Jacques Vergès te biecht bij de RTBf
.
De Franse strafpleiter Jacques Vergès werd in het koninkrijk Siam geboren, de 5de maart van 1925. Ofwel een jaar eerder, de 20ste april van 1924, want zijn jongere broer Paul werd ook geboren in maart 1925. De registers van het koninkrijk waren niet feilloos.
In ieder geval,Vergès is deze week voor vier dagen in Brussel en hij geeft er elke avond een Conférence. De RTBf-radio profiteerde daar natuurlijk van om hem voor de microfoon te halen in hun middagmagazine Culture Club. Thema van het gesprek vrijdag, was de schaduwkant die volgens Vergès aan elke mens zit, la part d’ombre.
Hieronder een fragmentje uit dat gesprek, en u zult merken dat de octogénaire Vergès nog heel grappig is, en bijgevolg heel ernstig. Ik vertaal hem ook, want zijn spreeksnelheid is even hoog als altijd, en dus een stuk hoger dan die van bijvoorbeeld onze eigen Vermassen, die met zijn gezeur over parachutes weer van de microfoons niet is weg te slaan.
Je ne suis pas parfait, ma part d’ombre je vous l’avouerai. C’est qu’il y a en moi un pouvoir de mépris très grand. Souvent quand les gens m’insultent, je ne me mets pas en colère, je pense en moi-même: «pauvre type». Et cela va assez loin.
Or en ce moment nous sommes envahis par des humanitaires, bon, ils ont perpétuellement le discours humanitaire à la bouche, et perpétuellement ils sont à la poursuite des gens. Je disais à un ami, membre de la Ligue des Droits de l’Homme, je disais «c’est curieux, votre ligue à été fondée pour défendre un accusé, et aujourd’hui c’est vous qui cherchez les accusés, qui les rabattez vers le procureur, et qui en même temps s’indigne que le procureur ne poursuit pas tout le monde.» Et, je me rappelle un jour, un soir avoir fait une très mauvaise action, avoir dit à un de ces prétendus humanistes : «Ton humanitarisme, c’est une boutique, tu n’y crois pas toi-même. Ce que vous faites est ignoble. Vous prétendez défendre les Droits de l’Homme, et vous empêchez qu’on puisse penser différemment de vous.»
Et je sais que depuis il est perpétuellement triste. Je l’ai découvert, je lui ai fait comprendre qu’il était un pauvre type, et je pense que de ma part [...c’était sa part d’ombre à lui, oui... –RTBf]] …que de ma part c’était une mauvaise action.
Ik ben niet volmaakt, en zal u bekennen wat mijn schaduwkant is. Het is zo dat er in mij een bijzonder groot vermogen tot misprijzen zit. Vaak als mensen mij beledigen, maak ik mij niet kwaad, ik denk bij mijzelf: “sukkel”. Dat gaat soms ver.
Kijk, tegenwoordig zijn wij vergeven van de “humanitairen”, bon, eeuwig hebben die de mond vol van humanitaire kletspraat, en eeuwig achtervolgen zij de mensen. Ik zei aan een vriend, lid van de Liga voor de Mensenrechten, ik zei hem: “Het is toch gek, uw liga is opgericht om een beschuldigde bij te staan, en de dag van vandaag zijn jullie het die de beschuldigden gaan zoeken, en hen naar de procureur drijven, en die tegelijk verontwaardigd zijn als de procureur niet iedereen vervolgt.
En ik herinner mij dat ik op een dag, op een avond iets heel lelijks heb gedaan, door aan één van die zogenaamde humanisten te zeggen: “Die humanitaire denkbeelden van je, dat is een rommeltje. Je gelooft er zelf niet eens in. Wat je doet is onwaardig. Je beweert dat je de Rechten van de Mens verdedigt, en je belet dat een ander anders zou denken dan jij.”
En ik besef dat hij sindsdien voortdurend triestig is. Ik heb hem ontmaskerd, en hem doen inzien dat hij een sukkel was, en van mijn kant was dat [...dat was zijn schaduwkant, ja... –RTBf] denk ik iets lelijks.
.