28 oktober 2017

Een goede stielman vindt klanten bij de vleet


Vandaag bestaan er Latijnse vertalingen van Asterix, en van Kuifje ook meen ik. Misschien zijn er nog wel meer zulke lofwaardige pedagogische inspanningen geleverd. Zowel Kuifje als Asterix zijn echter prozawerken, en of het nu nog voorkomt weet ik niet maar vroeger werden ook gedichten vertaald, in Latijnse verzen. En omgekeerd werden klassieke gedichten naar de volkstalen vertaald.
Nu is het geen geheim dat moderne poëzie niet verkoopt, terwijl in vroegere tijden een goede dichter zich na enkele successen een statige woonst kon laten bouwen. Daar zijn voorbeelden van. Altijd echter hadden die mensen grote stielkennis in huis, precies omdat zij in hun leerjaren klassieke dichters hadden geïmiteerd, of in vers en rijm omgezet.

Genieën als John Dryden (1631-1700) of Alexander Pope (1688-1744) waren zulke vaklui. Mere poets and mere musicians are as sottish as mere drunkards are, who live in a continual mist, without seeing or judging anything clearly, vond Dryden. Zoals een muzikant eerst een instrument moet leren bespelen voor hij anderen lastigvalt, zo ook moet een dichter eerst de taal in zijn vingers krijgen. Wellicht doet het hem geen kwaad als hij eerst uitprobeert of hij rijm en metrum aankan, of zijn taalkennis daartoe al volstaat.

Pas in hun latere werken waagden de grote vakmannen zich aan vrije verzen, zoals Shakespeare het hen had voorgedaan. They discumbered themselves from rhyme. De kracht van hun blank verse komt dan voort uit rijmen die er niet meer staan, en de lezer of toehoorder beseft niet dat ze ontbreken.
Wie echter begint met het neerschrijven, in interpunctieloze kolommetjes, van losse diepzinnigheden en poëtische gevoeligheden, zo iemand mist die kracht, en zijn poëzie verkoopt bijgevolg niet want mensen zijn niet gek.
Over een rijmende dichter als bij ons Jean-Pierre Rawie doen vrije verzenjongens soms neerbuigend, misschien ook omdat zijn werk wél verkoopt. Dat het ook gewoon goed is, merken zij blijkbaar niet op.

Dryden vond dat het rijm obfuscation verhinderde – een term die je op zeven manieren kunt vertalen: vertroebeling, beneveling, wazigheid enzovoort. Hij preciseert dit met een beeld dat uit de vogeljacht komt: Since it bounds and circumscribes the fancy. For imagination in a poet is a faculty so wild and lawless, that, like a high-ranking spaniel, it must have clogs tied to it, lest it outrun the judgement. (opdracht bij The Rival Ladies, 1664)
Kluisters dus, om leeg geschreeuw te voorkomen.

Een verrassend effect van vakkundig rijm is nog dat het plaats bespaart!
Zekere William Dobson, van Oxford, had in 1634 grote faam verworven met een vertaling in Latijnse verzen van de Solomon van Matthew Prior – een werk dat wij nu niet meer hoeven te kennen, zeg ik maar – en Alexander Pope vroeg hem daarop of hij hetzelfde wilde doen met zijn Essay on Man – een werk dat onze aandachtige lectuur verdient.
Dobson begon aan die taak, maar staakte al snel zijn pogingen, on account of the impossibility of imitating its brevity in another language.
Dat is wel een opmerkelijke reden, want het Latijn staat juist bekend om zijn brevitas. Inderdaad had Alexander Pope voor de versvorm gekozen omdat die hem toeliet zijn gedachten korter uit te drukken dan mogelijk was in proza. Al vond hij in alle nederigheid dat Jonathan Swift daarin beter was dan hijzelf, want die kon:
                            …in one couplet fix
               As much sense as I can in six.


In zijn inleiding op An Essay on Man legt Pope alles duidelijk uit: This I might have done in prose, but I chose verse, and even rhyme, for two reasons. The one will appear obvious; that principles, maxims, or precepts so written, both strike the reader more strongly at first, and are more easily retained by him afterwards; the other may seem odd, but is true, I found I could express them more shortly this way than in prose itself; and nothing is more certain, than that much of the force as well as grace of arguments or instructions depends on their conciseness.
Dit had ik ook in proza kunnen doen, maar ik koos voor vers, en zelfs voor rijm, om twee redenen. De eerste ligt voor de hand: principes, stelregels, of voorschriften in versvorm treffen de lezer meteen, en hij onthoudt ze naderhand ook makkelijker. De tweede reden zal misschien vreemd klinken, maar is toch juist. Ik merkte dat ik op deze manier een idee korter kon uitdrukken dan in proza, en niets is zekerder dan dat veel van de kracht en de charme van argumenten of instructies afhangt van hun beknoptheid.


Dat Pope naast verbluffend taalvaardig – je wordt met verstomming geslagen – ook bijzonder grappig is, deed helaas een andere lievelingsdichter van me, namelijk Alfred Edward Housman van het wondermooie en berijmde A Shropshire Lad, nog in 1933 zeggen dat there was a whole age of English in which the place of poetry was usurped by something very different which possessed the specific name of wit.

Daarmee bevestigt hij in elk geval dat Pope grappig is, en Housman zei later ook andere dingen: possibly the most perfect long poem in the language, noemde hij diens The Rape of the Lock.

24 oktober 2017

Shakespeare als vulgair ventje


Van tijd tot tijd lees ik een beetje Shakespeare, meest in een uitgave van 1894 die ik prachtig vind, en soms in moderne uitgaven die van de jongste filologische inzichten voorzien zijn.
Scenische uitvoeringen heb ik ook wel eens gezien, maar niet vaak en lang geleden. Die verfilming destijds van Romeo en Julia vond ik mooi en De Getemde Feeks ook. En onlangs in de bioscoop, in high definition, zag ik een Londense opvoering van de Wintervertelling. Prachtig was dat, maar ja, Londen, en met acteurs die die teksten heel hun leven spelen en een onwezenlijke perfectie bereiken!

Zelf Shakespeare lezen is iets anders: je bent niet afgeleid door acteurs en hun interpretatie, ook al kan die, zoals in Londen, veel bijbrengen en je dingen laten zien die je niet zó, of zelfs niet had begrepen.
De taal van Shakespeare blijft altijd betoverend, maar de edele dictie van zulke acteurs mis je dan, en Shakespearedictie is een wetenschap op zich.
Hier een voorbeeld dat ik van het web plukte, en dat voor mij misschien iets té geacteerd klinkt:



Alarum. Enter RICHARD
RICHARD
A horse, a horse, my kingdom for a horse!
CATESBY
Withdraw, my lord. I’ll help you to a horse.
RICHARD
Slave, I have set my life upon a cast,
And I will stand the hazard of the die.
I think there be six Richmonds in the field;
Five have I slain today instead of him.
A horse, a horse, my kingdom for a horse!
Exeunt.

Natuurlijk, als we daar een vulgaire Vlaamse interpretatie naast leggen, gezegd met een vulgair dorps accent, en in een belachelijk vulgaire bewerking, dan is de keuze snel gemaakt.
Erg dat je als Klaraluisteraar, vlak voor of na een programma met de prachtigste muziek, zulke dingen als hieronder zo vaak en keihard in je maag gesplitst krijgt:

Klara: blijf verwonderd.
To hell and tell them there dat ik u zend, Risjaar modderfokker den Deirde.
Podiumbeest Tom Lanoye brengt scènes uit zijn beroemde Shakespearebewerking Ten Oorlog.
Zow speel ik veel persoanen imijn eentje.
Een auteur meet zich met zijn personages.
Man kroen! Wadda goddam fokke pis of kloetepeird!
Een productie van Behoud de Begeerte vanaf 25 oktober op tournee.
Alle info op Begeerte.be.
Samen met De Morgen, Humo en Klaaraaa.



Heel de metafoor van de dobbelsteen (die zes vlakken heeft, vertel ik er even bij ter lering van onze beroemde bewerker) is aan Tom Lanoye verloren gegaan.


20 oktober 2017

Een theoretische beschouwing


Bertram Wooster, dankzij Pelham Grenville Wodehouse bijna even bekend als zijn butler Jeeves, vertelt zijn belevenissen in de ik-persoon. In tegenstelling tot alwetende, auctoriale vertellers is Bertie dus zelf een deel van het verhaal.
Soms, en dat gebeurt maar heel zelden, richt Bertie zich tot zijn lezer en laat hem delen in de moeilijkheden die hij bij het schrijven ondervindt. Hier bijvoorbeeld in Thank you, Jeeves (1934):

Let me marshal my facts and go to it. […]
A thing I never know when I’m telling a story is how much scenery to bung in. I’ve asked one or two scriveners of my acquaintance, and their views differ. A fellow I met at a cocktail party in Bloomsbury said that he was all for describing kitchen sinks and frowsty bedrooms and squalor generally, but the beauties of Nature, no. Whereas, Freddie Oaker, of the Drones, who does tales of pure love for the weeklies under the pen-name of Alicia Seymour, once told me that he reckoned that flowery meadows in springtime alone were worth at least a hundred quid a year to him.
Personally, I’ve always rather barred long descriptions of the terrain, so I will be on the brief side. As I stood there that morning, what the eye rested on was the following. There was a nice little splash of garden, containing a bush, a tree, a couple of flower beds, a lily pond with a statue of a nude child with a bit of a tummy on him, and to the right a hedge.

Wat deze onvertaalbare literatuurwetenschappelijke uiteenzetting zo grappig maakt, valt moeilijk te zeggen maar mochten er gegadigden zijn voor een mooie editie van Thank you, Jeeves: de afgebeelde uitgave wordt in de gespecialiseerde handel aangeboden voor 4,900 pond.
______

P.S. Dialoogjes anderzijds geven Bertram nooit problemen:

‘Feminine psychology is admittedly odd, sir. The poet Pope…’
‘Never mind about the poet Pope, Jeeves.’
‘No, sir.’
‘There are times when one wants to hear all about the poet Pope and times when one doesn’t.’
‘Very true, sir.’


10 oktober 2017

Een vrome tekst, nooit Nederlands vertaald...


Cardinal de Retz, Mémoires
Édition présentée et annotée par Michel Pernot, (2003)
Texte établi par Marie-Thérèse Hipp (1984)
2011, Gallimard, Folio classique, pp. 57-60

Staat u mij alstublieft toe dat ik enkele gedachten wijd aan de aard van de menselijke geest. Ik geloof niet dat er op aarde een beter hart heeft bestaan dan dat van mijn vader, en ik mag wel zeggen dat zijn inborst die van de deugd zelve was. Nochtans hebben noch mijn duels, noch mijn galante avonturen hem belet om alles in het werk te stellen om mijn ziel, misschien de minst kerkelijk gezinde op de hele aardbol, voor de Kerk in te nemen. Dat was een gevolg van zijn voorliefde voor zijn oudste zoon, en van het uitzicht op het aartsbisdom Parijs dat nu al onder zijn huis viel.* Hijzelf zag dat niet zo, en voelde het niet zo aan. Ik zou zelfs zweren dat hij uit het diepste van zijn hart zou gezworen hebben dat hij hiervoor geen enkele andere beweegreden had dan wat hem werd ingefluisterd door de vrees voor de gevaren die de andere carrière** voor mijn zielenheil inhield: zozeer is het waar dat niets sterker aan illusies onderhevig is dan de vroomheid. Allerlei dwalingen glippen onder haar sluier en verschuilen zich daar; allerlei hersenschimmen bekrachtigt ze, en zelfs de beste intenties volstaan niet om aan die bezwaren te ontsnappen.
Kortom, na alles wat ik u daarnet vertelde: ik bleef geestelijke. Maar zonder een incident waarvan ik u nu verslag zal doen, zou dat heel zeker niet voor lang zijn geweest.
De oudste van ons huis, hertog de Retz, verbrak in die dagen op bevel van de Koning het huwelijkscontract dat enkele jaren daarvoor was verleend aan hertog Mercœur, aangaande zijn dochter. De dag daarop al zocht hij mijn vader op en bezorgde hem een aangename verrassing toen hij zei dat hij besloten had haar aan zijn neef te vergeven, om zo het huis verenigd te houden.
Omdat ik nu wist dat zij een zus had die over een jaarrente van meer dan tachtigduizend pond beschikte, dacht ik op dat moment meteen aan de dubbele alliantie. Niet dat ik hoopte dat men daarbij aan mij zou denken, het terrein kennende zoals ik het kende, en ik nam het besluit om dan mezelf maar te helpen.
En omdat ik het lichte vermoeden had dat mijn vader niet van plan was mij mee te nemen naar het huwelijksfeest, misschien met het oog op wat daarvan kon komen, deed ik alsof ik mijn roeping met een milder oog bekeek. Ik veinsde getroffen te zijn door alles wat men mij in dit verband zo vaak had voorgespiegeld, en ik vertolkte mijn personage zo goed dat men geloofde dat ik helemaal omgeslagen was. Mijn vader besloot mij mee te nemen naar Bretagne, en deed dat des te gemakkelijker omdat ik niet de minste wens daartoe te kennen had gegeven.


We ontmoetten Mlle de Retz in Beaupréau, in Anjou. De oudste bekeek ik alsof het mijn zuster was; ik nam in de eerste plaats Mlle de Scépeaux (zo noemde men de jongste) in overweging als maîtresse. Ik vond haar zeer mooi, met de meest schitterende teint ter wereld, lelies en rozen in overvloed*** en aanbiddelijke ogen; een zeer mooie mond, iets te weinig taille, wat niet zo opviel en bovendien flink afgedekt was door het uitzicht op tachtig duizend pond aan renten, het vooruitzicht op het hertogdom Beaupréau, en door duizend droombeelden die ik me op deze basis voorstelde, en die wél reëel waren.
Ik wist mijn bedoelingen in het begin zeer goed te verbergen; ik had de gehele reis de devote ziel gespeeld en ging daarmee door tijdens het verblijf. Nochtans smachtte ik in het bijzijn van de schone; zij merkte dat; ik sprak dan, ze luisterde naar me, maar nam een wat strenge houding aan. Omdat ik gemerkt had dat zij extreem gesteld was op een oude kamerjuffer, zuster van een van de monniken van Buzay,**** liet ik niets onverlet om deze voor mij in te nemen, en ik slaagde daarin door middel van honderd pistolen, en door immense beloftes die ik haar deed. Ze wist haar meesteres in te prenten dat men aan niets anders dacht dan haar tot non te maken, en van mijn kant vertelde ik haar dat men aan niets anders dacht dan mij monnik te maken.
Zij haatte haar zuster vreselijk omdat haar vader die veel liever zag, en ik moest van mijn broer niet veel hebben om dezelfde reden. Die gelijkloop van onze lotsbestemmingen droeg veel bij tot onze band. Ik vergewiste me ervan dat hij wederzijds was, en besloot haar mee te nemen naar Holland. Niets was waarachtig gemakkelijker, want Machecoul, waar we vanuit Beaupréau naartoe waren gegaan, ligt amper een halve mijl*°° van de kust; maar voor die expeditie was geld nodig; en aangezien mijn reserves uitgeput waren door die gift van honderd pistolen, bezat ik geen duit meer.
Ik wist er toch voldoende te vinden, door mijn vader te verzekeren dat, aangezien het rentmeesterambt van mijn abdijen geacht werd met de grootste gestrengheid en naar de wet controle uit te oefenen, ik mij in geweten verplicht voelde de administratie ervan zelf op mij te nemen. Dat voorstel viel niet in goede aarde; maar men kon het ook niet afwijzen, omdat het zowel in de lijn der dingen lag, als omdat het hen op de een of andere manier liet denken dat ik tenminste mijn opbrengsten wilde veiligstellen, aangezien ik er de zorg voor wilde overnemen.
De dag daarop vertrok ik naar Buzay, dat maar vijf mijl van Machecoul ligt, om het pachtgeld op te halen.
Ik onderhandelde met een koopman in Nantes, Jucatières heette hij, die profiteerde van mijn overhaasting, en voor de vierduizend daalders contant die hij me gaf een zaak heeft gedaan die hem een fortuin heeft opgebracht. Ik dacht dat ik vier miljoen bezat. Ik stond op het punt mij te verzekeren van een van die Hollandse fluiten*°°° die in Retz altijd aan de kade liggen, toen er een ongeluk gebeurde dat al mijn maatregelen tenietdeed.
Mlle de Retz (want die naam had ze na het huwelijk van haar zuster aangenomen) had de mooiste ogen van de wereld; maar nooit waren ze mooier dan op de momenten dat ze wegstierven, en nooit heb ik er gezien aan welke het smachtende verlangen zoveel gratie verleende. Op een dag dat we bij een dame van de streek logeerden, op een mijl van Machecoul, en toen ze zich daar in de spiegel achter het bed**° stond te bekijken, liet ze alles zien wat de morbidezza**°° van de Italianen aan zachtheid, levendigheid en vertedering te bieden heeft. Maar het ongeluk wilde dat ze niet gemerkt had dat Palluau, die nadien maarschalk de Clérembault is geworden, die spiegel kon zien. Hij liet dat weten en aangezien hij zeer gehecht was aan Mme de Retz, met wie hij toen zij nog niet getrouwd was veel omgang had gehad, liet hij niet na haar getrouw verslag hiervan te doen, en mij verzekerde hij later zelfs, dat wat hij gezien had geen origineel kon zijn. Mme de Retz, die haar zuster een dodelijke haat toedroeg, verwittigde nog dezelfde avond mijnheer haar vader van de zaak, en die liet niet na mijn vader hiervan op de hoogte te stellen.
De dag daarop was er post uit Parijs; men deed alsof men heel dringende brieven had gekregen, en we zegden de dames luchthartig en publiek adieu. Mijn vader nam mij mee naar Nantes om er te overnachten. Ik was, dat zult u begrijpen, zowel fel verrast als diep gekwetst. Ik wist niet waaraan ik de haast bij dat vertrek moest toeschrijven; mezelf kon ik geen enkele onvoorzichtigheid verwijten; ik had niet het minste vermoeden dat Palluau ook maar iets had kunnen zien. Ik begreep het wat beter in Orléans, waar mijn vader, beducht als hij was dat ik zou ontsnappen, wat ik voorbij Tours vergeefs ook enkele malen had geprobeerd, zich meester maakte van mijn koffertje waar mijn geld in zat. Door die manier van doen wist ik dat men mij doorzien had, en ik arriveerde in Parijs vervuld van een smart die u zich kunt voorstellen.
____
* Pierre de Gondi was toen kardinaal van Parijs, maar zijn gezondheid was slecht, zodat er aan opvolging moest worden gedacht. ‘…men dacht elke maand wel dat men met zekerheid mocht rekenen op de dood van mijn oom, die inderdaad heel zwak was.’
** Retz wilde een militaire carrière.
*** Teint de lis et de roses: vaste poëtische omschrijving voor een perfect blanke huid met kersroze tinten.
**** Benedictijnerabdij in het hertogdom Retz. Om de kerkelijke carrière wat aantrekkelijker voor hem te maken, had men onze auteur de opbrengst van twee abdijen toegezegd. Een ervan was Busay.
De hoofdstad van het hertogdom.
*°° Franse mijl (4,445 km).
*°°° Vrachtschepen, driemasters met een rondachtige romp (vandaar de naam), die door hun grootte goedkoop maritiem transport mogelijk maakten. De baai van Bourgneuf-en-Retz was het centrum van de zoutexport naar het noorden.
**° Achter een bed was er toen een 'ruelle', een ruimte die met een gordijn kon worden afgesloten.
**°° Het Franse woord ‘morbidesse’ bestond al, maar de cultuurtaal was toen Italiaans. Nog in de negentiende eeuw was deze term een topos. Bijvoorbeeld Heine gebruikt hem nog: ‘…matter Perlenglanz, vornehme Blässe, Morbidezza.’, matte parelglans, voorname bleekheid. Misschien werd de Italiaanse term voor het eerst gebruikt om de gratiën van Botticelli te beschrijven.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html