25 mei 2011

Geen wonder dat zij weent

.
Een mooi trekje van Louis XIV was dat hij zo zorgvuldig toezicht hield op de intellectuele vorming van zijn zoon, de Dauphin. Het was toen nog niet mogelijk om zo’n knaap zogenaamd F-16-piloot te laten worden, maar wel kon je hem al goede teksten laten lezen. Stukken Homerus bijvoorbeeld, Aristofanes, Ovidius, Juvenalis, oudtestamentische dingen, tot Racine toe.
Helaas hebben die klassieke kerels soms uitdrukkingen of passages die voor jeugdige ogen ongeschikt zijn. Dat wist de koning, en dus liet hij gekuiste versies drukken ad usum Delphini.

Deze week stond in het Berlijnse blad Die Welt een weeklacht van een journalist, Marko Martin geheten. Hij vond het ongepast dat alle Duitse kranten, ‘tot zelfs Die Tageszeitung aan toe’, Strauss-Kahn voortdurend in één adem met Casanova noemden. Of ze noemden DSK een Möchtegern-Casanova, een would-be-Casanova. ‘Hiermee doen zij de formidabele Seigneur de Seingalt gruwelijk onrecht aan’, zegt Martin, ‘want fysiek geweld had Casanova nooit nodig.’ En hij wordt lichtvaardig: ‘dat kan men in zijn Mémoires nalezen’.
Het spreekt: de mogelijkheid bestaat dat Martin een gekuiste tekst van de Mémoires heeft gelezen, want de uitgever Brockhaus had al in 1821 het Franse manuscript laten vertalen door een zekere Wilhelm von Schütz, en deze brave ziel had de aanstootgevende passages herschreven of gewoon weggelaten. Zijn Duitse vertaling werd tweedehands vertaald naar het Frans, Engels &c. maar voor een getrouwe uitgave van het manuscript –nu schitterend te zien bij gallica– was het wachten tot 1960, honderd tweeënzestig jaar na Casanova’s dood.
Toch vind ik het aannemelijker dat onze journalist helemaal niets gelezen heeft, het overkomt de besten. De man loopt, wat DSK betreft, ook vooruit op de schuldvraag. Casanova zelf pleit zonder meer schuldig en vertelt over meerdere verkrachtingen. Daarbij was in 1746 ook een groepsverkrachting. Eénentwintig was hij toen, en dit staat al in het tweede van zijn twaalf boeken:

Niet huilen schoonheid, zei onze chef, we doen jou immers geen kwaad. We gaan naar Rialto een glas drinken, en dan brengen we je naar huis.
Waar is mijn man?
Morgenochtend thuis zul je hem zien.
Dit antwoord troostte haar, en zo mak als een schaap ging ze met ons mee naar de herberg ‘De Twee Degens’. Daar lieten we in een kamer boven een goed vuur aanmaken, en spijs en drank aanrukken. We namen onze maskers nu af, en zagen onze geschaakte in een hoopje mens veranderen zodra ze onze gezichten zag en onze gedragingen. We hebben haar direct wat moed gegeven met goede woorden en een paar glazen wijn, en dan overkwam haar datgene wat ze kon verwachten. Zoals het hoort, mocht onze chef als eerste haar zijn amoureuze diensten bewijzen, niet zonder eerst met veel beleefdheden haar te bewegen haar weerzin opzij te zetten om zich in het bijzijn van de hele bende aan hem te geven. Zij koos de wijste partij, lachte en liet begaan.
Jacques Casanova de Seingalt
Histoire de ma vie
Volume 2 – Chapitre VII
Robert Laffont, 1993, pp.373-4

Stukje verschenen in de Knack vandaag

18 mei 2011

Eva, Oscar en Malika

.
Wat Eva Brems zaterdag in De Standaard vertelde: We verwachten van de minister niet dat hij vandaag op de Gay Pride met pluimen in zijn kont op een praalwagen gaat staan (…), verdient één paragraafje. Je hoeft niet de slimste van de wereld te zijn, maar een beetje stijl kan geen kwaad. Bij een receptie zul je maar terechtkomen naast een vrouw die plots zulke praat uitslaat. Dan zoek je toch een ander plekje op. Elle n’est pas sortable, zegt de Fransman.

Gelukkig zijn er wel betere dingen. Eind april verscheen bij Fayard (collection Mille et une nuits) een essay van Malika Sorel: Immigration, intégration, le langage de vérité.
In Frankrijk is Sorel een bekende figuur, geregeld op de radio te horen, bijvoorbeeld bij Finkielkraut. Zij is Française van Algerijnse afkomst, ingenieur, en lid van de Haut Conseil à l’intégration.
Haar boek bespreken kan niet in mijn 3000 tekens, maar ik kan wel enkele van haar uitspraken leggen naast wat Oscar van den Boogaard schreef in zijn vrijdagcolumn in De Standaard. Hij bezong een gedroomd Brussel, op het bekende wijsje van de non-identiteit als ideale identiteit.
Brussel is Europa in het klein. Een verzameling individuen, sterk verschillend van elkaar, vreemdelingen ten opzichte van elkaar, wier individualiteit niet gebukt gaat onder de last van een gemeenschappelijke cultuur of geschiedenis. Eigenlijk zijn ze daarom ideale Europeanen.
 
Die historisch-culturele last is ernstig bedoeld. Maar hij moet tot zijn spijt wel melden dat “de jeugd van de vele bevolkingsgroepen in Brussel helemaal niet multicultureel denkt. De verschillende groepen leven niet samen, maar naast elkaar.
Wat multicultureel denken inhoudt vernemen we niet. Wel is het alweer onze schuld dat er aparte samenlevingen blijken te bestaan.
Zolang ze de sleutel niet vinden om die Belgische samenleving binnen te gaan, blijven ze aan elkaar geklonterd. En koesteren ze negatieve gevoelens over die wereld die hen buitensluit. Waarin rapporten over hen worden geschreven die hen in kaart brengen. Zolang jonge Marokkanen als groep worden behandeld voelt geen enkele van hen zich individueel aangesproken.

Sorel ziet dat anders: wij moeten definitief breken met elk multiculturalisme en met onze eeuwige boetvaardigheid. Wat wij nu zien, zegt zij, is insertion, invoeging, geen integratie. En integratie moet bovendien tot assimilatie leiden. Ook is dat groepsgedrag hen niet door ons aangepraat: “Veel ongeciviliseerd gedrag komt hieruit voort dat deze kinderen nooit geleerd hebben dat de mens als individu kan bestaan, los van de groep, en dat hij als zodanig respect verdient. In hun ogen bestaat het individu niet.

Misschien zal Van den Boogaard ook iets hebben aan wat de Franse strafpleiter Jacques Isorni in 1957 schreef aan François Mauriac, die ook columnist was: “Ik ken niets onaangenamers en ongepasters dan literatoren die, beneveld door trots en koketterie, het gezag gebruiken dat zij met ander werk hebben verworven, om maar lukraak te schrijven over zaken waar zij geen kaas van hebben gegeten.”*
.
Stukje verschenen in de Knack van vandaag
__________
* Le Monde, 10 juli 1957. Gepubliceerd in: Jacques Isorni, Ainsi passent les Républiques, Flammarion 1959, pp. 62-3.

17 mei 2011

Toen alles nog goed ging met DSK

.
RTL, Les Grosses Têtes:




Alors en voyant cette semaine le dodu président du Fonds Monétaire International descendre d’une puissante limousine allemande, flambant neuve, je me suis aussitôt posé la question: est-ce que je vais avoir les moyens d’être de gauche?
Toen ik deze week de mollige voorzitter van het IMF uit een krachtige, gloednieuwe Duitse limousine zag stappen, stelde ik mezelf direct de vraag: zal ik wel de middelen hebben om links te zijn?
.

11 mei 2011

Casanova over Obama

.
Bij de laatste lotgevallen van Osama bin Laden doet zich het ongewone verschijnsel voor dat we er geen beelden van hebben. Sommigen betreuren dit. Rudi Vranckx vindt het zelfs dom van de Amerikaanse regering om ons die te onthouden. En zeker, beelden kunnen nuttig zijn, maar vaker nog doen ze af aan de echtheid van een gebeurtenis.
Zo is het niet raadzaam om beelden te geven van het monster van Loch Ness, of van Mariaverschijningen, vliegende schotels en dergelijke, want die zouden meer gelovigen doen twijfelen dan ze ongelovigen kunnen overtuigen.
Ook bij echte gebeurtenissen kunnen ze soms beter achterwege blijven. Misschien een slecht voorbeeld, maar neem een betoging waarbij men het wenselijk acht dat er ongeveer 34000 man zou meelopen: niemand zal het dan in zijn hoofd halen om duidelijke foto’s te publiceren, genomen vanaf een hoog balkon met uitzicht op een brede avenue. Dan krijg je pas gezeur. Veel beter kun je het overeengekomen aantal gedurig herhalen, zodat het vanzelf waar wordt.
Iets dergelijks geldt voor de gebeurtenissen in Abbottabad: nu gelooft 95 percent van de mensen dat Osama bin Laden voor 99,9 percent dood is. Met foto’s erbij zouden die cijfers zakken.

Een andere kwestie is of Barack Obama moreel gesproken het recht wel had om Osama uit te schakelen. Ethici twijfelen. De een vindt van wel, de andere van niet. Nu kun je in zulke gevallen bij Machiavelli te rade gaan, of bij Mazarin, Gracián of nog andere auteurs, maar ik stel voor dat we Casanova aan het woord laten.
Volgens hem moet Obama niet te biecht gaan. Bij een vorst primeert de staatsraison op de persoonlijke moraal en dus moet hij zijn zielenheil opzij kunnen zetten en bereid zijn om “le plus petit de tous les péchés mortels” te begaan:

[…] het ongeluk van het arme mensdom wil dat een devote koning nooit iets zal ondernemen dat verder reikt dan wat zijn biechtvader hem toestaat, en het is duidelijk dat diens grootste interesse nooit naar het heil van de Staat kan uitgaan, want zoals de religie ineenzit, staat zij haaks daarop. Wie hier opmerkt dat een wijze koning in de biechtstoel met geen woord zal reppen over staatszaken, die kan ik gelijk geven, maar over een wijze koning heb ik het niet, want als die dat wel was dan hoefde hij, christenmens zijnde, maar één keer per jaar te biecht te gaan, en de stem van zijn biechtvader uitsluitend te horen als deze de woorden uitspreekt om hem de absolutie te geven.
Als de koning behoefte heeft aan een gesprek, om door die man zijn twijfels te laten wegnemen, dan is hij een dwaas. Twijfels en gewetensbezwaren dat is één en hetzelfde, en iemand dient zijn godsdienst te kennen voor hij ter biecht gaat. Geen kwestie van twijfels of van gesprekken met de biechtvader.
Lodewijk XIV was de grootste koning op aarde geweest –groter dan Frederik II, koning van Pruisen, zoals Frankrijk zelf groter is dan Pruisen– als hij niet de zwakte had gehad om met zijn biechtvaders te kletsen.
Jacques Casanova de Seingalt
Histoire de ma vie, tome XI

Stukje verschenen in de Knack van 11 mei.
.

4 mei 2011

Allebei flink (uit)getikt

.
In de Dikke van Dale staan vanzelfsprekend niet enkel oude woorden en uitdrukkingen, maar ook moderne. Naast een ruraal woord als ‘afrossing’ bijvoorbeeld, kreeg tevens ‘bashing’ een plekje. De betekenis is ongeveer dezelfde: het inbeuken op, afgeven op, uithalen naar iemand of iets. Samenstellingen zijn mogelijk, en Van Dale geeft: ‘CDA-bashing’. Een ander letterwoord kan natuurlijk evengoed, en zo hoorden we in een 1 mei-toespraak dat er velen zijn die aan zelfcensuur doen, en daardoor te weinig aan ‘N-VA-bashing’.
Louis Tobback zal zich niet geviseerd voelen, en de schilder Luc Tuymans vermoedelijk evenmin.
Ter gelegenheid van Art Brussels zat Tuymans donderdag in een radiogesprek, samen met nog een artiest, de Brusselaar Angel Vergara. Deze Vergara komt met zijn werk in het Belgisch paviljoen op de Biënnale van Venetië, en hij had Tuymans uitgekozen als tentoonstellings-commissaris, een soort curator.
Nu zijn artiesten niet enkel met hun verfjes in de weer, zij hebben ook meningen over de politieke toestand. En omdat al hun gedachten per definitie belangrijk zijn, vroeg Klara-presentatrice Annemie Tweepenninckx aan de heren hoe zij de regeringsformatie zagen evolueren.
Tuymans drukte zich cryptisch uit:
“Niet hé, niet geloof ik he! Ik denk dat dit gewoon het bewijs is van een politiek die nefast is voor dit land. Ik heb het ook al ettelijke keren gezegd, ik ben er ook op aangepakt door spam op heu, die ik dan binnenkreeg via Facebook of whatever, waar mensen zover gaan als: we zullen het werk van mijnheer Tuymans op een groot plein zetten, het dan in brand steken en daarrond een groot Vlaams volksfeest maken bijvoorbeeld …dat was de kraste dan wel. Maar in ieder geval is hiermee eigenlijk bewezen dat er niets bewezen is. En ik vind het een zeer onconstructief punt, en ik vind het ook hallucinant wat de CD&V heeft gedaan. Zichzelf politiek zelfmoorden als een van de oudste politieke families in België, met iets dat ze dan zelf hebben uitgevonden. Dat is toch onmenselijk of wat?”
Om eerlijk te zijn, mijn invoelingsvermogen is te klein om deze boodschap exact te vatten, maar daarna was Vergara aan de beurt, en die was duidelijker:
“Eh bien, eh bien je pense que si effectivement, si monsieur Bart De Wever arrivait un jour à la tête de ce pays, c’est très dangereux dans le sens où, par exemple si ça arrivait demain, mais, j’aurais beaucoup de chances de pouvoir partir à Venise sans mon commissaire, qu’on pourrait retrouver comme Ai Weiwei en prison, tout simplement.”*
Dat ging zelfs Tuymans wat ver, en als goede commissaris probeerde hij zijn pupil voor de belachelijkheid te behoeden, al sloot hij toch niet uit dat zijn standpunten hem in de kerker konden brengen.
“Bwa, zover zal ik, zal het denk ik niet gaan, hoop ik. Maar ik was wel, enfin, ik ben nog steeds bevriend met Ai Weiwei, dus wie weet?”
Inderdaad, ook een artiest die door het establishment vertroeteld wordt, kan een romantisch verlangen koesteren naar sterkere bewijzen voor zijn relevantie.


Stukje (licht verminkt) verschenen in de Knack van 4 mei
.
_______________
* Wel, wel  ik denk dat als mijnheer Bart De Wever op een dag echt aan het hoofd van dit land zou komen, dit zeer gevaarlijk is, in die zin, dat mocht dit bijvoorbeeld morgen het geval zijn, kijk, dan heb ik een goede kans om naar Venetië te kunnen gaan zonder mijn commissaris, die je, zoals Ai Weiwei, simpelweg in de gevangenis zou kunnen aantreffen.
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html