Vous m’en rendrez raison!
.
Onze tijd erkent geen enkele erecode nog zeg ik, en bij Knack hebben ze hun best gedaan om die stelling te illustreren.
In de enge kring rondom Dirk Draulans zal wel langer al bekend zijn wat voor figuurtje hij is, maar ikzelf –zoals ongetwijfeld anderen buiten die overigens hypothetische kring– ikzelf dus had zijn artikel over Morel-Vanhecke nodig om tot enig inzicht te komen.
Waar is de tijd, zucht ik, dat politici en journalisten nog met elkaar, ofwel onderling in duel gingen als iemand een onvertogen woord had laten vallen ?
Duels zijn wreedaardig zult u zeggen, en naar de gebruiken van vóór de Eerste Wereldoorlog wil niemand terug. Laat ik dit beamen, min of meer, maar zoals het er nu toegaat zijn uitlatingen als die van Draulans te goedkoop. Even duur als een buskaartje in Hasselt.
Dan neig ik in mijn betere momenten liever naar de stelling van een grappig lid van de Facebook-groep Pour la Légalisation du Duel, dat ter rechtvaardiging een mooi rijm schreef: .“Le duel c'est bien, ça évite les embrouilles pour rien :)”
Om mij beknopt uit te drukken: Vanhecke zou, vanzelfsprekend met alle plichtplegingen, deze Draulans moeten kunnen toeroepen: .“Vous m’en rendrez raison!”
Na afloop van het duel zou hij dan voor een assisenjury moeten verschijnen, dat wel, maar daar heeft hij minder te vrezen dan voor het “Europees Parlement”.
Zelfs Jean-Jacques Rousseau vond dat de edicten van Lodewijk de Veertiende, die het duel verboden hadden, tegen het rechtsgevoel ingingen. In zijn Lettre à M. d’Alembert deed hij zijn beklag: “La loi même ne peut obliger personne à se déshonorer. […] les édits ne me laissent le choix que du supplice ou de l’infamie”.
Ik heb die Lettre niet zelf gelezen, maar vond de verwijzing in een recent boek: LA MORT EN FACE: Histoire du duel de la Révolution à nos jours, van François Guillet (Aubier, Collection historique; Flammarion 2008).
In een wereld waar het duel zou zijn toegestaan, of liever gedoogd zoals dat nog in de XIXde E. het geval was, zou een schunnig figuurtje als die Draulans geloof ik twee keer nadenken voor het zijn pennetje in de inkt doopt.
Ik zeg meteen, lezer, dat ik het als mijn burgerplicht beschouw om hier onmiddellijk een uittreksel te geven uit hetzelfde boek (p.90), in de hoop uw begrijpelijke enthousiasme voor het duel weer wat te temperen:
Difficilement perceptible pour le non-initié, la provocation prend des formes particu-lièrement délicates. En 1897 éclate ce que les journaux de cette époque appellent «l’affaire Thomeguex-Pini», qui oppose deux escrimeurs renommés, l’un français, l’autre italien. Le point de départ de l’affaire se situe le 6 mars 1897 quand, en sortant d’un tournoi d’escrime qui se tenait au Cirque d’été, le chevalier Pini effleure la bottine d’Albert Thomeguex. Celui-ci considère que son adversaire lui a marché sciemment sur le pied. Après deux rencontres entre témoins, un premier procès-verbal conclut à l’absence d’offense, mais Thomeguex, manifestement désireux de se mesurer à une illustre figure de l’école italienne d’escrime, refuse de s’en tenir à cette décision et constitue de nouveaux témoins. De cette «controverse des bottines», qui oppose les représentants des deux principales écoles d’escrime, les journaux se livrent à une véritable exégèse : «Le chevalier a-t-il vraiment voulu effleurer de sa bottine la bottine de M. Thomeguex ? écrit Maurice Talmeyr dans Le Figaro. Le chevalier déclarait que non, mais M. Thomeguex maintenait que si, et toute l’Europe a pu savoir qu’on ne s’entendait pas là-dessus. Échanges de témoins, procès-verbaux, arbitrage, sentence d’arbitre, toute la théologie de l’honneur y a passé, et la question a fait plus de bruit, en quatre jours, que les deux cent mille Arméniens écorchés vifs par les Turcs n’en avaient fait en quatre ans.»
Le duel aura lieu le 17 mars, au champ de courses de Saint-Ouen.
Provocaties kunnen bijzonder subtiele vormen aannemen, die voor de niet-ingewijde moeilijk te plaatsen zijn. In 1897 barst, zoals de kranten van die tijd zeggen, de “affaire Thomeguex-Pini” uit, waarin twee befaamde schermers tegenover elkaar staan, de ene een Fransman, de andere Italiaan. Vertrekpunt van de affaire was op 6 maart 1897, toen na afloop van een schermtoernooi gehouden in het Cirque d’été, ridder Pini de rijglaars van Albert Thomeguex lichtjes beroerde. Deze laatste nu was van oordeel dat zijn tegenstander hem bewust op de tenen had getrapt. Na twee ontmoetingen tussen getuigen wordt bij een eerste proces-verbaal besloten tot de afwezigheid van belediging, maar Thomeguex is klaarblijkelijk op een krachtmeting met een illustere vertegenwoordiger van de Italiaanse schermschool gebrand, weigert zich aan deze conclusie te houden, en stelt nieuwe getuigen aan.
In dit “laarzendispuut”, dat de vertegenwoordigers van de twee voornaamste schermscholen tegenover elkaar stelt, geven de kranten zich over aan een ware exegese: “Had de ridder werkelijk de intentie om met zijn laars de laars van M. Thomeguex te beroeren? schrijft* Maurice Talmeyr in Le Figaro. De ridder zelf verklaarde van niet, maar M. Thomeguex hield vol van wel, en heel Europa heeft kunnen zien dat hier geen overeenstemming werd bereikt. Woordenwisselingen tussen getuigen, processen-verbaal, arbitrage, arbitrale beslissing, heel de theologie van de eer kwam erbij kijken, en de zaak maakte op vier dagen tijd meer ophef dan de tweehonderd duizend Armeniërs hadden gedaan, die in vier jaar tijd door de Turken levend zijn gevild.”
Het duel zal plaatshebben de 17de maart, op de renbaan van Saint-Ouen.
____________________________
* Le Figaro, 18 maart 1897. Grappig artikel ook in The New York Times van 4 april 1897.