17 januari 2008

Een wis- en natuurkundige spreekt over Amnestie

.
Oude abonnees van de New York Review of Books weten het: alles wat in dat blad wordt afgedrukt is interessant, en wat er niet in komt, hoef je niet te weten.
Mijn probleem is echter, dat vaak ik hetzelfde ook denk over de liedjes van Brassens, en zelfs over die van Tom Lehrer, de grote Amerikaanse satiricus van de sixties. En wat dan, als deze drie goede boodschappers onderling van mening verschillen?
Dan treedt het gevreesde verschijnsel van de cognitieve dissonantie op.

Brassens blijft hier even buiten, maar Tom Lehrer zong in 1963 een liedje over Werner von Braun, vader van het Amerikaanse ruimteprogramma …en in een eerste huwelijk ook vader van de gevreesde Duitse V-2’s.
Lehrer, die van beroep professor wiskunde was aan Harvard University, en zelfs ooit nog medewerker aan het atoomprogramma in Los Alamos, zij het enkel als dienstplichtige, zong toen:

"Once the rockets are up, who cares where they come down?
That's not my department," says Wernher von Braun.
Some have harsh words for this man of renown,
But some think our attitude
Should be one of gratitude,
Like the widows and cripples in old London town,
Who owe their large pensions to Wernher von Braun.

“Een raket eenmaal de lucht in, wat maakt het uit waar zij inslaat? Dat is niet mijn departement”, zegt Werner von Braun
[Lehrer zingt nadrukkelijk met een aangeblazen “h”: WernHerr]. Sommigen vallen deze beroemde man wel eens hard, anderen weer vinden dat we dankbaar mogen zijn, neem nu de weduwen en kreupelen van de goede stad Londen, die hun gulle pensioenen aan hem mogen danken.

Goed, die von Braun is een Nazi dacht ik, en de Amerikanen lijfden hem in want het zijn opportunisten, en daarmee is de kous af.
Maar nu schrijft in de NYreview een andere wiskundige, Freeman Dyson, die nog voor Bomber Command in Engeland heeft gewerkt, dat er toch wel iets te zeggen valt ten gunste van von Braun. En hij klinkt overtuigend. Het liedje van Lehrer blijft grappig, maar er moeten aanhalingstekens bij.
Freeman Dyson bespreekt het boek "Von Braun: Dreamer of Space, Engineer of War", van Michael J. Neufeld, en zijn besluit is:

De auteur van dit boek veroordeelt von Braun omdat die met de SS samenwerkte, en hij veroordeelt de regering van de Verenigde Staten omdat zij bewijsmateriaal voor deze samenwerking toedekte. Hier ben ik zo vrij met de auteur van mening te verschillen. Oorlog is een inherent immorele activiteit. Zelfs de beste oorlog brengt misdaden en wreedheden mee, en elke burger die deelneemt aan een oorlog collaboreert in bepaalde mate met criminelen. Ik ben hier een verklaring schuldig over mijn eigen betrokkenheid in dit debat. Bij mijn werk voor de Royal Air Force Bomber Command, werkte ik samen met mensen die de vernietiging van Dresden in 1945 voorbereidden, een beruchte rampspoed waarbij duizenden onschuldige burgers de dood vonden in het vuur. Hadden wij de oorlog verloren, dan zouden de verantwoordelijken zijn veroordeeld als oorlogsmisdadigers, en ik zou wellicht schuldig zijn bevonden aan collaboratie met hen.
Laat mij, na deze verklaring over mijn persoonlijke betrokkenheid, volgende conclusie maken. Zoals ik het zie, is verzoening de morele plicht aan het eind van elke oorlog. Zonder verzoening kan er geen sprake zijn van echte vrede. Verzoening betekent amnestie. Men kan nog door de vingers zien dat, met of zonder proces in regel, de zwaarste oorlogsmisdadigers terechtgesteld worden, tenminste als men daar snel komaf mee maakt, terwijl de passies van de oorlog nog volop woeden. Na deze executies, moet de jacht op criminelen en collaborateurs een eind nemen. Als wij een duurzame vrede op het oog hebben, dan moeten wij leren om met onze vijanden te leven, en hun misdaden te vergeven. Amnestie betekent dat wij allen gelijk zijn voor de wet. Amnestie is niet pijnloos en niet rechtvaardig, maar het is een morele noodzaak, want het alternatief is een eindeloze kringloop van haat en wraak. Zuid-Afrika heeft ons het goede voorbeeld gegeven, en liet zien hoe dat kan werken.
Alles welbeschouwd, bewonder ik von Braun omdat hij de talenten die hij van God gekregen had, wist hij aan te wenden om zijn droombeelden te verwezenlijken, ook al moest hij daartoe een pact met de duivel aangaan. Hij maakte dat Hitler en Himmler naar zijn doelstellingen toeneigden, meer dan hij tot de hunne. En ik bewonder de Verenigde Staten omdat zij hem een tweede kans boden om zijn dromen na te jagen. En om zijn ziel te redden, en zijn lotsbestemming te vervullen tenslotte, deed de amnestie die de Verenigde Staten hem verleenden veel meer dan een nauwgezette afrekening van zijn misdaden had gekund.

The author of this book condemns von Braun for his collaboration with the SS, and condemns the United States government for covering up the evidence of his collaboration. Here I beg to differ with the author. War is an inherently immoral activity. Even the best of wars involves crimes and atrocities, and every citizen who takes part in war is to some extent collaborating with criminals. I should here declare my own interest in this debate. In my work for the RAF Bomber Command, I was collaborating with people who planned the destruction of Dresden in February 1945, a notorious calamity in which many thousands of innocent civilians were burned to death. If we had lost the war, those responsible might have been condemned as war criminals, and I might have been found guilty of collaborating with them.
After this declaration of personal involvement, let me state my conclusion. In my opinion, the moral imperative at the end of every war is reconciliation. Without reconciliation there can be no real peace. Reconciliation means amnesty. It is allowable to execute the worst war criminals, with or without a legal trial, provided that this is done quickly, while the passions of war are still raging. After the executions are done, there should be no more hunting for criminals and collaborators. In order to make a lasting peace, we must learn to live with our enemies and forgive their crimes. Amnesty means that we are all equal before the law. Amnesty is not easy and not fair, but it is a moral necessity, because the alternative is an unending cycle of hatred and revenge. South Africa has set us a good example, showing how it can be done.
In the end, I admire von Braun for using his God-given talents to achieve his visions, even when this required him to make a pact with the devil. He bent Hitler and Himmler to his purposes more than they bent him to theirs. And I admire the United States Army for giving him a second chance to pursue his dreams. In the end, the amnesty given to him by the United States did far more than a strict accounting of his misdeeds could have done to redeem his soul and to fulfill his destiny.
.

1 opmerking:

Anoniem zei

Dresden, calamity indeed

maar "notorious"?

wellicht wél voor deliefhebbers van Kurt Vonnegut's "Slaughterhouse five"

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html