29 juni 2018

Marx en Engels in een verrassend daglicht


Le Monde diplomatique van juli heeft een artikel van de journalist Jean-Baptiste Malet.* Twee bladzijden, bijzonder goed gedocumenteerd en met voetnoten, zoals in dat blad gebruikelijk. Drieëntwintig noten in dit geval.


Het gaat over esoterisme en antroposofie en over Rudolf Steiner (1861-1925) – de man van de scholen – maar ook over biodynamische landbouw, natuurlijke cosmetica en crèmes, hemellichamen en maanstanden, geneeswijzen gebaseerd op het gebruik van maretak enzovoort. Homeopathie komt ook even ter sprake (mag worden aangewend ter aanvulling van de biodynamische geneeskunde).

Allemaal amusant natuurlijk, maar het grappigste vond ik een onthulling over Marx en Engels, want Steiner – die een indrukwekkend aantal boeken heeft geschreven  sprak ook over aardse, sociale vraagstukken, niet enkel over de maan en de hemellichamen. De onthulling staat in het 236ste deel van de Gesamtausgabe. Die deeltjes zijn nogal prijzig – Esoterische Betrachtungen Karmischer Zusammenhänge, waar het hier om gaat, kost 62 Zwitserse frank, of 54 euro. Ik zal het niet bestellen, en de lezer moet volstaan met een stukje Franse tekst dat Jean-Baptiste Malet citeert. Er is namelijk ook een Franse uitgave van Steiner, voorlopig helaas beperkt tot 260 deeltjes, maar de Romaanse Zwitsers werken naarstig verder.

Nu las ik voor een paar weken een boek van Jürgen Herres, die van zijn kant ook aan een Gesamtausgabe heeft meegewerkt, met name de MEGA, de Marx-Engels-Gesamtausgabe. Over die onthulling van Rudolf Steiner zwijgt Herres echter. We lezen:

Ergens in de zesduizend toespraken die hij heeft gehouden, heeft Steiner onthuld dat Karl Marx de reïncarnatie zou zijn een middeleeuwse heer, die lijfeigene was geworden ten gevolge van afpersing door een schurk – Friedrich Engels. “Wat zij onderling te beslechten hadden werd, op de lange weg tussen dood en wedergeboorte, omgezet in een verlangen om het onrecht dat zij elkaar hadden aangedaan goed te maken,” verduidelijkte Steiner, voor wie de menselijke ziel in de loop van de millennia onophoudelijk vooruitgang maakt, volgens een cyclus van vijfentwintigduizend negenhonderd twintig jaar, een “platonisch jaar” dus.

Au cours des six mille conférences qu’il a prononcées, Steiner a révélé que Karl Marx serait la réincarnation d’un seigneur du Moyen Âge devenu un serf à cause des exactions d’un brigand – Friedrich Engels. « Ce qu’ils avaient à régler entre eux se transforma, pendant le long chemin entre la mort et une nouvelle naissance, en désir de compenser le mal qu’ils s’étaient fait l’un à l’autre », précise Steiner, pour qui l’âme humaine progresse sans cesse à travers les millénaires, selon un cycle de vingt-cinq mille neuf cent vingt ans, soit une « année platonicienne ».
________

* Van hem verscheen bij Fayard vorig jaar: L’Empire de l’or rouge, Enquête mondiale sur la tomate d’industrie.

27 juni 2018

De Prins krijgt kuren


Serge Halimi, de redactiedirecteur van Le Monde diplomatique, heeft telkens weer een mooi hoofdartikel. In het julinummer (dat straks in de kiosk ligt) neemt hij Emmanuel Macron op de korrel, die graag censuur zou instellen maar die naam niet wil horen.
Macron is natuurlijk niet de enige die dat zou willen: censuur is hét thema van onze tijd, alleen zie ik niet in wat hij nog meer kan verlangen dan wat hij al heeft... een meer dan volgzame pers.

Na zijn comfortabele verkiezing tot president van de Republiek, met medewerking van de zo goed als verzamelde Franse media, vraagt Emmanuel Macron dat zijn parlementaire meerderheid hem een wet klaarstooft tegen de verspreiding van ‘valse geruchten’ in verkiezingsperiodes. Misschien is hij zijn volgende campagne al aan het voorbereiden.

De tekst die binnenkort goedgekeurd zou moeten worden, verraadt tegelijk dat regeringen blind blijven voor de tegenkantingen die zij ontmoeten en – in één adem – hun neiging om voortdurend dwangmiddelen te verzinnen die daar korte metten mee kunnen maken.
Je moet inderdaad al bijziend zijn om te blijven geloven dat de overwinningen van de antisysteempartijen en -programma’s (Donald Trump, de Brexit, het Catalaanse referendum, de Vijfsterrenbeweging in Italië…) zelfs maar marginaal te wijten zijn aan de verspreiding van valse geruchten door autoritaire regimes.
Al meer dan een jaar wil de Amerikaanse pers verbeten, maar zonder een begin van bewijs aantonen dat de president van de Verenigde Staten zijn verkiezing te danken heeft aan door Vladimir Poetin verzonnen ‘fake news’. Mijnheer Macron lijkt door dezelfde soort obsessie bezeten.

In die mate dat hij hoopt deze te bezweren met een apparaat dat even nutteloos is als gevaarlijk. [...]

De rest leest u in juli zelf maar, lezer, want het bovenstaande valt nog net onder het citaatrecht, denk ik.

21 juni 2018

Geel of Rood? Filosofen twijfelen


Toen ik zag hoe Kevin De Bruyne zijn studs op de borst van een Panamees plantte, dacht ik aan de filosoof Johann Gottlieb Fichte (1762-1814). Niet dat ik die kerel ooit gelezen heb, maar destijds heeft Heinrich Heine dat wel gedaan, en in 1834 wijdde hij een aantal beschouwingen aan hem, in zijn Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland.
Als ik Heine goed begrijp, dan zou Johann Gottlieb Fichte aan De Bruyne een rode kaart gegeven hebben, terwijl hijzelf de arbiter gelijk lijkt te geven en met een gele zou volstaan.
Alles draait natuurlijk rond de opzettelijkheid of onopzettelijkheid van die gebeurtenis in Sotchi, het Saint-Tropez van Rusland. In hoeverre handelt zo’n De Bruyne reflexmatig? of stelt hij toch de bewuste daad van een hooligan?

Geen mens denkt, verzekert Heine ons in een van zijn Italiaanse reisverhalen, alleen valt hem nu en dan iets in: Kein Mensch denkt, es fällt nur dann und wann den Menschen etwas ein. Een reeksje invallen noemt hij dan een gedachte, en een reeksje gedachten moet weer denken heten.
Fichte ziet dat heel anders, en zoals u zult merken is zijn redenering niet enkel voor voetballers nuttig, maar kan ook een kok er iets aan hebben:

Bij Fichte is er nog het bijzondere probleem dat hij de geest, terwijl die in de weer is, in staat acht zichzelf gade te slaan. Het IK zou bespiegelingen wijden aan zijn intellectuele handelingen, terwijl het deze uitvoert. Onder het denken zou de gedachte zichzelf beloeren, terwijl ze geleidelijk aan warm en warmer, en tenslotte gaar wordt. Deze bewerking doet ons denken aan de aap die aan de haard voor een koperen ketel zit en zijn eigen staart kookt. Want hij bedoelde: de ware kookkunst bestaat niet daarin dat men enkel objectief kookt, maar dat men zich ook subjectief van dat koken bewust wordt.


Bei Fichte ist noch die besondere Schwierigkeit, daß er dem Geiste zumutet, sich selber zu beobachten, während er tätig ist. Das Ich soll über seine intellektuellen Handlungen Betrachtungen anstellen, während es sie ausführt. Der Gedanke soll sich selber belauschen, während er denkt, während er allmählich warm und wärmer und endlich gar wird. Diese Operation mahnt uns an den Affen, der am Feuerherde vor einem kupfernen Kessel sitzt und seinen eigenen Schwanz kocht. Denn er meinte: Die wahre Kochkunst besteht nicht darin, daß man bloß objektiv kocht, sondern auch subjektiv des Kochens bewußt wird.
Sämtliche Werke, herausgegeben von Prof. Dr. Ernst Elster
Kritisch durchgelesene und erläuterte Ausgabe, Leipzig und Wien, 1893
vierter Band S. 263

20 juni 2018

Over kunst gesproken, en over cultuurradio


Kan men ongevoelig zijn voor kunst ? vroeg Patrick Cohen – presentator van het ochtendjournaal bij Europe1 – aan de filosoof Raphaël Enthoven. Enthoven levert elke dag een korte bijdrage, en deze keer besprak hij de vragen van 'le bac', het nationale baccalaureaatsexamen. De vraag van Cohen kwam dus uit dat examen, want evengoed in tijden van voetbal kan er bij het ochtendnieuws op Europe1 een stukje filosofie af. Ze hebben er ook het materiaal voor natuurlijk, want welke filosoof hier zou, om te beginnen wat verbaliteit betreft, in de buurt van Enthoven komen?

‘Wat hierbij interessant is’, antwoordde Enthoven, ‘is dat esthetiek, ‘aesthesis’ de gevoeligheid zelf aanduidt.* Ongevoelig zijn voor kunst zou dan contradictoir zijn, bijna een oxymoron. Wat paradoxaal lijkt in deze opgave is dat de voorwaarden voor een ongevoeligheid voor kunst niet bij het individu liggen, dat net als iedereen over gevoeligheid beschikt. Je kunt niet ongevoelig zijn voor kunst terwijl je wel gevoelig bent voor liefde, voor haat, voor begeerten als u wil. Als je voor dergelijke zaken wel gevoelig bent, hoe dan ongevoelig blijven voor de kunst?
Wel, misschien is de “oplossing” tussen aanhalingstekens, of toch het alternatief, te zoeken aan de kant van de kunst zelf. Wat is het dat in kunst ervoor zorgt dat je er na enige tijd ongevoelig voor wordt? Hier liggen twee klippen: militantisme, en naar mijn oordeel de eigentijdse kunst. Anders gezegd: aan een kant de kunst die strijdt, en aan de andere een kunst die nadenkt. Deze twee soorten kunst spreken onze gevoeligheid niet aan, en dus hebben wij niet de kans die te ervaren. In het ene geval richt ze zich tot onze opinies, als het om militante kunst gaat, en in het andere geval tot ons begripsvermogen, als het hedendaagse kunst betreft. Het zijn dus twee soorten kunst die ofwel ons engagement opeisen, ofwel ons verstand. Zij laten onze ongevoeligheid niet enkel toe, maar stellen die voorop. Naar mijn mening, impliceren ze ongevoeligheid met andere woorden.
Een kunst die me aan het nadenken wil zetten, die me wil doen denken, of een kunst die me een moraal wil voorhouden, is een kunst die mij per definitie onberoerd laat. Vraag is dan natuurlijk of het nog om kunst gaat.’

Patrick Cohen beoordeelde dit antwoord op de examenvraag met: ‘Très, heu, très complet.’
__________
* Alexander Gottlieb Baumgarten vormde in 1750 ‘Ästhetik’, naar het Griekse αίσθάνομαι, aisthanomai: voelen, gewaarworden. ‘La science du sentiment’, zei later Charles Maurras, wat Le Robert als voorbeeld geeft.



Patrick Cohen: Peut-on être insensible à l’art ?
Raphaël Enthoven: Ce qui est intéressant ici, c’est que esthétique,‘aesthesis’, désigne la sensibilité elle-même donc être insensible à l’art ce serait contradictoire, ce serait presque un oxymore. Ce qui est intéressant dans ce sujet, paradoxalement c’est qu’il me semble que les conditions d’insensibilité à l’art, reposent non pas sur l’individu, qui a une sensibilité comme tout le monde. On ne peut pas être insensible à l’art tant qu’on est sensible à l'amour, ou qu’on sensible est à la haine, ou qu’on est sensible aux désirs, si vous voulez. Tant qu’on est sensible à des choses comme ça, comment être insensible à l'art ?Alors peut-être là « la solution » entre guillemets, ou en tout cas l’alternative est à chercher du côté de l’art lui-même. Qu’est-ce qui dans l’art fait que au bout d’un moment on y devient insensible ? Il y a deux écailles ici : le militantisme et à mon avis l’art contemporain. C’est-à-dire d’un côté un art qui lutte, et de l’autre côté un art qui pense. Ces deux arts-là ne s’adressant pas à notre sensibilité, c’est-à-dire à ce qu’on n’a pas le choix d’éprouver, mais s’adressant dans un cas à nos opinions, quand l’art est militant, ou bien, dans l’autre cas à notre intelligence, quand l’art est contemporain, c’est-à-dire ces deux formes d’art qui nous demandent soit de nous engager, soit de penser, non seulement permettent l’insensibilité, mais à mon avis, en tout cas en ce qui me concerne, présupposent l’insensibilité, c’est-à-dire impliquent pour ma part l’insensibilité. Un art qui essaye de me faire réfléchir, qui essaye de me faire penser, ou un art qui essaye de me faire la morale est un art qui par définition me rend insensible. La question est évidemment de savoir si c’est toujours de l’art.
Patrick Cohen: Très, heu, très complet.

15 juni 2018

Een would-be procureurtje betrapt


Schadenfreude ist die schönste Freude zegt de Duitser, en dat siert hem niet maar wie, Duitser of geen Duitser, voelt geen leedvermaak als hij een windbuil, een blaaskaak, een dikdoener op zijn bek ziet gaan?

Voor die lelijke vreugde zorgde zaterdagavond Christiane Taubira* op France2, door Yann Moix in zijn blootje te zetten in On N’est Pas Couché.

De man probeerde zich nog te redden met een onnozel, nergens op slaand leugentje, maar het gelach van het publiek was onverbiddelijk. Zo onverbiddelijk dat Taubira een tijdje later, bijna om het goed te maken zei: ‘U bloost, maar dat is niet erg. Uw emoties de vrije teugel laten is goed.’ Het werd zo gênant dat presentator Laurent Ruquier Moix uit zijn benarde situatie probeerde te helpen, maar het kwaad was geschied.
De nooduitgang die Moix nog snel zocht, door over een onbestaand spellingsverschil te beginnen, maakte hem helemaal tot een kleine jongen.
Voor een goed begrip: Moix had Taubira verweten dat ze de auteur Jules Romains in haar recente boek, Baroque sarabande, naast Drieu La Rochelle had geplaatst, een man van de collaboratie. 'Hij betaalt voor wat hij heeft geschreven', zei ze.

Christiane Taubira: Ik laat die zin niet vallen.
Yann Moix: Neen, want …
Christiane Taubira: Ik laat die zin niet vallen.
Yann Moix: …want verder zingt u nog de lof van Baden Powell, die van zijn kant Ribbentrop heeft ontmoet. Hij zegt, u zegt… en Baden Powell is nooit veraf, maar hij heeft wel [onverstaanbare naam] ontmoet, die de bullebak van de Hitlerjugend was,** én hij heeft Ribbentrop ontmoet. En hem mogen we bewonderen, terwijl die arme Jules Romains, die in zijn vooroordelen gevangen zat, die in zijn ongelukkige tijd als een hamster in een kooitje opgesloten zat, voor iedereen het gelag moet betalen.
Laurent Ruquier: Laten we dit onderwerp…
Christiane Taubira: Non-non-non. Nee, neen want… en vergeef me dat ik…
Laurent Ruquier: We zullen straks op uw onderwerp terugkomen.
Christiane Taubira: Oui, non, non, maar Baden Powell ... ik had het over de muzikant.
Yann Moix: Ach zo? en niet over, niet over de scouts-chef? [schaterend gelach, applaus] ach zo, maar in dat geval moet men preciseren! Men moet preciseren.
Christiane Taubira: Neen, want uit de context… uit de context begrijpt men onmiddellijk dat het over muziek gaat.
Yann Moix: Maar de spelling die u hebt gekozen is die van de scoutsleider, dus heu…
Christiane Taubira: Kijk, ik kan niet…
Yann Moix: Ik van mijn kant heb de officiële versie gelezen met de scoutsleider…
Christiane Taubira: In dat geval, als u zich wil omscholen tot jager op zetfouten, wat overigens een… dat kan een beroep zijn, dat kan best een…
Laurent Ruquier: Frank Ferrand wil even tussenkomen als u toestaat…



Christiane Taubira: Je ne vais pas sortir de cette phrase.
Yann Moix: Mais non, parce que…
Christiane Taubira: Je ne vais pas sortir de cette phrase.
Yann Moix: …et par ailleurs vous faites l’apologie de Baden-Powell qui lui a rencontré Ribbentrop. Il dit, vous dites… et Baden Powell n’est jamais loin, mais il a rencontré ### qui était le garde-chiourme des jeunesses hitlériennes et il a rencontré Ribbentrop. Alors lui on a le droit de l’admirer, mais Jules Romains qui était prisonnier, le pauvre, de ses préjugés, et enfermé dans sa pauvre époque comme un hamster dans sa cage, il paye pour tout le monde.
Laurent Ruquier: On laisse le…
Christiane Taubira: Non-non-non. Non, non parce que, pardon d’être…
Yann Moix: On reprendra votre sujet après alors…
Christiane Taubira: Oui, non, non, mais Baden Powell: je parlais du musicien.
Yann Moix: Ah oui? pas du, pas du chef du scoutisme… (éclats de rires, applaudissements) ah oui, mais alors il faut préciser ! Il faut préciser.
Christiane Taubira: Non, mais dans le contexte, dans le contexte on comprend parfaitement qu’il s’agit de musique.
Yann Moix: Alors l’orthographe que vous avez choisie c’est celui [celle !] du chef du scoutisme, donc heu...
Christiane Taubira: Ah, moi je ne peux pas ###
Yann Moix: Moi j’ai lu la version officielle avec le chef du scoutisme en ###
Christiane Taubira: Eh bien alors, si vous vous changez en chasseur de coquilles, ça peut être d’ailleurs … ça peut être un profession, ça peut être une ###
Laurent Ruquier: Frank Ferrand veut intervenir, si vous permettez...

__________
* Taubira was onder Hollande Garde des Sceaux, Grootzegelbewaarder. Minister van Justitie, zeggen wij prozaïsch.
** Leider van de Hitlerjugend was Baldur von Schirach, maar de onverstaanbare naam die Moix produceerde leek daar niet op.

Moix: ou l'X surnuméraire du narcissisme sans emploi.
(Pierre-Emmanuel Prouvost d'Agostino)

8 juni 2018

Een goed boek gelezen

Dat Dr. Karl Marx (Trier, 5 mei 1818 – Londen, 14 maart 1883) geen marxist was, is de voorbije weken vaak opgemerkt. Hijzelf had dat in het Frans gezegd: Tout ce que je sais, c’est que moi, je ne suis pas marxiste – voor zover ik weet, ben ikzelf geen marxist. Hij richtte zich daarmee tegen de ‘naïeve’ interpretatie van zijn theorie door de Franse marxisten, en tegen de parlementaire weg die ook elders sommigen voor ogen stond.
Friedrich Engels citeerde deze uitspraak in 1882, toen Marx nog in leven was, en later nog enkele malen.

Geen marxist dus, tot daaraan toe, maar wat erger is: soms vertelde hij dingen die ingaan tegen wat vandaag weldenkend heet. Bij de vereniging die zich Unia noemt zullen ze me niet tegenspreken, want wat lezen we bij Jürgen Herres in diens Marx und Engels: Porträt einer intellektuellen Freundschaft :
Für ihn war nur die „europäische Zivilisation“ zu Entwicklung und Fortschritt in der Lage. Einige europäische und vor allem die außereuropäischen Gesellschaften begriff er als Kulturen der Stagnation und Rückständigkeit, die sich nur nach vorne bewegen könnten, wenn sie in die Fußstapfen Europas traten.
Voor hem was alleen de ‘Europese beschaving’ tot ontwikkeling en vooruitgang in staat. Enkele Europese, en vooral de niet-Europese samenlevingen beschouwde hij als culturen van stagnatie en achterlijkheid, die maar vooruit konden komen als zij in het voetspoor van Europa traden.

Professor Dirk Rochtus besprak het boek van Jürgen Herres gunstig, en de lectuur ervan heb ik me inderdaad niet beklaagd.
Je leest er naast veel andere zaken ook over de strijd die Marx voerde tegen de Russische edelman en anarchist Michael Bakoenin. Hij ontmoette die Parijs, en in een Confidentielle Mittheilung aan de Duitse sociaaldemocraten noemde Marx hem: einen der unwissendsten Menschen auf dem Feld der socialen Theorie, die plötzlich zum Sektenstifter geworden was.

Een sekteleider dus. Het anti-autoritaire programma van Bakoenin was voor hem eine Kinderfibel, een leesboekje voor kinderen, dat echter unter einigen eitlen, ehrgeizigen, hohlen Doktrinären in der romanischen Schweiz und Belgien aanhangers gevonden had. IJdele, ambitieuze, leeghoofdige doctrinairen in Romaans Zwitserland en België. 

Misschien speelde hier naast de etymologie (bakunya of bakulya zou oud-Russisch zijn voor babbelaar, kletskous) ook een bepaalde jaloezie want Bakoenin had veel succes, zowel in Rusland als in heel Europa. Over Marx’ jaloezie las u echter al bij Philippe Clerick.

Ook Friedrich Engels liet zich in dezen niet onbetuigd: Ich möchte wissen, ob der gute Bakunin seinen dicken Körper einem Eisenbahnwagen anvertrauen würde, wenn diese Eisenbahn nach seinen Prinzipien verwaltet würde, nach welchen sich niemand an seinem Platz befände, wenn es ihm nicht gefällt.
Ik zou wel eens willen weten of die goede Bakoenin zijn dik lijf aan een treinwagon zou toevertrouwen, als de spoorwegen beheerd werden volgens zijn principes, waarmee niemand op zijn plek zou zijn als zijn hoofd er niet naar stond.


http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html