“Constitutionele monarchie” is een moeilijk begrip. Je kunt
je daar natuurlijk wel iets bij voorstellen, maar vermoedelijk zullen de gedachten dan
naar noordse landen gaan.
Het minst noordelijke van die landen is Nederland, waar
Willem-Alexander naar eigen zeggen helemaal vrede kan hebben met een louter symbolische rol.
In een land als België is de term puur theoretisch van aard, want de praktijk is totaal verschillend. Dat komt niet enkel omdat de Coburgs algemeen
gesproken niet eens de taal van de meerderheid meester zijn of zelfs maar
verstaan, en dat helemaal niet nodig vinden, maar ook omdat in dit namaakland de eerste de beste
koninklijke kwezel zijn onconstitutionele macht kan laten voelen als hem dat invalt, en kan weigeren
om parlementair goedgekeurde wetten te ondertekenen. “De pot op met uw constitutie”, zegt zo'n vorst dan eenvoudig, en daar blijft het bij. Belgen zijn onderdanen, geen burgers.
In Nederland is dat niet het geval, en al in 1836 vinden we
daar een illustratie van. De uitspraken van Willem-Alexander over een puur ceremonieel koningschap zijn minder verrassend dan sommigen hier denken.
De voorganger van Willem-Alexander, Willem III, was zelf niet de meest gewillige
democraat, maar de voorzitter van de ministerraad toen, Johan Rudolph Thorbecke, had hem toch enkele
principes van dat systeem kunnen bijbrengen. Thorbecke was daarvoor hoogleraar geschiedenis geweest in
Leiden, en nog daarvoor in Gent, een stad die hij helaas had moeten verlaten na het noodlottige jaar 1830.
Uit een loslippigheid, in 1836, van de Nederlandse ambassadeur in Sint-Petersburg, baron Claude de Heeckeren, weten wij dat koning Willem vond dat
zijn kinderen slechte ideeën hadden opgedaan tijdens een lang verblijf aan het
hof van tsaar Nikolaas (zijn neef). Zijn kinderen, vond Willem, waren “al te zeer
onder de indruk gekomen van militair vertoon, en danig vervuld van absolutistische
idealen, wat geen gunstige zaak is in een constitutionele staat.”
Die loslippigheid van de baron, die hij beging in een gezelschap van diplomaten, kwam tsaar Nikolaas ter
ore, en van Heeckeren zijn positie werd onhoudbaar, dat spreekt.
Ook al omdat de baron een
kwalijke rol zou hebben gespeeld bij het duel waarin Poesjkin de dood vond –maar
dat is een ander verhaal– was de tsaar blij dat hij deze Heeckeren kwijt was.