28 december 2007

In the red light district

.
De dag voor Kerstmis heeft zekere Tine Peeters van De Morgen honteuze gevoelens in mij wakker gemaakt. Tot 24 december wist ik van het bestaan van Tine niet af, en eigenlijk weet ik nog niets van haar, behalve dan dat zij die dag een artikeltje begon met een argeloze, alreine, angelieke aanhef: “Het zijn niet altijd de beste vrienden, de pers en de politiek, maar gisteren verbroederden ze samen in het parlement […]”.

Na lectuur van deze kerstgedachte meende ik in een eerste opwelling mijn boertige poot op Tines blanke boezem te moeten leggen. Ik weet het, niemand wil er getuige van zijn als kinderlijke onschuld geschonden wordt, maar om met van Ostaijen te spreken, vooruit dan maar zonder supporters!

Of laten wij misschien de beschreven gemoedstoestand eerst in een breder kader plaatsen.
Er is hier al meermaals gesproken over marskramers zoals de bekroonde Vandermeersch van De Standaard, en dan niet omdat die jongen niet kan schrijven – dat weet iedereen – maar wel omdat die man in zijn driekleurig kraam zich te vaak laat bewonderen met te weinig ondergoed aan.
Begrijp mij goed: ik ben voorstander van de legalisering van zijn handel. Het is misschien niet altijd makkelijk om in kwesties als deze rechtlijnig te blijven, maar het blijft mijn vaste overtuiging dat ook iemand als Vandermeersch zijn stiel in treffelijke omstandigheden moet kunnen bedrijven.
Zulke zaken zijn ook niet tegen te houden. Zonder markt zouden er geen marketeers zijn. En wie zijn wij om te oordelen? Wat weten wij hoe zo’n jongen zo ver is gekomen? Voor hetzelfde geld stonden wij op zijn plekje, denk daar eens aan.*

Met Tine ligt het anders. Jong en naïef vertoont ze nog een zekere gêne bij het uitoefenen van het beroep. Sunt denique fines, en zij heeft nog besef van zekere grenzen, ook al zou zij heel zeker een pak meer kunnen verdienen, bijvoorbeeld met het ontvangen van gehandicapten zoals die spraakgebrekkige Landuyt, die met het vettige voorstel op haar afkwam om het eens al rechtstaande te doen:

[…] rond de kerstboodschap van Kamervoorzitter Herman Van Rompuy. Die vroeg een daverend applaus voor "de eveneens vermoeide pers", wat ervoor zorgde dat de het hele halfrond zich klappend naar de perstribunes richtte. Uittredend minister Renaat Landuyt (sp.a) probeerde zelfs even om de journalisten het applaus al staand in ontvangst te doen nemen, maar dat vonden we toch net iets te ver gaan.

Ik trek mijn smerige poot terug, en verwijs Tine naar Payoke.
________________

* Il s'en fallait de peu, mon cher,
Que cett' putain ne fût ta mère,

met de woorden van de onsterfelijke Brassens.

18 december 2007

De dood van al onze handelsreizigers

.
Vandaag, net als gisteren en eergisteren, en trouwens de voorbije weken en maanden, stond in het blaadje van marketeer Vandermeersch alweer dat bepaalde zinnetje dat mijn bijzondere wrevel opwekt. Deze keer zette Sturtewagen zijn handtekening als commis-voyageur van dienst, maar dat is niet meer dan een detail, want de koopwaar is bij alle kranten dezelfde.

Aangezien hun kiezers al lang niet meer kunnen volgen waarover het politieke debat de jongste weken nog ging, durven de christendemocraten de risico's aan.

Waar Sturtewagen het precies over had doet er even niet toe, laat mij vertalen: van stemrecht stellen wij oudgediende handelsreizigers van de firma Paars ons niet veel voor. Een goed werkende democratie is eenmaal de vrucht van publieke amnesie en wijdverbreide dwaasheid. Politieke beloften zijn kraaltjes en zilverpapier. Volwassen journalisten gooien die de dag na de verkiezingen meteen weer weg.
Dat geen enkele journalist vóór de verkiezingen heeft gezien wat het belangrijkste thema zou worden ...dat is het publiek helaas nog niet vergeten. De publieke amnesie is selectiever dan onze Desmetten&Vandermeerschen wellicht hadden gehoopt.

Arthur Miller, maar die man is alweer twee jaar dood, dacht nog anders over de taak van een deftige krant: “A good newspaper, I suppose, is a nation talking to itself.
En onze journalisten beseffen geeneens waar de natie over denkt! Bij ons praten kwaliteitskranten dus niet met, maar denigrerend over de natie.
Spijtig trouwens dat ze zoveel stukken moeten leveren, want wat onze koelies nog het liefste doen is werken aan hun verstandhouding onderling én met de machthebbers. Zo mogen zij bijwijlen iets oplikken van de kruimkens die van deze laatsten hun tafelen vallen.

Een mens moet elke dag eten inderdaad, en ik begrijp Sturtewagen zijn collega’s Verschelden en Samyn dan ook als zij in het flutrubriekje “Kreten&Gefluister” hun beklag doen over, in bedekte termen, Leterme natuurlijk.
Want er viel niet genoeg te rapen toentertijd in Hertoginnedal. Maar nu is Verhofstadt er weer!


Bij een van de laatste oranje-blauwe stuiptrekkingen in november was de chauffeur van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (Open VLD) nog zo vriendelijk een thermos koffie te halen voor de half bevroren journalisten op de stoep van de Wetstraat. Het was een zeldzaam moment van oranje-blauwe gastvrijheid. Toen premier Guy Verhofstadt twee weken geleden door de koning in de ring werd gestuurd, gaf hij prompt te kennen dat de journalisten niet langer onbeschut, onverwarmd en dorstig zouden moeten wachten.
En kijk. Terwijl Verhofstadt zondagavond in zijn ambtswoning aan de Lambermontstraat vergaderde met CD&V/N-VA, Open VLD, MR en PS en buiten het kwik tot -3° daalde, hield de premier woord. De wachtende journalisten konden om de hoek in een lokaaltje van het kabinet van staatssecretaris Gisèle Mandaila terecht om even op te warmen. Er stonden koffie, soep en frisdrank voor de dorstigen en wafeltjes voor de hongerigen. 'Want ik had honger en gij hebt mij te eten gegeven, ik had dorst en gij hebt mij te drinken gegeven, ik was vreemdeling en gij hebt mij opgenomen', klinkt het in het evangelie naar Mattheus. Verhofstadt is misschien geen christendemocraat, maar hij kent duidelijk zijn klassiekers.

Wat ik wilde zeggen, Wouter of Steven, is dat er verderop in de evangeliën nog interessante zaken staan. Bij Lukas lezen wij over zekere Lazarus (niet de Lazarus die uit de doden is opgewekt, een andere, misschien wel een journalist in volle doen?).

Lukas 16; En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper [toen al] en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig. En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren; en begeerde verzadigd te worden van de kruimkens, die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren.

Laat de kruimels, voor de tijd dat het nog duurt, jullie goed smaken jongens! En verder maar hopen op het hiernamaals?


.

14 december 2007

Een vodje papier van 10 kilo


Theobald Theodor Friedrich Alfred von Bethmann Hollweg
, die van 1909 tot 1917 kanselier was onder de Kaiser, is beroemd geworden met zijn oordeel over de Belgische “neutraliteitsverklaring” toen. De man ging ervan uit dat je verklaringen van een Belgische regering niet ernstig diende te nemen.
Voor een vodje papier, für einen Fetzen Papier, zei hij onder tranen aan de Engelse gezant, kon toch niet de Engelse natie aan Duitsland de oorlog verklaren? Duitsland wilde de Engelsen geen kwaad, dat was een broedervolk.
Bethmann Hollweg sprak hier, toegegeven nogal herablassend, over een verklaring waarbij de staat België, bij monde van een echte regering, zich tot strikte neutraliteit had verbonden. Dat terwijl ons koninkrijk zijn grenzen ook echt liet bewaken, naar beste vermogen aan Duitse kant, en enigszins zelfs aan Franse kant.
Maar blijkbaar ging iedereen ervan uit dat die Belgische staat niks voorstelde, eigenlijk geen staat was: meer een diplomatieke creatie ten gerieve van enkele grootmachten.
(Tindemans nam het woord van dat vodje papier later nog over – of hij vond het zelf uit, in elk geval ik geloof niet dat één journalist toen op de parallel heeft gewezen.)
Geschiedenis dient ergens toe, en die ongeloofwaardigheid van Belgische teksten en handtekeningen werd vandaag tot mijn grote voldoening alweer bewezen door Verhofstadt en De Gucht, toen die twee in Lissabon een vod van wel tien kilo ondertekenden.
Dat deze mensen helemaal geen mandaat op zak hadden, kon niemand van de aanwezigen storen. Het duo werd niet de deur gewezen. Terecht: ook als Guy&Karel wel een mandaat hadden gehad, was hun handtekening quantité négligeable.

Maar de belachelijkheid van de "Belgische Staat" en zijn verbintenissen is niet eens mijn punt. Geen enkele handtekenaar daar in Lissabon had een geldig mandaat op zak. Ze hadden dus allemaal alle recht om hun bek te houden. Wat kon het hen uitmaken of er ook twee nog minder gemandateerde clowns hun poot kwamen zetten?
Als Belgen mogen wij zelfs met enige patriottische fierheid besluiten: onze staat heeft daar in Lissabon op exemplarische manier de ware geest van de EU laten zien.

Maar, Arm Europa, bakermat van de democratie.
.

10 december 2007

Oscar van den Boogaard zoekt zijn weg nog

.
Als ik iets zou willen vertellen over Geert Wilders, dan zou ik, in de veronderstelling dat mijn lezers geen ezels zijn, die man gewoon Geert Wilders noemen.
Oscar van den Boogaard pakt het in De Standaard anders aan, en hij spreekt van de “Nederlandse rechts-populistische politicus Geert Wilders”.
Daar valt misschien iets voor te zeggen. Homerus reeds maakte ons vertrouwd met het stijlmiddel der epitheta ornantia en niemand, behalve misschien Bart De Wever, zal ontkennen dat Helena een deel van haar charme te danken had aan de blinde zanger die haar onvermoeibaar “de blankarmige” is blijven noemen.
Komt nog bij, dat voor een aankomende auteur het nooit kwaad kan om zich te spiegelen aan klassieke voorbeelden. Een goede stijl ontstaat vaak door aanvankelijke nabootsing.

Maar om ter zake te komen: de opvattingen van de Nederlandse rechts-populistische politicus Geert Wilders vallen slecht in de smaak bij de jonge Nederlandse auteur en columnist Oscar van den Boogaard – zo kan Wilders bijvoorbeeld slecht relativeren, en dat komt weer doordat Wilders zich van de maatschappij heeft afgezonderd.

"Hij heeft zichzelf zo geïsoleerd – hij laat zich door zware bewaking isoleren – en in zijn eigen angst opgesloten dat relativeren niet meer lukt.

Een sierlijke zin is het niet, maar wij begrijpen: dan waren Fortuyn en van Gogh toch van een ander slag! die lieten zich eenvoudig niet beschermen.
Daarin moet je sportief zijn! zei toen van Gogh nog aan Fortuyn. Een woord dat, geloof ik, getuigt van een groot vertrouwen in de overlevingskansen van onze beschaafde samenleving.

Oscar van den Boogaard zelf zal nooit sportief hoeven zijn. Deze lieverd geeft nooit aanleiding tot wat dan ook. Bijvoorbeeld relativeren kan hij beter dan de beste. Zelfs de waarheid in haar tegendeel verdraaien lukt hem aardig, als het voor de lieve vrede is.
Zo is het niet Wilders, wat iedereen nochtans denkt, die noodgedwongen afgeschermd moest worden – bijvoorbeeld omdat er niets minder dan een verzwegen burgeroorlog heerst – nee, het is natuurlijk Wilders zélf die in zijn bekrompenheid zich wil afsluiten voor de buitenwereld. En natuurlijk dat er bij hem dan mallotige ideeën opkomen.

Verderop in zijn column heeft Oscar het over een Haagse tentoonstelling, het project Adam en Ewald van zekere fotografe Sooreh Hera. Twee homoseksuelen zouden daar te zien moeten zijn, dragende maskers van Mohammed en Ali.
Misschien interesseert mijn verdere verhaal u nu niet meer lezer, en ik zou daar begrip voor hebben, maar dat die tentoonstelling commotie geeft zal u toch nauwelijks verwonderen.
Ik zal kort zijn; met Georges Brassens ben ik het als altijd eens : "Les amoureux qui se bécottent sur les bancs publics [...] ont des petites gueules bien sympathiques".
Iets anders is het om in naam van de Kunst twee middelbareleeftijd-jeannetten in latexpakjes te aanschouwen. Daar pas ik voor. Het mogen "kunstfoto's en een video" zijn, zoals Oscar zegt, maar onder deze omstandigheden hoop ik eenvoudig dat er geen belastinggeld mee gemoeid is, en dat het zaakje verder zelfbedruipend is. En dan mag alles wat mij betreft.
Als vrienden en sympathisanten de kosten dragen, komt de vrije meningsuiting niet in het gedrang, hoogstens de smaak.
Zowel ceux qui obstinément prennent Cupidon à l'envers (de Meester alweer), en daarbij nog vinden dat zij dat ostentatief moeten doen, als die anderen die geloven dat wij Westerlingen hun koran helemaal niet zouden mogen omdraaien ...hebben er geloof ik alles bij te winnen, als ze hun ding thuis uitoefenen, in de intimiteit. Niemand zal hen daar storen, en het laat iedereen koud hoe zij zich daarbij wensen uit te dossen.
In de openbare ruimte gelden andere normen.

Maar Oscar was nog niet helemaal klaar met zijn kolommetje (die dingen moeten een bepaald aantal woorden hebben), en en passant noemde hij Jezus (ttz. de Tweede Goddelijke Persoon in onze cultuur): ...één of andere heilige”. .Ja, een stouterd is hij soms toch!
En dan kwam zijn filosofische slotsom: “Heilige geschriften zijn niet gevaarlijk an sich, alleen interpretaties kunnen dat zijn.
Zo’n zinnetje alleen bewijst hoe hard het vak van columnist wel kan zijn. Het publiek onderschat dat vaak. Wát een banaliteit! roepen ze dan.
Maar ik zou van den Boogaard hier willen bijspringen, wat zeg ik, zijn uitspraak nog kracht bijzetten. Ik zou willen stellen dat zelfs interpretaties niet gevaarlijk zijn.
Enkel het concrete plannen, en de tenuitvoerlegging van wreedheden, bijvoorbeeld van rituele slachtingen van tegenstanders, homo’s, kaffers enzovoort, kun je als gevaarlijk beschouwen.

't Is toch waar hé, Oscar?
.
__________________________

P.S. (11december)
Dat citaat hierboven kwam uit mijn geheugen. Wat Brassens letterlijk zingt is:
Y a tant d'homm's aujourd'hui qui ont un penchant pervers
À prendre obstinément Cupidon à l'envers
(Le Mécréant)

.

2 december 2007

Gebed voor het herenigd Vaderland

.
Op de RTBf, ik weet niet meer welk programma, hoorde ik gisteren de Litanie van Leterme zingen. In tegenstelling echter met de bekende Litanie van Maria, bevatte dit lied geen opsomming van kwaliteiten. Omschrijvingen als Zetel van Wijsheid, Oorzaak onzer Blijdschap, Geestelijk Vat of Spiegel van Gerechtigheid ontbraken. Zelfs Ivoren Toren, of Ark des Verbonds werden Yvo onthouden.

Ze waren nochtans positief begonnen met Issu de Père Wallon, Parfait Bilingue, Supportère du Standard, enzovoort, maar al snel ging het bergafwaarts.
Om kort te gaan: er kon geen goed woord meer vanaf voor de man qui au départ avait tout pour plaire aux Wallons.
Want Leterme, hoorde ik tot mijn verrassing, was onder een buitengewoon goed gesternte van start gegaan. Er heerste bezuiden de taalgrens een algehele welwillendheid vertelden de RTBf-jongens, tot aan de éénentwintigste juli, daarna was het uit.
Die Brabançonnekwestie is ginds zwaarder gevallen dan wij algemeen aannemen. In elk geval, deze vaderlandse verontwaardiging wil men ons aannaaien.
Christophe Deborsu, alweer hij, stelde enige dagen later aan Leterme de vraag welk lied zijn voorkeur wegdroeg, en het ging niet meer over de Marseillaise want hij vroeg nu welk van twee, Vlaamse Leeuw of Brave Zoon, Leterme het liefst hoorde. Eenvoudige vraag, maar het antwoord was slecht.
“Leterme choque les francophones en répondant qu’il trouve le Vlaamse Leeuw plus beau que la Brabançonne.”

Nu weet ik wel – overigens samen met Владимир Ильич Ульянов, bijgenaamd Lenin – dat elke esthetica ook een ethica is, maar toch: verplicht iets mooi vinden, blijft mij zwaar vallen. Politieke gevolgtrekkingen maken bij een kwestie die binnen het domein van de persoonlijke smaak ligt, riekt naar totalitarisme, naar pensée unique of naar politiek-correctheid zo u wil. Wie zou er bijvoorbeeld willen leven in een interieur zoals dat van de nochtans perfecte democraat Dehaene? Ik heb daar eens foto’s van gezien.

Hetzelfde met liedjes. De officiële hymne van Wallonië, Li Tchant dès Walons, is misschien heel mooi maar ik ken hem niet. Ook de Brave Zoon wil ik zedig buiten beschouwing laten, maar de Vlaamse Leeuw kan ik …eigenlijk niet horen.

Met de melodie gaat het nog. Robert Schumann zijn "Sontags am Rhein" maakt die verteerbaar. Maar de tekst vraagt te veel van een mens. Die is zoals iedereen weet afkomstig van de dichter Nikolaus Becker (1809-1845) en begint met „Sie sollen ihn nicht haben, den freien Deutschen Rhein“.
De dichter Georg Herwegh had Becker al onmiddellijk van antwoord gediend:

Was geht mich all das Wasser an,
Vom Rheine bus zum Ozean?
Sind keine freien Männer dran,
So will ich protestieren.

En Heine liet in zijn Wintermärchen de oude Vader Rijn zijn beklag doen over de vele zware stenen die hij te verteren kreeg:

Zu Biberich hab ich Steine verschluckt,
Wahrhaftig, sie schmeckten nicht lecker!
Doch schwerer liegen im Magen mir
Die Verse von Niklas Becker.

Esthetica als ethica? ... akkoord, maar enkel als het moet want ik hoor alle omliggende hymnen eigenlijk liever... God save the Queen, het Deutschlandlied, de Marseillaise, de Internationale .(al kun je die niet goed onder omliggend rekenen), en het Wilhelmus natuurlijk.
.
____________

PS: die tweede vraag kwam niet van Deborsu hoor ik: false memory syndrome.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html