Herman De Croo et la "Veuve qui Clôt"
Zeer aan zijn rug of geen zeer aan zijn rug: bij journalisten ligt Herman De Croo altijd even hoog in het laatje. Je kunt daar tot op zekere hoogte begrip voor opbrengen: in het land der blinden is eenoog koning en De Croo debiteert af en toe iets dat half-en-half geestig is. Hij heeft bovendien een fake boerenimago, een even fake professorimago en hij kan dus overal komen: op pluimveekeuringen en op hofbals. Het allerliefst verschijnt hij op recepties waar journalisten in het rijtje staan om zijn geestigheden in ontvangst te nemen.
Eerst wilde ik geen aandacht aan besteden aan zijn bon mot over Patricia Ceysens als la veuve qui clôt, dat overal zo ijverig is gerapporteerd (soms met weglating van het accent circonflexe). Dat brave kind Patricia had een parlementaire wijnkelder op slot gedaan. Alweer een pracht van een vondst van De Croo, vond men. En dat is het ook… ooit geweest.
Ik dacht: laat die man zijn kleine glorie, hij is nog maar net het bed uit, maar nu moet ik daar toch op terugkomen. Ik geloof dat er met de genezing van de kamervoorzitter iets bovennatuurlijks aan de hand is geweest. Denken we aan het woord van de Evangelist:
Wat te denken van dit voorstel? De gouverneur van Limburg zou hier allicht antwoorden: "Zo’n voorstel dat gaat om bijna euh niets ...en daarbij het is bijkans euhvakantie voor de mensen! En wat is ocharme euhstukske textiel?"
Een stukje textiel kan veel zijn, gouverneur!
De Belgische burger, als hem dat zint, heeft het recht om zijn verkozenen in actie te zien, en hij kan dan op de tribune van de Kamer plaatsnemen. Die burger moet wel enkele regels respecteren, waaronder: hoofddeksels zijn verboden. Waarom zijn hoofddeksels verboden, Herman De Croo?
Omdat de burgerlijke wet boven alles gaat, omdat er niet een of andere Hogere Macht kan gelden in een Parlement, omdat je niet door een keppeltje, een rastamuts, een hoofddoekje, een indianentooi of gotweetwat voor dracht mag laten blijken (al mag je dat wél denken, en buiten de publiekstribune ook verkondigen!): wat jullie hier allemaal vertellen is lulkoek, en de enige Wet komt van Hierboven. Daarom, Herman!
Na de onwaardige senaatsvoorzitster Lizin en haar zoveelste schande te hebben geslikt: wat moet de burger denken over de ideeën van zijn herrezen, new born kamervoorzitter?
Maar nu terugkomend op zijn vondst van “la veuve qui clôt”: voorzitter De Croo citeert hier enkel, en dat wil ik hem als verdienste aanrekenen, maar sommigen weten niet beter of onze brave ruitersman heeft dat bon mot zelf bedacht. Mijn kleine wraak geldt dus niet zozeer hem, als wel zijn pers-acolieten.[*]
Eerst wilde ik geen aandacht aan besteden aan zijn bon mot over Patricia Ceysens als la veuve qui clôt, dat overal zo ijverig is gerapporteerd (soms met weglating van het accent circonflexe). Dat brave kind Patricia had een parlementaire wijnkelder op slot gedaan. Alweer een pracht van een vondst van De Croo, vond men. En dat is het ook… ooit geweest.
Ik dacht: laat die man zijn kleine glorie, hij is nog maar net het bed uit, maar nu moet ik daar toch op terugkomen. Ik geloof dat er met de genezing van de kamervoorzitter iets bovennatuurlijks aan de hand is geweest. Denken we aan het woord van de Evangelist:
Lukas 5:24 [Jezus spreekt] Ik zeg u, sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis. 25 En hij, terstond voor Hem opstaande, en opgenomen hebbende hetgeen, daar hij op gelegen had, ging heen naar zijn huis, God verheerlijkende.Kamervoorzitter De Croo heeft nooit goed kunnen stilzitten, een deugd die de regering wel beoefent, en terstond is hij naar zijn huis gegaan en heeft er het plan opgevat om het aloude Kamerreglement aan te passen. Hoofddeksels moeten voortaan toegestaan worden in de publiekstribune!
Wat te denken van dit voorstel? De gouverneur van Limburg zou hier allicht antwoorden: "Zo’n voorstel dat gaat om bijna euh niets ...en daarbij het is bijkans euhvakantie voor de mensen! En wat is ocharme euhstukske textiel?"
Een stukje textiel kan veel zijn, gouverneur!
De Belgische burger, als hem dat zint, heeft het recht om zijn verkozenen in actie te zien, en hij kan dan op de tribune van de Kamer plaatsnemen. Die burger moet wel enkele regels respecteren, waaronder: hoofddeksels zijn verboden. Waarom zijn hoofddeksels verboden, Herman De Croo?
Omdat de burgerlijke wet boven alles gaat, omdat er niet een of andere Hogere Macht kan gelden in een Parlement, omdat je niet door een keppeltje, een rastamuts, een hoofddoekje, een indianentooi of gotweetwat voor dracht mag laten blijken (al mag je dat wél denken, en buiten de publiekstribune ook verkondigen!): wat jullie hier allemaal vertellen is lulkoek, en de enige Wet komt van Hierboven. Daarom, Herman!
Na de onwaardige senaatsvoorzitster Lizin en haar zoveelste schande te hebben geslikt: wat moet de burger denken over de ideeën van zijn herrezen, new born kamervoorzitter?
Maar nu terugkomend op zijn vondst van “la veuve qui clôt”: voorzitter De Croo citeert hier enkel, en dat wil ik hem als verdienste aanrekenen, maar sommigen weten niet beter of onze brave ruitersman heeft dat bon mot zelf bedacht. Mijn kleine wraak geldt dus niet zozeer hem, als wel zijn pers-acolieten.[*]
Waar komt het grapje vandaan? Na de bevrijding, in het jaar 1946 werd het de Franse autoriteiten plots duidelijk dat hun befaamde “maisons closes” een nefaste invloed hadden gehad op het verloop der krijgsverrichtingen. Op mysterieuze wijze waren allerlei gevoelige militaire geheimen uitgelekt.
Die Fransen zullen natuurlijk wel een vermoeden hebben gehad hoe dat in zijn werk was gegaan, zij waren immers niet geheel zonder ervaring: bijvoorbeeld zekere Martha Bentenfeld (1889-1980), later mevrouw Martha Richer – maar de Fransen spraken die naam uit als “Marthe Richard” en zijn hem évidemment ook zo gaan schrijven: Universalité de la Langue Française – had hen in de oorlog van 14-18 grote diensten bewezen. Au service de la France elle était mise dans le lit des Allemands. Deze Marthe, ingeschreven als prostituée in Nancy, bezat naast haar schoonheid ook een scherp verstand, een goed ontwikkeld inzicht in zaken, en zelfs een vliegbrevet! In 1937 werd een film gedraaid over haar leven: "Marthe Richard, Espionne au Service de la France" (ik zou die film wel eens willen zien).
Na die Eerste Oorlog ging Marthe weer gewoon aan de slag in Parijs, overleefde zonder problemen de Nazi’s die nochtans haar film kenden, maar in 1946 vond zij het welletjes, was inmiddels al twee keer weduwe, dacht misschien aan brugpensioen en startte een soort Payoke-actie die in goede aarde viel. “Les maisons closes” moesten dicht! en de meisjes moesten open en bloot de straat op. De wet van 13 april 1946 (dite "loi Marthe Richard") kwam tot stand, en in de pers werd de dame zelf "la veuve qui clôt" genoemd. Schitterend.
P.S. Die wet gold niet in de koloniën maar enkel in de hexagone, en zodus werd le service B.M.C. (Bordels Militaires de Campagne) pas in 1960 afgeschaft, toen Frankrijk wijselijk besloot om de Internationale Conventie van 2 december 1949 te ratificeren, aangezien ze omzeggens toch geen koloniën meer bezaten.
Die Fransen zullen natuurlijk wel een vermoeden hebben gehad hoe dat in zijn werk was gegaan, zij waren immers niet geheel zonder ervaring: bijvoorbeeld zekere Martha Bentenfeld (1889-1980), later mevrouw Martha Richer – maar de Fransen spraken die naam uit als “Marthe Richard” en zijn hem évidemment ook zo gaan schrijven: Universalité de la Langue Française – had hen in de oorlog van 14-18 grote diensten bewezen. Au service de la France elle était mise dans le lit des Allemands. Deze Marthe, ingeschreven als prostituée in Nancy, bezat naast haar schoonheid ook een scherp verstand, een goed ontwikkeld inzicht in zaken, en zelfs een vliegbrevet! In 1937 werd een film gedraaid over haar leven: "Marthe Richard, Espionne au Service de la France" (ik zou die film wel eens willen zien).
Na die Eerste Oorlog ging Marthe weer gewoon aan de slag in Parijs, overleefde zonder problemen de Nazi’s die nochtans haar film kenden, maar in 1946 vond zij het welletjes, was inmiddels al twee keer weduwe, dacht misschien aan brugpensioen en startte een soort Payoke-actie die in goede aarde viel. “Les maisons closes” moesten dicht! en de meisjes moesten open en bloot de straat op. De wet van 13 april 1946 (dite "loi Marthe Richard") kwam tot stand, en in de pers werd de dame zelf "la veuve qui clôt" genoemd. Schitterend.
P.S. Die wet gold niet in de koloniën maar enkel in de hexagone, en zodus werd le service B.M.C. (Bordels Militaires de Campagne) pas in 1960 afgeschaft, toen Frankrijk wijselijk besloot om de Internationale Conventie van 2 december 1949 te ratificeren, aangezien ze omzeggens toch geen koloniën meer bezaten.
(klik de prenten aan om ze te vergroten)
[*] In een mailtje wijst Marcel Van Nieuwenborgh – die in De Standaard een ironiserende, niet-moraliserende zaterdagcolumn heeft – mij erop dat die "vondst van De Croo" uit zijn eigen duim afkomstig is, en dat De Croo bij zijn weten nooit zoiets gezegd heeft... Haastig lezen is gevaarlijk, beken ik: behalve bij Van Nieuwenborgh had ik in enkele mails dat "veuve qui clôt-citaat" ontmoet, soms zonder ^, en ik ging ervan uit dat het "algemeen bekend" was... wel overpeinsde ik nog dat De Croo hier de VLD-omerta omtrent partijgenoten schond, en alleen al om die reden had ik beter twee keer nagedacht. Van Nieuwenborgh heeft mij lelijk liggen gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten