ook wij hebben onze grote aanhangers gehad van de idee dat het een overwinning van de democratie was. Dat was het niet. De echte overwinning is in de landen van het Oosten toegekomen aan hen die streden voor identiteit. Want het communisme is vernietigend geweest voor de identiteit van die volkeren. En dat heeft men niet willen zien, zoals men ook niet heeft willen zien dat er onder de Russische dissidenten wel adepten waren van een nieuwe, gedemocratiseerde wereldorde enzovoort ...een opinie die het, laat mij zeggen in Parijs en New York heel goed deed, maar er waren ook Solzjenitsyn en anderen die van hun kant alleen een vrij Rusland wilden en over de rest van de wereld niet veel te melden hadden, en die zich inderdaad niet…

Élisabeth Lévy: En er waren diegenen die er niet zo hevig naar uitkeken om door de mangel van die kapitalistische mondialisering te gaan.
J-F C: Zeer zeker. Wel, nu zijn we zover en dat leidt soms tot heel paradoxale fenomenen, zoals een Polen dat enkel bij de EU aansloot om in de NATO te komen en zich tegen de Russen te beschermen. En dus heeft dit soms licht ridicule trekjes. En vanzelfsprekend zijn er wat men de populismen noemt enzovoort. Maar wat men niet gezien wil hebben is dat, wat er ook zij van de hysterie van die volkeren – en in de rotsvaste overtuiging dat wij vergeleken bij hen geciviliseerder zijn, vinden we dat zij ons min of meer beschamen – wat men niet gezien wil hebben is dat zij er smaak in hebben gevonden zich weer als volkeren te zien in een gedeelde ruimte, en met hun verleden en tradities weer aan te knopen. Dat is het wat…

É L: Met andere woorden…
J-F C: De mislukking van het communisme was van metafysische aard.

É L: Akkoord, en met andere woorden: eigenlijk was dat streven naar vrijheid allereerst een streven naar identiteit.
J-F C: Ja, maar dat woord identiteit heeft een zodanig slechte roep… laat ons zeggen, dat streven naar vrijheid was in de eerste plaats een streven naar eigenheid, naar soevereiniteit, naar een…

É L: Naar een collectieve soevereiniteit, of naar continuïteit, heropleving…
J-F C: …naar een Europa, na een artificiële amnesie. Dat heeft men in ’89 niet willen zien.



Jean-François Colosimo: Malheureusement cette chute de l’empire soviétique nous semble parfois aussi lointaine que la chute de l’empire romain, ce qui a un effet sidérant chez les jeunes, qui ne comprennent pas que cet héritage du vingtième siècle, ce totalitarisme du vingtième siècle, le plus long des deux totalitarismes du vingtième siècle, pèse en fait encore énormément sur nos vies. Vous me parlez de cette aspiration à la liberté. Il y a eu une méprise en 1989 – on ne va pas revenir à eux, Fukuyama et compagnie – on a eu nos grands serviteurs en fait de l’idée que c’était une victoire de la démocratie. C’est pas vrai. À l’Est, la véritable victoire est revenue à ceux qui luttaient pour l’identité. Parce que le communisme avait été destructeur de l’identité de ces peuples. Et c’est ce qu’on n’a pas voulu voir, de la même manière qu’on n’a pas voulu voir que dans la dissidence russe il y avait des sectateurs d’un nouvel ordre mondial démocratisé et cætera, ce qui avait, je dirais pignon sur rue à Paris et à New York, et puis il y avait Soljenitsyne et les autres, qui eux seulement songeaient à une Russie libre et qui n’avaient pas grand-chose à dire sur le reste du monde, et qui ne se prenaient pas effectivement…
É L: Et il y avaient ceux qui n’avaient pas tellement envie d’être, comment dire, passés à la moulinette de cette mondialisation capitaliste.
J-F C: Bien sûr. Alors l’intention, elle est là aujourd’hui, et conduit parfois à des phénomènes tout-à-fait paradoxaux, comme une Pologne qui n’entre dans l’Europe que pour être dans l’Otan et se préserver des Russes. Et donc avec des aspects parfois un peu ridicules. Avec évidemment aussi ce qu’on appelle les populismes, enfin et cætera. Mais ce qu’on ne veut pas voir c’est que quoi qu’il en soit aujourd’hui de l'hystérie de ces peuples – qui nous font en quelque sorte honte, tellement nous nous croyons civilisés par rapport à eux – c’est qu'ils on eu un appétit de se retrouver en tant que peuples, dans des espaces de communion, retrouver leur passé, leur tradition. C’est ça qui…
É L: C’est-à-dire que la…
J-F C: L’échec du communisme a été métaphysique.
É L: D’accord, c’est-à-dire que la quête de la liberté c’était d’abord une quête d’identité en fait.
J-F C: Oui, alors l’identité est un mot qui a tellement mauvaise presse… on va dire la quête de liberté c’était d’abord une quête, oui de soi, de souveraineté, d’une…
É L: Souveraineté collective ou de, de… de continuité, de renouveau…
J-F C:…d’une Europe, avec une amnésie artificielle. Ça, on n’a pas voulu voir en ‘89.

10 november 2019

Het begrip 'laïcité' uitgelegd


Het Franse begrip laïcité kennen we hier niet. Het is enkel bij benadering te vertalen, omschrijvend, niet in één woord. Maar ook de Fransen zelf is de betekenis en draagwijdte ervan soms niet geheel duidelijk. 'Lekenstaat' en 'scheiding van Kerk en Staat' komen in de buurt, maar ook die begrippen zijn vaak moeilijk, zelfs voor politici en hun journalisten-duiders.
Toen bijvoorbeeld destijds een bisschop van Brugge (niet die pedofiel, een voorganger van hem) vanaf zijn kansel verklaarde dat stemmen voor de Volksunie zonde was, dan was dat helemaal geen schending van het begrip ‘scheiding van Kerk en Staat’ – al las en lees je het vaak anders.
De definitie van laïcité hierna lijkt me wel leerzaam:

Jean-François Colosimo: In 1989 besliste de Raad van State religieuze geschillen met een simpele verwijzing naar de ‘laïcité’. De Raad zei: het is conform, of het is niet conform het principe van de laïcité. Nooit nam de Raad van State de moeite dit uit te leggen, wat betekent dat het om een vanzelfsprekendheid ging. Die vanzelfsprekendheid is vandaag helemaal verloren geraakt, niet? Nochtans is het heel eenvoudig: de laïcité is de manier waarop de staat zijn politiek oplegt aan de religieuze lichamen, en wel op een tamelijk dwingende manier, om bij die religieuze lichamen mogelijke neigingen om op drift te raken en een staat in de staat te vormen te neutraliseren. Zo simpel is het! De laïcité is in werkelijkheid een – zware – ingreep van neutralisering. In tegenstelling tot wat mensen vaak denken is het niet…
Élisabeth Lévy: Het is niet een minzame manier om…
Jean-François Colosimo: …om mensen te laten wennen aan het ‘vivre ensemble’ enzovoort. Wat het wel is: de Staat zet de religieuze lichamen op hun plaats, en vermijdt daarmee dat ze zaken als opstand, machtsspelletjes of secessie meebrengen.




Jean-François Colosimo: En ’89 le Conseil d’État tranchait les questions de litiges religieux à …d’un simple renvoi à la laïcité. Le Conseil d’État disait : ‘c’est conforme’, ou ‘ce n’est pas conforme au principe de la laïcité’. Jamais le Conseil d’État ne prenait la peine de l’expliquer. Ce qui veut dire qu’il y avait une évidence. Cette évidence, elle est radicalement perdue depuis, n’est-ce pas ? Mais, c’est très simple : la laïcité c’est la manière dont l’État imprime sa politique aux corps religieux, et de manière en fait assez contraignante, pour neutraliser dans ces corps religieux la possible prétention aux dérives de se constituer comme des états dans l’état. C’est aussi simple que ça ! La laïcité c’est une véritable opération – lourde – de neutralisation. Contrairement à ce que pensent les gens, ce n’est pas une manière de …
Élisabeth Lévy: Ce n’est pas une manière gentillette de…
Jean-François Colosimo: …d’accoutumer à vivre ensemble et cætera. C’est: l’État remet des corps religieux à leur place en évitant qu’ils entraînent des phénomènes de sédition, de faction, de sécession.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html