.
Ik weet dat er mensen bestaan –in de media tref je ze bij bosjes aan– die geloven dat schrijvers en dichters en acteurs en schilders en zangers ook over politiek wel bijzonder interessante ideeën moeten hebben, precies omdat zij geacht worden te kunnen zingen, dichten, acteren, schrijven of schilderen. Men neemt aan dat deze artiesten over een bovennatuurlijke barometer beschikken, ongeveer zoals politicologen er een hebben maar dan een gevoeliger model, van heel fijne makelij.
Nu kan dat misschien wel eens het geval zijn, maar het is meen ik toch niet de regel. Zo vraag ik me af, of volgens diezelfde mediamensen ook de literair niet onverdienstelijke Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) een dergelijke barometer bezat.
Maar zelfs als we thuisblijven en minder hoog grijpen –maar ook weer niet te laag want artiesten als, laten we zeggen een Tuymans of een Arno blijven vanzelfsprekend buiten beschouwing– en enkel naar mensen luisteren die algemeen voor verstandig doorgaan, zoals de dichter Gerrit Komrij bijvoorbeeld, zelfs dan lijkt de stelling van die barometer niet op te gaan.
Die Komrij is weer vaak op de radio te horen de laatste dagen, op tv ongetwijfeld ook, en hij orgelt maar raak over alles en nog wat. Wel merkte ik dat hij hemeltergende dwaasheden tegenwoordig weet te vermijden, door zich te beperken tot voorspelbare grappen en trivialiteiten. Een gunstige ontwikkeling, want dat is niet altijd het geval geweest.
In het fragment hieronder, van 16 maart 2010, en afkomstig uit de show van Pauw&Witteman, horen we Komrij iets ten beste geven over zijn naamgenoot Wilders. Gerrit begint nog goed, met een huizenhoge gemeenplaats: “Hij speelt het spel zo mooi”. Een typische, machteloze schijnanalyse die je vaker hoort en leest. Dan zegt hij nog iets als: “al wat je zegt, ben je zelf”, een uitspraak die past in de Lagere School. Maar hij eindigde toen met een opmerking die bewees dat heel die narcistische Komrij geen wéét heeft van de oude democratische beginselen die hij op het spel zet met zijn bevallige, weke praatjes. Gerrit ziet er blijkbaar geen been in, als een politicus in het beschaafde Westen fysiek bedreigd wordt omwille van zijn ideeën. Zo iemand dan bescherming geven, vindt deze Gerrit te duur. En dat allemaal in 12 seconden.
. . .
Hij speelt dat spel natuurlijk ook mooi hé, tegen die politici allemaal. Hij is er dus zelf een, [ja] hé, het is een, het euh… en bovendien een politicus die de Nederlandse belastingbetaler onéindig veel geld kost.
De Franse strafpleiter Jacques Isorni schreef in 1957 in Le Monde een briefje aan François Mauriac, die naast romancier ook columnist was, en die toen pas een dwaasheid had verkondigd. En ook al is Komrij van ver noch van dichtbij een Mauriac, toch kan hij misschien zijn voordeel doen met de woorden van Isorni:
“Je ne connais rien de plus déplaisant ni de plus abusif que les hommes de lettres, grisés d’orgueil et de coquetterie, qui se servent de l’autorité acquise dans d’autres travaux, pour écrire à tort et à travers de ce qu’ils ignorent.”
Ik ken niets onaangenamers en ongepasters dan de literatoren die, beneveld door trots en koketterie, het gezag gebruiken dat zij met ander werk hebben verworven, om maar lukraak te schrijven over zaken waar zij geen kaas van hebben gegeten.
in: Jacques Isorni, Ainsi passent les Républiques
Flammarion 1959, pp. 62-3
.
2 opmerkingen:
Is hij het niet die, onder het pseudoniem Mohamed Rasoel, in 1990 "De Ondergang van Nederland" heeft gebuliceerd?
hoe die kwestie toen afliep herinner ik me niet meer, Bruce Graeme, maar wikipedia zegt er wel iets over.
Een reactie posten