In the red light district
.
De dag voor Kerstmis heeft zekere Tine Peeters van De Morgen honteuze gevoelens in mij wakker gemaakt. Tot 24 december wist ik van het bestaan van Tine niet af, en eigenlijk weet ik nog niets van haar, behalve dan dat zij die dag een artikeltje begon met een argeloze, alreine, angelieke aanhef: “Het zijn niet altijd de beste vrienden, de pers en de politiek, maar gisteren verbroederden ze samen in het parlement […]”.
Na lectuur van deze kerstgedachte meende ik in een eerste opwelling mijn boertige poot op Tines blanke boezem te moeten leggen. Ik weet het, niemand wil er getuige van zijn als kinderlijke onschuld geschonden wordt, maar om met van Ostaijen te spreken, vooruit dan maar zonder supporters!
Of laten wij misschien de beschreven gemoedstoestand eerst in een breder kader plaatsen.
Er is hier al meermaals gesproken over marskramers zoals de bekroonde Vandermeersch van De Standaard, en dan niet omdat die jongen niet kan schrijven – dat weet iedereen – maar wel omdat die man in zijn driekleurig kraam zich te vaak laat bewonderen met te weinig ondergoed aan.
Begrijp mij goed: ik ben voorstander van de legalisering van zijn handel. Het is misschien niet altijd makkelijk om in kwesties als deze rechtlijnig te blijven, maar het blijft mijn vaste overtuiging dat ook iemand als Vandermeersch zijn stiel in treffelijke omstandigheden moet kunnen bedrijven.
Zulke zaken zijn ook niet tegen te houden. Zonder markt zouden er geen marketeers zijn. En wie zijn wij om te oordelen? Wat weten wij hoe zo’n jongen zo ver is gekomen? Voor hetzelfde geld stonden wij op zijn plekje, denk daar eens aan.*
Met Tine ligt het anders. Jong en naïef vertoont ze nog een zekere gêne bij het uitoefenen van het beroep. Sunt denique fines, en zij heeft nog besef van zekere grenzen, ook al zou zij heel zeker een pak meer kunnen verdienen, bijvoorbeeld met het ontvangen van gehandicapten zoals die spraakgebrekkige Landuyt, die met het vettige voorstel op haar afkwam om het eens al rechtstaande te doen:
[…] rond de kerstboodschap van Kamervoorzitter Herman Van Rompuy. Die vroeg een daverend applaus voor "de eveneens vermoeide pers", wat ervoor zorgde dat de het hele halfrond zich klappend naar de perstribunes richtte. Uittredend minister Renaat Landuyt (sp.a) probeerde zelfs even om de journalisten het applaus al staand in ontvangst te doen nemen, maar dat vonden we toch net iets te ver gaan.
Ik trek mijn smerige poot terug, en verwijs Tine naar Payoke.
________________
* Il s'en fallait de peu, mon cher,
Que cett' putain ne fût ta mère,
met de woorden van de onsterfelijke Brassens.