In 1599 liet de Beierse jezuïet Matthäus Rader een vertaling van Martialis’
epigrammen het licht zien. Het was een ‘verbeterde’ uitgave waarin de obsceniteiten
van de dichter werden omzeild of weggelaten:
obscænis demptis.
Nochtans ging dit in tegen de uitdrukkelijke wens van Martialis zelf:
Cornelius, je klaagt dat ik te
vrijmoedig
verzen schrijf, die op school geen meester
voor kan lezen. Maar deze bundels kunnen,
– net als mannen aan hun echtgenotes –
niet behagen zonder forse piemel.
Zou je willen dat ik een bruiloftslied zong
zonder de woorden van een bruiloftslied?
Wie wil de Floralia* in de kleren zetten,
aan hoeren een discrete stola toestaan?
Nee, grappige gedichten kennen deze wet:
zonder te prikkelen kunnen ze niet goed vallen.
We vragen je, stop met die gestrengheid
spaar de losbandigheid van mijn epigrammen,
ga toch niet mijn bundeltjes castreren
geen groter schande dan een
priaap als eunuch.**
Gelukkig sprong John Donne zijn collega-dichter meteen bij, en verweet hij Rader jezuïtische hypocrisie, want de pater zelf kon die dingen blijkbaar wél
smaken. Alleen moesten eenvoudige geesten daarvoor behoed worden:
Raderus
Why this man gelded Martial I muse,
Except himself alone his tricks would use,
As Katherine, for the Court's sake, put down stews.***
Ook in Frankrijk verschenen opgeschoonde vertalingen.
† M. de
Silvecane droeg zijn Juvenalisvertaling op
aan Henri IV:
Ziehier, Sire, Juvenalis, Persius en Horatius die zich bij Uwe Majesteit
aandienen, niet als de teugelloze poëten die vroeger de ondeugden veroordeelden
met uitdrukkingen die evenveel veroordeling verdienden als de ondeugden zelf,
maar als bijgeschaafde dichters die hebben geleerd zich in de kuise taal van de
Franse Muzen uit te drukken en afschuw op te wekken voor die monsterlijkheden,
door ze levendig te schilderen en te laten kennen zonder ze bij naam te noemen.
Zij verlaten het liederlijke Hof van het oude Rome, en komen aan het uwe les
volgen om de tuchteloosheid van hun eeuwen te corrigeren, en doordrongen te
raken van de deugden waartoe uw wetten manen, en waartoe uw voorbeeld
inspireert.††
Een andere vertaler, zekere François
Charpentier deed ook zijn duit in het zakje:
Viezigheden, smadelijke termen en laagheden werden niet gedoogd. Als iemand
uitdrukking wil geven aan welke tedere hartstocht ook, dan hoeft dat niet in de
gemene bewoordingen die Catullus en Martialis zo vaak hebben gebruikt. Zulke
zaken moet omzwachteld worden gezegd, met een fijnzinnige draai, zodat je je altijd kan voorstellen dat men iets anders heeft willen zeggen.†††
Sommige Latijnse dichters, Martialis, Juvenalis of Catullus
bijvoorbeeld, en af en toe zelfs Horatius noemden inderdaad de dingen bij hun naam. Als gevolg hiervan lazen wij op school wél Horatius, maar de eerste
twee niet, en Catullus zeer omzichtig.
Zijn wij tegenwoordig minder preuts? 'Ook vandaag zwijgen soms de wetenschappelijke commentaren over obsceniteiten
die men niet wil of kan uitleggen,' zegt Piet Schrijvers, en in de prestigieuze Loeb-uitgave van Juvenalis waren nog tot 1990 tientallen verzen weggelaten.
In hun jongste vertaling is dat niet meer het geval leren we, maar die vertoont weer nieuwe lacunes. Zo waardeert Schrijvers hogelijk een standaardwerk van Gaston Boissier (L’opposition sous les Césars, eerste druk Parijs 1875, negende druk 1921): 'Boissiers boek [dateert] uit de negentiende eeuw en (erger nog) het is in het Frans geschreven en daarmee uit het blikveld van academische geesteswetenschappen in het verengelste Nederland verdwenen (de nieuwe Loebeditie van Juvenalis (2004) vermeldt enkel nog Engelstalige titels; zo schrijdt de beschaving voort...).’
_______________
* Uitbundig, zelfs uitgelaten lentefeest, niet te
verwarren met de Gentse Floraliën.
** Martialis. Verzamelde epigrammen, vertaald,
ingeleid en toegelicht door Piet Schrijvers. Athenaeum–Polak & Van Gennep,
Amsterdam 2019.
Juvenalis en Persius. Hekeldichten, vertaald en toegelicht door Piet Schrijvers; Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam 2020.
*** John Donne, The Major Works, John Carey (ed.),
Oxford World’s Classics, 1990.
Carey geeft hierbij ‘1602?’, en zegt verder: 'Katherine' blijft ongeïdentificeerd. Vermoedelijk een koningin die bordelen verbood, zodat
het Hof een monopolie op ontucht kreeg.
†† ‘Sire,
voici Juvénal, Perse, et Horace qui se présentent à VOTRE MAJESTÉ, non pas en
poètes relâchés, et qui censuraient autrefois les vices par des expressions
aussi dignes d’être censurées que les vices mêmes ; mais en poètes châtiés qui
ont appris à parler le chaste langage des Muses Françaises, et à faire horreur
de ces monstres par une peinture vive qui les fasse connaître sans les nommer.
Ils quittent la Cour licencieuse de l’ancienne Rome, pour venir prendre des
leçons dans la vôtre, et corriger les désordres de leurs siècles par
l’impression des vertus que vos lois établissent, que votre exemple inspire.’ M. de Silvecane, Traduction nouvelle des Satires,
Paris, R. Pepie, 1690.
††† 'Les saletés, les paroles
outrageuses, les bassesses [ne] sont point souffertes. Et si l’on veut
s’expliquer sur quelque passion tendre, il ne faut pas que ce soit avec ces
vilaines expressions que Catulle et Martial ont si souvent employées. Il faut
que cela soit dit d’une manière enveloppée d’un tour fin, et que l’on puisse
toujours s’imaginer qu’on a voulu dire autre chose.' François Charpentier, De l’excellence de la langue
française, Paris, Vve Bilaine, deux volumes,1683.
3 opmerkingen:
Interessant! Bedankt, Marc, voor deze grondige tekst, heb het met plezier gelezen. (En wist hier tamelijk weinig over :-) Dat epigram van Martialis is echt een ijkpunt.
Merci Marjorie! Benno Barnard zei me dat ik moest duidelijk maken dat Loeb een engelstalige uitgave is, 'tenzij je ervan uitgaat dat iedereen klassiek geschoold is.' Ik heb er nu een prentje bijgezet, al bezit ik enkel de elektronische Loeb.
Mocht je de tekst niet meteen bij de hand hebben, Marjorie:
Martialis I, 35
Versus scribere me parum severos
nec quos praelegat in schola magister,
Corneli, quereris: sed hi libelli,
tamquam coniugibus suis mariti,
non possunt sine mentula placere.
quid si me iubeas thalassionem
verbis dicere non thalassionis?
quis Floralia vestit et stolatum
permittit meretricibus pudorem?
lex haec carminibus data est iocosis,
ne possint, nisi pruriant, iuvare.
quare deposita severitate
parcas lusibus et iocis rogamus,
nec castrare velis meos libellos.
gallo turpius est nihil Priapo.
Een reactie posten