18 februari 2013

Dichters zijn goede prozaïsten


Wie ertegen opziet om de grote klassieke dichters te lezen –misschien omdat hij weet wat tegenwoordig allemaal dichtkunst heet– die wil misschien toch eens een stukje klassiek proza lezen.
In dat geval staat hem een truc ter beschikking die veel tijd zal besparen, en hem toelaten om ook zonder ze gelezen te hebben een aantal belangrijke poëten op te noemen.
De truc is eenvoudig: al aan een kort stukje proza herken je de goede dichter. Zo'n man schrijft concreet en verliest zich niet in algemeenheden. Filosofietjes of diepzinnigheden zal hij niet opdissen, en fijngevoelige droefgeestigheden nog minder. Die dingen laat de goede dichter over aan dilettanten en minder begaafde vakbroeders.

In het jongste deel van het Verzameld Werk van Alexandr Poesjkin, uitgegeven bij Papieren Tijger en vertaald door Hans Boland, blijkt dit alweer. Dit zevende van negen delen bevat “Literair Proza” en dus lezen we Schoppenvrouw, De Russische Afrikaan, De Kapiteinsdochter, Egyptische Nachten en nog meer. Maar Boland heeft ook veel fragmenten vertaald: aanzetten van romans of verhalen die Poesjkin al na enkele pagina’s weer vergat en nooit heeft afgewerkt. Die fragmenten zijn bijzonder charmant. Soms maar een halve bladzijde lang, soms vier of vijf bladzijden, soms met een titel en soms zonder.

De gasten arriveerden op de datsja” behoort tot de titelloze soort. Poesjkin vertelt over een zomers feest op een eilandje in de Neva. In de datsja zitten de vrouwen op sofa’s in een kring, met rond hen de mannen die converseren en naar Franse gravures kijken of whist spelen. Over die Franse gravures had u misschien wel meer willen vernemen, maar Poesjkin is ons te snel af:

Twee mannen zaten op het balkon. De ene, een reizende Spanjaard, genoot met volle teugen van de verrukkelijke noordelijke nacht. Zijn ogen verzaadden zich aan het panorama van de heldere blanke hemel, de majestueuze, geheimzinnig glanzende Neva en de silhouetten van de omringende datsja’s in het transparante donker.
‘Wat is de noordelijke nacht toch mooi,’ zei hij ten slotte. ‘Ook onder de hemel van mijn vaderland moet een mens hier wel heimwee naar krijgen.’
‘Een van onze dichters,’ antwoordde de ander, ‘heeft er de beeldspraak voor gebruikt van een witblonde schoonheid, maar ik moet zeggen dat een tedere, donkerhuidige Spaanse of Italiaanse met zwarte ogen en een zuidelijk temperament meer op mijn verbeelding werkt. Wie er aantrekkelijker is, la brune of la blonde, zal altijd wel een punt van discussie blijven. À propos, weet u wat een buitenlandse vrouw mij ooit heeft gezegd over de strenge, zuivere Petersburgse zeden? Volgens haar waren de winters te koud en onze zomers te licht voor amoureuze avontuurtjes.’

Zo gaan de beide heren nog even door, maar de dichter komt tussenbeide en neemt zijn lezer in bescherming: “Het gesprek nam een minder oorbare wending”.

13 februari 2013

66 gedeeld door 7 is 9,4


In Le Soir vandaag staat een belangwekkend artikel, een "vrije tribune" ondertekend door een aantal prominenten.
De goed bedoelde verhalen die wij bij ons soms lezen en horen, over de dramatische achteruitgang van de kennis van het Frans in Vlaanderen, met tegelijk de spectaculaire toename van de kennis van het Nederlands in Wallonië en Brussel worden hier fel op de proef gesteld.

Dit zijn de ondertekenaars:
Grégor Chapelle directeur général d’Actiris. Myriam Gérard secrétaire régionale de la CSC Bruxelles. Philippe Vandenabeele secrétaire régional de la CGLB Bruxelles. Philippe Van Parijs professeur d’éthique économique et sociale à l’UCL. Francine Werth présidente de la Chambre des classes moyennes en Région bruxelloise. Olivier Willocx administrateur délégué de Beci.


Ik neem aan dat een vertaling van het volledige artikel niet nodig is, en dus beperk ik mij tot de eerste zinnen, die ons al veel wijzer maken:

"De auteurs van deze tekst vragen zich af, of de Fédération Wallonie-Bruxelles het aantal werklozen in Brussel wenst terug te dringen of te vergroten. 

Volgens de cijfers van de Taalbarometer 2012 van de Europese Commissie, hebben 7% van de jonge Walen van 15 tot 24 voldoende Nederlands geleerd, en 30% voldoende Engels, om in die talen een gesprek te kunnen voeren. Voor de jonge Vlamingen zijn de overeenkomstige cijfers 66% voor het Frans en 81% voor het Engels."


Volgens de staartdeling dan, die wij nog kennen uit een vorig blog, staan er voor elke Franstalige die Nederlands kent, negen komma vier Vlamingen klaar die met hem een babbel in het Frans kunnen doen. In procenten gesproken, want in werkelijkheid zijn het er meer, omdat er meer Vlamingen zijn dan Franstaligen, maar hier ga ik naar goede Belgische gewoonte uit van de pariteit.


9 februari 2013

Ex abundantia


Een rechtgeaarde persoon zal het betreuren, maar dat neemt niet weg dat er mensen bestaan die twijfels hebben bij het niveau en de bekwaamheid van onze Vlaamse journalisten.
Ik vraag mij af: wat kan zulke twijfelaars bezielen?
Nemen wij die kwestie laatst van de hypothetische loketjanet in Antwerpen. Dat was een onderwerp dat onze Vlaamse journalisten perfect lag, en ik wil de eerste nog zien die iets kan aanmerken op de analyses die Sturtewagen en Desmet daarbij ten beste gaven.
Ja, van Naegels kwam er iets lelijks, maar dat is een zeur.

En ook op een iets lager niveau dan dat van de hoofdredacties waren er mooie analyses. Luisteren wij bijvoorbeeld even naar Joël De Ceulaer, de man van de mindfulness of mondvolheid, die niettemin stevig staat in zijn geloof dat hij ongelovig is, en die ook even geloofde zelf hoofdredacteur te zullen worden van een weekblad maar sindsdien veel naar zijn tv kijkt. Zo veel zelfs dat hij tenslotte er zelf op kwam, gezeten achter zijn pc en voor zijn boekenkast.

Het is spijtig lezer, dat wij hier enkel klank hebben want het bewegende tv-beeld met al die kraaknette, ongeschonden ruggetjes van zijn boeken was sterker:



Bon, zonder beeld dan: iedereen is blij mag ik ongetwijfeld zeggen, als hij een mooie verbogen vorm te horen krijgt zoals "ten overvloede" want met verbuigingen gaat het vaak mis. En toch, hier had ik Joël liever "ex abundantia" horen gebruiken.
Zijn redenering staat als een huis, daar gaat het niet over, en een kleine week geleden was ze ook nog geen irrelevantie, maar zoals een dichter zei: "in het Latijn, kan het niet gelogen zijn".
Joël zijn bewijs ten overvloede had erbij gewonnen als hij even naar de taal van Vermeersch en De Wever had teruggeschakeld.
o-o-o-o-o

noot van 12 februari: ten behoeve van diegenen die met een IPad lezen, en dus geen mp3-bestanden kunnen horen, transcribeer ik wat Joël vertelt in het bovenstaande klankfragment:
"Bart De Wever, de burgemeester van Antwerpen, en de belangrijkste partijvoorzitter, euh voorzitter van de grootste partij van Vlaanderen, verlegt een grens in het neutraliteitsdebat, en het neutraliteitsdebat zal in onze diverse samenleving alleen maar belangrijker worden. Dat is een van de redenen waarom die uitspraken bijzonder nieuwswaardig waren. Het feit dat we er al vijf dagen over bezig zijn, bewijst dat, euh ten overvloede ook hé."
Ik zou ook de andere redenen voor die nieuwswaardigheid graag van hem vernomen hebben, maar dat is wellicht voor een volgend interview.


http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html