15 september 2005

Is er een verschil tussen peilingen en verkiezingen?

.
De Duitse verkiezingen op 18 september gaan niet over het aanduiden van een democratische meerderheid: het zijn verkiezingen over het stelsel zelf van de democratie. Dat zegt de Oostenrijkse auteur Robert Menasse in Die Zeit. Ik kort zijn stuk voor driekwart in, en vertaal ook dat ene kwart vrij en resumerend.


Herover de Democratie!

Achter de afbraak van de sociale zekerheid schuilde ongemerkt een dramatische afbraak van de democratie. De verkiezingen gaan over de vraag welke macht burgers en parlement nog rest.


In het zog van de sociale afbraak heeft zich in de laatste twee legislaturen een stille en dramatische afbraak van de democratie voorgedaan. Alleen via die weg kon de sociale afbraak voorgesteld worden als onvermijdelijk, als was er geen alternatief.
Waarom anders heeft de christen-democratie de politiek van Schröder gesteund en zijn 90% van de wetten éénparig goedgekeurd? Omdat de volksvertegenwoordigers niet te kiezen hadden! Zij zijn gedwongen, net als alle regeringen van EU-lidstaten, om een bijgevoegd artikel uit de eigen grondwet toe te passen, en EU-verordeningen en -richtlijnen in wetteksten om te zetten. Zij hebben zich onderworpen aan een macht boven henzelf, die het mogelijk maakt om ondemocratische wetten te stellen die snel en flexibel inspelen op economische belangen. Die EU-wetten zelf weer, worden gemaakt door de EU-raad en -Commissie – instanties wier vertegenwoordigers niet democratisch verkozen zijn. Als troostprijs mogen de mensen een Europees Parlement kiezen – dat echter geen wetgevende bevoegdheid heeft.
Kortom: aan de Nationale Parlementen is elke macht onttrokken, en het supranationale EU-parlement heeft die macht nooit gehad. Gezien deze omstandigheden sijpelt de democratie al jaren weg. De betiteling van het parlement als “praatbarak” was ooit een fascistische oorlogsverklaring aan de verlichte democratie. Vandaag is het een deprimerende maar feitelijke vaststelling.
Tegelijk hebben de nationale Grondwettelijke Hoven zich uit hun controletaken teruggetrokken. De EU eist dat, met als argument: de harmonisering van de rechtspraak in alle lidstaten. Ongelijke rechtspraak in de lidstaten is schadelijk voor de economie. Het EU-recht is op weg om overal het nationale recht te infiltreren, en zo tenslotte alle democratische structuren af te bouwen en democratische verworvenheden op te ruimen. Zo consequent antidemocratisch verloopt de “Europese Eénwording”: harmoniseringen die in geen enkele lidstaat een kans op een democratische meerderheid zouden hebben, worden haastig goedgekeurd en omgezet, terwijl wenselijke harmoniseringen, zoals bijvoorbeeld die van de belastingheffing, door Raad en Commissie niet enkel gehinderd, maar juist radicaal verboden worden. Een harmonisering zou de zwakkeren bescherming bieden, maar net hier geldt het vetorecht van elke staat, ook van het kleinste belastingsparadijsje. De reden? goed voor de economie! – Plots gaat het niet meer over de concurrentie tussen ondernemingen, maar om machteloze nationale staten die naar de gunsten van de bedrijven dingen.
Met welk recht nu willen de medeverantwoordelijken voor deze gang van zaken de kiezers opvrijen? Met wat voor redelijk argument willen zij straks gekozen worden, voor verantwoordelijkheden die zijzelf al lang hebben opgegeven? Op grond van welk argument zou men voor de ene of andere partij nog warmlopen? Omdat men liever van de ene slaag krijgt dan van de andere?
Evengoed onder het mom van de “Eénwording” worden wij verondersteld een onderscheid te maken tussen twee verzuchtingen die onscheidbaar zijn: democratie en vrede. In de EU-grondwettekst komt het woord “markt” 78 keer voor, “concurrentie” 27 keer, “democratisch” 4 keer, “voltijdse arbeid” één keer.
Maar “Vrede”! Was er ooit wel één zondag waarop niet in de redevoering van de een of andere politieke ambtsdrager het fascinerende “Vredesproject van de EU” bezworen werd? Moet vrede de troostprijs zijn voor het verlies aan democratische medezeggenschap? Alsof ware vrede enkel te verwezenlijken was door internationale verstrengeling van de economie, die leidt tot grotere armoede van grotere delen der bevolking – en niet door vredespolitiek. Dat vandaag de sociale afbraak overspannen wordt met het baldakijn van de Vrede bewijst nogmaals dat het argument van “de laatste oorlog” in vredestijd alweer wordt misbruikt voor afpersing. Dat kenden de zogenaamde Ossis al, en net daarvan hadden zij genoeg: “Kijk naar dit hemelgewelf dat over u wordt gespannen, en vergeet uzelf!” Dat is de tegenwoordige hemelse vrede in Europa: “Vrede aan de Paleizen” is de enige bekommernis van haar vredespolitiek.
[“Friede den Hütten! Krieg den Palästen!” is een woord van Georg Büchner. Dat Menasse én Die Zeit er zomaar van uitgaan dat ook een verdraaid halfcitaat voor hún lezers volstaat, dat zegt veel over het peil van die lezers, en we spreken hier over de centrale Europese cultuur, de Duitse. Er is nog hoop!]
Waar zou het bij volgende verkiezingen om kunnen draaien? Steeds meer mensen willen dat hun gekozen vertegenwoordigers verantwoordelijkheid nemen. Zij willen dat zij opnieuw de verantwoordelijkheid op zich nemen die hun gegeven was. De vraag is dus of er door de komende verkiezing, of wat voor verkiezing ook, een constellatie tot stand kan worden gebracht die deze maatschappelijke dynamiek bevordert in plaats van haar af te remmen. De openlijke woede, de gistende ontevredenheid van de overweldigende meerderheid zijn een eerste democratisch antwoord op de zelfafschaffing van de democratie in de Europese en globale context. De ontevredenheid van de bevolking zal met een coalitiewissel niet weggaan, enkel zal de maatschappelijke woede zich tot andere geadresseerden wenden.
Alhoewel: het behoort tot de typische paradoxen van Duitsland dat uitgerekend een stem voor een coalitie van de economisch liberale CDU/CSU met de FDP, van meer weerstand tegen de EU zou getuigen dan dat het geval zou zijn bij een roodgroene coalitie.
Dat is duidelijk te zien aan de kwestie van de toetreding van Turkije tot de EU. Drie belangengroepen willen die: –de concerns, omdat zij daar een economische ruimte met 80 miljoen goedkope arbeidskrachten zouden vinden; –de Europese militairen, omdat zij met het Turkse leger erbij eindelijk ook een globale speler zouden worden; –en de USA – omdat een toetreding de EU zou verzwakken in de concurrentiestrijd met Amerika. Deze belangen zijn machtig in de Realpolitik – in een functionerende democratie zouden zij volslagen machteloos zijn. Een partij die verkondigt dat Duitsland militair opnieuw een wereldspeler moet worden zou ongetwijfeld struikelen over de 5%-drempel. Hadden dan Schröder noch Fischer de fantasie of de kennis om in verband met de Turkse toetreding openlijk de vraag te stellen “Cui bono?”.

Deze verkiezing zal niet méér zijn dan dat waardoor zij tot stand kwam: een demoscopie, een peiling.

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html