Geen rijstpap en geen tulpen: een open vraagje aan Lucas Catherine
.
Geachte heer Vereertbrugghen,
ik weet niet of u hem soms leest, maar de Frankfurter Allgemeine Zeitung zal u zeker niet onbekend zijn. Net als iedereen zult u wellicht beamen dat het blad een wereldwijde faam geniet. Artikelen in onze plaatselijke bladen, zoals De Morgen of De Standaard, kunnen intellectuelen vaak de schouders doen ophalen, maar als het over de FAZ gaat zie je zoiets nooit.
Nu hadden ze daar de 16de september een mooi artikel, van de hand van een gerenommeerde historicus, prof.dr.phil. Egon Flaig, die behalve in Göttingen, Berlijn en Greifswald, bijvoorbeeld ook aan het Collège de France doceert of heeft gedoceerd. Dat laatste trouwens op uitnodiging van Pierre Bourdieu.
.
En wat beweert deze geleerde man koudweg? Dat de islam een veroveringsgodsdienst zou zijn, die de wereldheerschappij nastreeft, en dat al sinds zijn ontstaan. Dat de kruistochten grotendeels legitieme verdedigingsoorlogen waren. Dat de islam talloze genocides op zijn palmares zou hebben, op christenen en joden, meer bepaald zelfs tijdens hun vaak geroemde grote culturele bloeiperiode in Andaloezië. Wat prof. Flaig ook nog beweert, is dat er verzen in de koran staan die tot moord op andersgelovigen aanzetten, en dat de moordenaars, als zijzelf daarbij mochten omkomen, recht naar het paradijs gaan.
Nu is deze man een specialist van de oude geschiedenis, en het verontrustende is dat hij zoveel feitenmateriaal bij de hand lijkt te hebben.
Het zou natuurlijk een grote voldoening zijn, mocht het in Vlaanderen –bijvoorbeeld na een scherp antwoord van u– tot een openhartig debat komen rond dit thema. U lijkt mij, als de uitdrukking is toegestaan, de geknipte man hier, want tenslotte hebt u eerder al publiekelijk standpunten ingenomen in deze kwestie (corrigeert u mij als mijn geheugen gaten vertoont, maar ik meen u op de radio nog te horen spreken over de islam “met zijn grote traditie van verdraagzaamheid”).
Die Duitse professor heeft duidelijk een andere geschiedenis voor ogen dan diegene die u in uw talloze boeken met zoveel verve en sappigheid beschrijft.
Een intellectueel debat is dus wenselijk, en u zult beamen dat onze tradities hier het debat verkiezen boven de stilte in alle talen. Bijgevolg keurt u de houding van de Egyptische autoriteiten wellicht af, die deze FAZ simpelweg verboden hebben. Integendeel, als man van eer zult u de Duitse handschoen oprapen vermoed ik.
Als u bij die gelegenheid beslagen ten ijs wil komen, dan heb ik daar vanzelfsprekend alle begrip voor, en zodoende kan er best enige tijd verstrijken voor u het strijdperk betreedt. Net zoals u trouwens een zekere réserve aan de dag lijkt te leggen bij uw ademloos verbeide antwoord aan de Franse islamologe Anne-Marie Delcambre, wier stuk in Trouw ik in augustus al had doorgestuurd.[*]
U houdt uw antwoord alsnog in reserve, wilde ik eigenlijk zeggen. De vakantie zal daar voor iets tussenzitten. Maar aangezien ik, vorig jaar al, u opmerkzaam had gemaakt op weer andere teksten, vrees ik dat uw stilte meer op een soort coma begint te gelijken, misschien geen volslagen vacuüm, maar toch een langdurige intellectuele vakantie.
Een mens hoort niet alles natuurlijk en wellicht hebt u toch ergens een kik gegeven, die mij dan is ontgaan ?
In het andere geval wacht ik met spanning op uw wederwoord.
Met de meeste achting,
Marc Vanfraechem
[*]
---------- Forwarded message ----------
From: Marc Vanfraechem
Date: 20-Aug-2006 11:35
Subject: een levendig intellectueel debat
To: lucascatherinXX@ XXX
Geachte heer Vereertbrugghen,
in bijlage vindt u een tekst uit het Nederlandse blad Trouw, waarin een aantal beweringen en feiten over de Islam worden vermeld. Die feiten vooral zijn onaangenaam voor een Westers oor, en zij worden meegedeeld door een Franse islamologe.
Omdat ik weet dat u eveneens uw sporen hebt verdiend in dat vakgebied –zelf kan ik dat niet beoordelen, maar ik leid het af uit de veelheid van boeken die u publiceerde, en uit uw veelvuldige optredens in VRT-studio's– zou het mij zeer interesseren te vernemen wat uw mening is omtrent uw Franse collega.
Ik geloof dat haar stellingen om een antwoord schreeuwen, en weet dat u het zich als een intellectuele eer zult rekenen haar van antwoord te dienen.
In afwachting van uw reactie,
verblijf ik,
met de meeste hoogachting,