29 april 2011

Paardenstront

 .
J‘avais eu l’occasion de voir personnellement certaines cérémonies londoniennes, parmi lesquelles l’annuelle Trooping the Colours où l’impression la plus désagréable est donnée par les chevaux, dressés pour tout sauf pour s’abstenir de faire leurs besoins légitimes; peut-être à cause de l’émotion, ou des lois naturelles, mais la reine dans ces cérémonies avance toujours dans une mer de fumier, parce que les chevaux de la Garde ne peuvent pas s’empêcher de parsemer le parcours d’excréments. D’ailleurs, s’occuper des chevaux est une activité très aristocratique, et, pour un aristocrate anglais, le fumier de cheval fait partie des matières les plus familières.
On n’a pas pu échapper à cette loi pendant le royal wedding. Mais ceux qui ont regardé la télévision ont remarqué que ce fumier chevalin n’était ni sombre, ni brun, ni inégal, mais se présentait toujours et partout dans un ton pastel, entre le beige et le jaune, très lumineux, de façon à ne pas attirer l’attention et à s’harmoniser avec les couleurs tendres des vêtements féminins. On a ensuite lu (mais on pouvait facilement l’imaginer) que les chevaux royaux avaient été nourris pendant une semaine avec des pilules spéciales, pour que leurs excréments aient une couleur télégénique. Rien ne devait être laissé au hasard, tout était dominé par la retransmission.



Umberto Eco
La Guerre du Faux, pp.213-4
Grasset & Fasquelle, 1985
.
Ik had ooit de gelegenheid om bepaalde Londense ceremonieën met eigen ogen te zien, waarbij het jaarlijkse Trooping the Colour, en de meest onaangename indruk geven daar de paarden, die op alles gedresseerd zijn behalve op het verzaken aan hun legitieme behoeften; misschien als gevolg van de emotie, of door wetten der natuur, maar bij deze ceremonieën schrijdt de koningin steevast door een zee van mest, omdat de paarden van de Guards het niet kunnen nalaten om het parcours met excrementen te bezaaien. Nu, zich met paarden bezighouden is een heel aristocratische activiteit, en voor een Engelse aristocraat behoort paardenmest tot de hem meest vertrouwde dingen.
Aan deze wet was ook bij de royal wedding geen ontkomen. Maar wie televisie keek, heeft opgemerkt dat deze paardenmest noch donkerkleurig, noch bruin, nog geschakeerd was, maar zich altijd en overal in pasteltinten voordeed, tussen het beige en het geel in, heel helder, op een manier die niet de aandacht zou trekken maar met de zachte kleuren van de dameskleedjes juist zou harmoniëren.
Later heeft men gelezen (maar dat kon men ook makkelijk verzinnen) dat de koninklijke paarden een volle week speciale pillen als voer hadden gekregen, zodat hun excrementen een telegenieke kleur zouden hebben. Niets mocht aan het toeval worden overgelaten, alles stond in het teken van de uitzending.

26 april 2011

Tobback zijn vocabulaire

.
Als in het sierlijke derde bedrijf van een corrida, namelijk de faena de muleta, al na enkele passen de stier zodanig slim en gevaarlijk voor de dag komt dat hij de matador in een lastig parket brengt, dan zeggen de aficionados dat het een beest is dat Grieks en Latijn kent.
Een opvallend verschil met de Belgische politieke arena, waar je met enkel wat Latijn al aardig je mannetje kunt staan. Nil volentibus arduum, acta est fabula enzovoort.
Tenminste, tot voor kort was dat zo, want de laatste tijd zien we hier en daar ook een woord Grieks opduiken. Latijn alleen volstaat niet meer om de stand der onderhandelingen te beschrijven.
Voor een paar weken was hier de nuttige platoonse term 'theatrocratie' aan de orde, en deze week komt Mark Eyskens aanzetten met de analyse: ‘De Wever is een demagoog die we te slaafs hebben gevolgd'.
Te’ is nooit goed inderdaad, maar wat ons interesseert is dat woord demagoog. Δημαγωγός, van ‘demos’ en ‘ago’, het volk leiden, misleiden. Hij had dus net zo goed ‘volksmenner’ kunnen zeggen, maar dat klonk Eyskens, die katholiek is, waarschijnlijk te rechtuit of te duidelijk in de oren.
Misschien is Louis Tobback wel een van de laatsten om te geloven dat politieke analyses het zelfs zonder Latijn kunnen stellen: ‘We gaan dikke nek De Wever stoppen’. Klinkt een tikkeltje boers, en zeker de fijngevoelige Stefan Hertmans zou van een scheldterm spreken, maar Louis vindt dat hij zich dat mag permitteren.
Eyskens drukte zich nog erudiet en beleefd uit, maar bij zijn burgervader constateren we een gebrek aan opvoeding, een apaideusia zou Aristoteles zeggen. Wellicht geven sommigen, die het Grieks nog wat vreemd vinden, de voorkeur aan een term als ‘decorumverlies’ en daar valt ook wat voor te zeggen, al heeft hij niets met opvoeding van doen, noch die van Louis noch die van om het even wie. Meestal is een dergelijk verlies een vervelend bijverschijnsel van het voortschrijden der jaren. Tenslotte is Louis een ontwikkeld man, daar kan het niet aan liggen.
Maar ontwikkeling is nog geen opvoeding, zoals Baltasar Gracián zegt in zijn “Handorakel en de Kunst van de Voorzichtigheid” van 1647 (vertaling Theo Kars): “Er bestaat gewoon plebs en ontwikkeld plebs, wat erger is. Dit soort heeft dezelfde eigenschappen als het gewone, zoals de scherven van een gebroken spiegel, maar het is schadelijker. Het kraamt onzin uit, levert onbeschofte kritiek, is een bondgenoot van de Laster. Men dient geen aandacht te schenken aan wat het meedeelt en nog minder aan wat het voelt. Het is belangrijk het op te merken, teneinde zich ervan los te maken.”
De onbeschoftheid dus niet, maar wat beide heren wél gemeen hebben, is dat hun uitspraken getuigen van een groot ongeduld. Zij zijn hun zenuwen niet meer meester. “Geduld”, meent Schopenhauer, “is het kenmerk van de ware dapperheid”.
Helaas gaat ook het geduld met de leeftijd achteruit, samen met de kracht om scherp te analyseren. Ter vervanging kan de verleiding dan groot worden om termen als “dikke nek” of “demagoog” rond te strooien.

Gepubliceerd in de Knack van 27 april.
.

20 april 2011

Verzenmakers of Dichters?

.
In deze column zal bisschop Roger van G. onvermeld blijven.
Ter compensatie, en om toch enigszins aansluiting te vinden bij de verhalen in de kwaliteitspers, komt Laurent de B. wel aan bod, weze het zijdelings en incognito.
 
Over poëzie gaat dit verhaal, want vorig jaar verscheen bij Prometheus in Amsterdam het derde deel van de Rijmkroniek des Vaderlands, het grote leerdicht van de Groningers Jean-Pierre Rawie en Driek van Wissen. Samengeteld 5674 verzen zijn het. En laat mij zeggen: de Ilias, driewerf zo dik, is lang niet zo komiek.
 
In het algemeen”, schreef George Orwell in 1942, in zijn inleidend essay bij het verzamelde werk van Rudyard Kipling, “is in onze cultuur het woord ‘poëzie’ al voldoende om vijandig gegrinnik op te wekken, of in het beste geval een soort ijzige afkeer, zoals de meeste mensen die voelen bij het horen van het woord God”.
Maar Kipling is bij het Engelse lezerspubliek altijd populair gebleven, zelfs vandaag nog, en Orwell sprak met grote bewondering over hem. Over zijn technische vaardigheid, zijn gedrevenheid.
Toch noemde hij Kipling “a good bad poet”, of nog “a versifier”. Dat klinkt slechter dan het is, want bijvoorbeeld Dryden en Pope waren voor velen evengoed verzenmakers, geen dichters.
 
Als het zo zit, zou je Rawie en Van Wissen ook goede slechte dichters kunnen noemen, verzenmakers, pure ambachtslui. Populair zijn ze in elk geval, want hun eerste twee boekjes van 2005 en 2007 waren snel de deur uit. Een verschil met de bloedserieuze Kipling is dat Rawie en Van Wissen naast leerzaam ook altijd grappig zijn. “Een welkome aanvulling op onze inburgeringscursussen en onderwijsprogramma’s van scholen en universiteiten”, zoals ze zelf zeggen van hun kroniek.

Helaas, een vierde deeltje komt er niet, door het schielijk overlijden van Driek van Wissen vorig jaar. Wij hebben dus “De Opkomst van de Nederlandse Republiek”, dan “De Gouden Eeuw”, en nu “Van Willem III tot Willem III”, dat begint in 1672 en eindigt in het revolutiejaar 1848. De Belgische secessie van 1830 komt ruim aan bod:

…in Brussel liep het schorem na
het horen van een opera
(waarin opstandig zaad gezaaid
en luidkeels oproer werd gekraaid)
zomaar de straat op. En het tuig
ging met gesakker en gejuich
zich aan misplaatst geweld te buiten:
gestenigd sneuvelden de ruiten…

Willem had de noodlottige scheiding van Zuid en Noord nog kunnen voorkomen, als niet de snode Franse koning Louis-Philippe had ingegrepen:

Hij wilde tussenbeide komen
en koos als Fransman arrogant
de Belgische verkeerde kant.
Zo raakten wij, de prins ten spijt,
de helft van onze natie kwijt
en stortte buitenlandse druk
de Belgen in het ongeluk,
want tot op heden zitten die
nog met de Duitse dynastie
von Sachsen-Coburg opgescheept
waarmee geen echte Belg echt dweept,
er eventjes van uitgegaan
dat echte Belgen echt bestaan.

Iets verderop brengen onze verzenmakers nog een hommage aan een echte dichteres:

Toch werd het Zuiden zonder reden
wreed van het Noorden afgesneden,
maar niet het snijden deed zo’n pijn
als wel het afgesneden zijn.

Gepubliceerd in de Knack van vandaag.

13 april 2011

Tussen Athene en Parijs

.
De Fransman Antoine Rivarol schreef in 1783 een redevoering voor de Berliner Akademie der Wissenschaften, met als titel De l’Universalité de la Langue française. Glashelder bewees hij daarin dat het Frans superieur was aan alle andere talen, en dat bijvoorbeeld het Engels om tal van redenen ongeschikt was om ooit de rol van eerste wereldtaal over te nemen.
“Men mag zeggen dat terwijl het Engels de stoutmoedigheid bezit van die talen die de inversie kennen, het tegelijk ook hun onduidelijkheid heeft, en dat de Engelse syntaxis dermate bizar is dat de regels soms minder toepassingen hebben dan uitzonderingen.”
Die tekst is vaak uitgegeven, in 1991 nog bij Arléa in Parijs door de académicien* Jean Dutourd, in januari overleden.
Rivarol heeft nooit veel geschreven, maar hij stond wel bekend om zijn gewaagde aforismen. Zo was de Verklaring van de Rechten van de Mens nog maar pas opgesteld, of hij zei al: “het misdadige voorwoord bij een onmogelijk boek”. Zijn uitspraak komt vandaag nog harder aan dan in die tijd zelf, schreef Dutourd in zijn eigen voorwoord, “want alleen de waarheid kan zo lang een schandaal blijven”. Op zichzelf ook een stevige uitspraak.
En om meester Vic Van Aelst een plezier te doen: de wetenschap heeft niet stilgestaan en de uitspraken van Rivarol over de Engelse taal worden door moderne Franse filologen niet meer voor vol aangezien. Ze vinden die weliswaar ontroerend, maar vooral een “opmerkelijke uiting van literair patriottisme”.
Deze omslag in de wetenschappelijke inzichten moet echter geen reden zijn om het Frans in Vlaanderen maar te laten vallen als tweede taal, zoals Van Aelst voorstelt. Er zijn meen ik veel goede redenen om dat niet te doen. De schoonheid van die taal, haar nabijheid, of de kennismaking met een Romaanse taal, wat toch een andere denkwereld opent dan een tweede Germaanse taal studeren. Economische redenen zullen er ook zijn, maar die laat ik aan anderen over.
Maar vooral: aan de vraag van Van Aelst is al lang en breed voldaan. Laatst bij ARTE schreeuwde een Vlaamse actrice haar breed-denkendheid uit, en haar minachting voor de bekrompen Vlamingen. Zelf had ze evenwel nooit goed opgelet in de Franse les, want dat uitschreeuwen ging zo: “Je suis pas intéressée à faire des choses seulement en Flandre …dans mon rue.” Kort daarvoor had ze frieten gegeten en haar kleertjes uitgetrokken. Dat kreeg veel aandacht. We leven in een spektakelmaatschappij denken de journalisten, en dus zijn de politieke meninkjes van acteurs en artiesten beter dan die van anderen, en evenveel aandacht waard als kiesresultaten.
Voor die opvatting van de democratie had Plato al in de vijfde eeuw een woord bedacht: θεατροκρατία, theatrocratie.
Die theatrocratie komt overeen –schrijft hij in “De Wetten”, boek III, paragraaf 701– met dat stadium van de democratie waarin iedereen denkt dat hij iets gefundeerds te vertellen heeft, ook al heeft hij nooit iets geleerd. Eerst is dat in het theater het geval, en vervolgens zien we die onbeschaamde houding overal.
_____________
* Ook nog bekend van "Les Grosses Têtes".
.
Stukje verschenen in de Knack vandaag
.

2 april 2011

BBC-WS over Libië

.
Margie Orford is een Zuid-Afrikaanse auteur, en Sir John Holmes een voormalig UNO-staflid, en de BBC-WorldService vroeg deze twee naar hun mening over de gebeurtenissen in Libië, en over onze humanitaire inspanningen aldaar. Wellicht gingen ze bij de BBC ervan uit dat deze Orford en Holmes de situatie ginds goed kennen. Merkwaardig vond ik alleszins dat geen van de twee gasten melding maakte van de democratische krachten in Libië. Ze leken daar geen weet van te hebben. Wat een verschil met de nouveau philosophe Bernard-Henri Lévy, of met onze grote staatsman Guy Verhofstadt, of zelfs met ons unanieme Parlement. Ik vat samen wat de BBC-gasten meenden te weten:

Een rampzalige impasse is wat ik zie, en wat er gebeurd is, kon je toch op een blaadje geven nog voor het bombarderen begonnen was. […] Die rebellen zoals men ze noemt, burgeroorlog, we weten toch zo weinig over hun leiders. Onbewapend en ongeorganiseerd zijn ze, en dan komt nu de CIA die allerhande dingen uitvoert, dus voor mij ziet het eruit als een moeras, zoals we in Afghanistan er een hebben. […] Die rebellerende krijgers maken een bijzonder slechte indruk, bijna zouden zij het woord rebel een slechte roep bezorgen. […] Een van de dingen die mij aan heel deze zaak sterk deed twijfelen, is dat ik niet geloofde dat Khadaffi enkel door een kleine kliek overeind werd gehouden, wat toch de manier is waarop in de Westerse pers deze oorlog werd verkocht.


To me it just looks like a disastrous stalemate, and what happened seemed to be utterly predictable before the bombing started. I mean, aside from the sort of non-European view on it, that’s, the other ways of dealing with it, and that a lot of the problems with Khadaffi have come from governments working far too closely. I mean it was suddenly as if the scales fell from everybody’s eyes and said: Woe, Khadaffi is a dictator, fancy that! we didn’t know! Forty years later we didn’t know.
But one of the biggest problems is this split, that happened between Germany and France and England, obviously around the invasion. So even from the beginning there was a division about what to do. These rebels as they’re called, civil war, I mean so little is known about their leadership. They’re not armed, they’re not organised, its, now you put the CIA coming in and doing all sorts of things, so to me it just looks like a quagmire, like we have in Afghanistan.



I think the rebel fighters do give a very bad impression, I mean they almost give the word rebel* a bad name, when you see them rushing backwards and forward, and one of the things that always astonishes me is this firing into the air. If you’re short of ammunition, surely that’s not what you should be doing.


One of the things that made me very hesitant about this whole thing was that I didn’t think that he was just kind of propped up amongst a kind of small clique, which is how this war has been sold really, in the Western press.
_______________
* ik had eerst nog rabble verstaan..
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html