27 juli 2011

In hout

.

Evenmin als een gewone sterveling kan onze vorst de dag van vandaag nog kennis nemen van al de staatkundige en politicologische werken en werkjes die her en der het licht zien. En gelukkig voor hem, want de meeste van die geleerde geschriften hadden zonder enige schade, en zelfs tot ieders voldoening ongeschreven kunnen blijven.

Dat neemt niet weg dat er wel degelijk handboeken bestaan die waardevolle ideeën bevatten, en zelfs praktische raadgevingen. Die kunnen goede diensten bewijzen als er bijvoorbeeld een speech geschreven moet worden. Het gaat dan meestal wel om oudere werken, die hun proeven al hebben afgelegd en door de geschiedenis zijn uitgezeefd.

Van de hand van Giulio Raimondo di Mazzarino (1602-1661), bekend als kardinaal Mazarin, hebben we er zo eentje. Oorspronkelijk in het Latijn, maar bij Arléa in Parijs verscheen in 1996 een vertaling: Bréviaire des politiciens. Umberto Eco schreef er een voorwoord bij.

Dit brevier is niet speciaal voor koningen bestemd, maar voor iedereen die met politiek bezig is. Elio di Rupo zal het gelezen hebben meen ik, want vaak zien we hem volgende raadgeving uit het hoofdstuk Weldaden ter harte nemen: “Laat u van uw genereuze kant zien, als het gaat om zaken die u op dit moment zeker niets kosten, en die u ook nooit iets zullen kosten: bijvoorbeeld privilegies waar de begunstigde geen gebruik van kan maken.”

Ook het hoofdstuk Wijsheid is hem niet voorbijgegaan: “Maak handig gebruik van de optatief, van de amfibolie, van de oratorische aanroeping, kortom van alle retorische figuren waarachter u zich kunt verstoppen.”
Mazarin kende dan wel Italiaans en Frans en Latijn, maar toch is talenkennis niet altijd een troef vond hij: “Mensen die veel talen kennen zijn vaak onbezonnen, want hun geheugen is zodanig overbelast dat hun oordeelsvermogen verstikt raakt.” Zeker deze raad is bij Elio niet in dovemansoren gevallen, en toevallig heeft hij nu het voordeel aan tafel te zitten met vier Vlaamse partijvoorzitters die zoals bekend uitstekend Frans spreken. Zo kan hij zijn eigen geest vrijhouden voor in hout.

Anders is het gesteld met Albert Coburg. Wat moet die man geschrokken zijn van de laatste kiesuitslag! Of misschien nog meer van de laatste peilingen. En niemand wordt graag aan het schrikken gebracht, ook geen koning. Das verzeiht kein Fürst, zegt de Duitser.
Maar of een vorst er dan goed aan doet zijn vuisten te ballen en met zijn vinger te wijzen en zijn stem te verheffen, is twijfelachtig. Mazarin heeft een heel hoofdstukje over Conserver sa sérénité.
Hij raadt zijn lezer af om bij een noodzakelijke reprimande al te precieze woorden te gebruiken –termen bijvoorbeeld als poujadist of populist zouden wij zeggen – want satirici maken daar snel misbruik van, en dat laatste moet een vorst vermijden.
Maar wat kan hij op den duur dan wél nog zeggen? Zelfs een brede term als modern burgerschap volstaat al om spotters te doen vragen of btw-ontduiking bij de aankoop van een motorjacht ook onder dat begrip valt.

Stukje verschenen in de Knack vandaag
.

13 juli 2011

Met ronde getallen werken

.
Om de wereld, en alles wat het geval is min of meer begrijpelijk te maken, heeft de mens nood aan een verhaal. Zonder dat kan hij de toevalligheden en grillen van het lot maar slecht verteren. Die behoefte aan een goed verhaal voelt de mens ook bij wat hijzelf onderneemt. Weinigen immers zullen bereid zijn om hun eigen daden toe te schrijven aan pure willekeur of dwaasheid. En groepen mensen doen dat nog minder graag dan enkelingen.

Dat zulke verklarende verhalen meestal gelogen zijn, is geen beletsel en doet niets af aan de zin die zij aan de gebeurtenissen verlenen.
De ijzeren kanselier Bismarck zei eens “dat er nooit zoveel gelogen wordt als vóór de verkiezingen, tijdens de oorlog en na de jacht”. Drie bezigheden die een soort groepsgevoel veronderstellen en het ook bevorderen. Bismarck wist hoe je een land bijeen moest krijgen.

In Belgenland is dit groepsgevoel vaak zoek, en bovendien is het jachtseizoen hier al lang voorbij. Ook verkiezingen wil bijna niemand. Dan blijft enkel nog de oorlog over, en gelukkig bood Libië ons die gelegenheid. De Kamerleden begrepen dit goed en stemden unaniem voor oorlog, alle 150.*
Weliswaar heette die oorlog nog anders op het moment van de stemming –het verhaal was dat er een vliegverbod moest komen ter bescherming van burgers– maar dat doet er nu niet toe, en het maakte de unanimiteit niet minder ontroerend.

Aan een professor emeritus in de Geschiedenis, die ik een dag of drie na die stemming ontmoette op een avond bij ’t Zal Wel Gaen in Gent, vroeg ik of deze unanimiteit in het Belgische parlement een unicum was. Neen, zei hij, het was nog eens voorgekomen. Sterker, in 1914 hadden Kamer en Senaat zelfs in Verenigde Zitting unaniem gestemd, en aan Duitsland de oorlog verklaard. Daar was toen veel voor te zeggen, want de vijand stond al in het land.

Hoe droevig is het dan om vast te stellen dat ons laatste Belgische project de laatste weken zoveel kritiek krijgt.

In een uitgebreid Frans rapport (Centre Français de Recherche sur le Renseignement, CF2R), lezen we dat de zaken in Libië de verkeerde kant opgaan. De revolutie die wij ondersteunen, in gehoorzame navolging van de Franse president, wordt er “niet democratisch, noch spontaan” genoemd. Het lijkt erop dat wij onbedoeld met een bende ongeregeld samengaan want: “De ware democraten zijn er slechts een minderheid, en zij moeten het vinden met ex-getrouwen van kolonel Khadaffi, met voorstanders van het herstel van de monarchie, en met voorvechters van een radicaal islamregime. [...] Het ziet er dus naar uit dat de Westerse mogendheden blijk hebben gegeven van voortvarend avonturisme toen zij in deze crisis tussenkwamen.”

Komt nog bij dat volgens sommige bronnen onze bombardementen stilaan de voornaamste doodsoorzaak zijn geworden. Honderden doden zijn er intussen, al is het met cijfers altijd uitkijken. In de Pharsalia, zijn verslag over de strijd tussen Caesar en Pompeius, merkte de dichter Lucanus al op: “Sommige slachtoffers vielen wellicht enkel om het getal rond te maken.”
.
.
Stukje verschenen in de Knack vandaag

________________
* correctie: er was één onthouding.
.

6 juli 2011

Nuchtere Romeinen

.
Als een wiskundige niet rechttoe rechtaan een bewijs kan leveren voor een bepaalde stelling, dan heeft hij vaak nog een vluchtheuvel ter beschikking, namelijk het indirecte bewijs. Hij zal dan aantonen dat je zijn oorspronkelijke stelling niet kunt verwerpen zonder in nonsens te vervallen. Die tweede bewijsvorm is even geldig en strikt als de eerste, voor wie aanneemt dat er geen derde weg bestaat, en een redenering ofwel geldig is, ofwel ongeldig. In het Latijn klinkt dat korter: tertium non datur. Bijna alles klinkt korter in het Latijn.

Kortheid, of brevitas, is een mooie eigenschap. De meeste mensen zullen het bijvoorbeeld op prijs stellen als een tekst of een spreker kort zijn. Wiskunde en Latijn delen die eigenschap, maar bij Latijn halen velen hun neus op. Verspilde energie zeggen zij, en vakken als management, maatschappijkunde of communicatie zijn meer van deze tijd.

Het nut van Klassieke Talen laat zich inderdaad niet direct bewijzen, en indirect eigenlijk ook niet. We moeten volstaan met indicaties.
Germaine Greer vertelde ons in haar boek over Shakespeare, dat in de Elizabethaanse tijd: [...] educated people could escape hanging simply by reading a Latin verse. Toen een sterk argument ongetwijfeld, maar vandaag niet meer geldig.

Bernard Knox (1914–2010), was een Engelse classicus die nog in de Spaanse Burgeroorlog had gevochten, en in 1940 als parachutist dienst nam in het Engelse leger. Na de oorlog ging hij naar Yale en doceerde er Grieks. Knox was een praktische man, een soldaat, en zijn stelling was dat je het heden maar kunt begrijpen als je het verleden kent. Ook vond hij dat zoveel mogelijk mensen een directe kennis van de Oude Talen en teksten moesten hebben. Een kleine kaste van specialisten volstond voor hem niet.
Bij Knox lezen we dat er zelfs in het Oude Rome al burgers waren die het nut van het Grieks betwistten. De nuchtere Romeinen vonden het niet utilis. Grieks leren was puur tijdverlies en snobistisch bovendien.

Zo moest Cicero als advocaat de Griekse dichter Archias verdedigen, aan wie het Romeinse Staatsburgerschap was geweigerd omdat men niet inzag wat deze immigrant kon bijdragen (de Romeinen hadden nog geen snel-Belgae-wet). Cicero argumenteert dat zijn cliënt wel degelijk een nuttige bijdrage leverde aan de maatschappij, en dus een soort green card verdiende. Hij verontschuldigt zich wel bij de rechtbank voor zijn zeer indirecte bewijsvoering:


Haec studio adolescentiam alunt, senectutem
oblectant, secundas res ornant, adversis
perfugium ac solatium praebent, delectant
domi, non impediunt foris, pernoctant
nobiscum, peregrinantur, rusticantur

[zijn gedichten] geven onze jeugdjaren voedsel, verblijden onze oude dag, verfraaien voorspoedige dagen, bieden toevlucht en troost bij tegenslagen, zij zijn een plezier thuis, en elders nooit tot last, helpen ons de nacht door, vergezellen ons onderweg, gaan mee op vakantie.

Bernard Knox
The Oldest Dead White European Males
W.W.Norton&Company, New York-London, 1993
.
Stukje verschenen in de Knack vandaag
.

4 juli 2011

Ingezonden stuk van Marc Schoeters (2)

 .
OPEN BRIEF AAN
WOUTER VAN BELLINGEN 
EN JOZEF DE WITTE
4 juli 2011

Wouter Van Bellingen heeft via verscheidene kanalen met een kort epistel menen te moeten reageren op mijn open brief over de flagrante affaire van racisme waarbij hij als schepen van Sint-Niklaas in 2007 was betrokken. Ik heb – zoals een niet onaanzienlijk aantal mensen – bij zijn schrijfsel enige bedenkingen. De voortvarendheid van zijn reactie wijst op een zekere nervositeit over de ingrijpende gevolgen die mijn kritische bedenkingen zouden kunnen hebben – niet alleen voor zijn eigen politieke carrière maar ook voor het hele huidige politieke bestel tout court. Zijn epistel staat bol van de taalfouten – maar dat ligt vanzelfsprekend helemaal in de lijn van de verwachtingen. Gezagsdragers in dit land staan helaas niet bekend om hun grote kennis van de eigen taal – een paar witte raven buiten beschouwing gelaten. Maar veel erger vind ik dat de voormalige schepen van Sint-Niklaas op geen enkele manier ernstig en met open vizier ingaat op mijn prangende vragen om opheldering over de onverkwikkelijke zaak waarbij hij vier jaar geleden persoonlijk was betrokken. Mijn open brief was een hartenkreet – en ik kreeg helaas niet meer dan een dode mus in mijn schoot teruggeworpen. Om het onomwonden en in universele taal samen te vatten – I’m pissed off. “De volksheld uit 2007” was zelfs niet moedig genoeg om zijn spoedbriefje aan mij persoonlijk te richten. Zelfs dat niet. Hij begint zijn zwak verweer met “Beste”. In hemelsnaam – wat voor een slappe aanhef is dat? Eerlijk gezegd – ik had niets anders verwacht van een politicus die sneller van partij wisselt dan de meeste andere mensen van jas. Marc Vanfraechem heeft op zijn onschatbare website het nietszeggende kladbriefje van de ex-schepen van Sint-Niklaas al meer dan afdoende beantwoord – en tot schroot herleid. Ik dank hem daarvoor – ik had het absoluut niet beter en mooier kunnen schrijven. Het lijkt een cliché – maar in tijden van nood kent en waardeert men zijn vrienden en strijdmakkers.

Maar alles welbeschouwd blijven de prangende vragen – pijnlijk en levensgroot. Handelden de families die in 2007 in Sint-Niklaas weigerden een huwelijk te laten inzegenen door een “zwarte” schepen al dan niet uit racisme? Zijn de namen van deze families wel of niet bekend bij sommige ambtenaren en de stedelijke overheid van Sint-Niklaas? Zijn de racistische wetsovertreders ja of nee van allochtone afkomst? En waarom werd er noch door de schepen van Sint-Niklaas, noch door zijn stadsbestuur, noch door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) officieel een klacht ingediend – tegen deze al of niet bij naam gekende families of desnoods tegen onbekenden? Dát zijn de prangende vragen waarop ik – en velen met mij – een ernstig antwoord verwachten. Al de rest is gewoon prietpraat – draaien om de hete brij. En daarom roep ik alle democraten op om deze vragen te blijven stellen – tot vervelens toe. Tot de waarheid eindelijk aan het licht komt. In het belang van de democratie – en van de waarheid zelf. Want geef toe – niet alleen “goed”gelovigen die in naam van hun goden of godjes om ter luidst tieren en schreeuwen maar ook iets minder “goed”gelovige democraten als wij koesteren waarden die men heilig zou kunnen noemen. Noem het vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van denken. Vrijheid van wat dan ook. Noem het gewoon – vrijheid. Wij hebben er godverdomme meer dan vijf eeuwen voor gevochten – voor die vrijheid. En laten we ons die nu in godsnaam weer afnemen?

Ik zet de reacties van Wouter Van Bellingen op mijn open brief even op een rijtje. Zijn woorden laten – al had hij het natuurlijk anders bedoeld – helaas niets aan de verbeelding over. Hij verraadt zich zin na zin. Het is hoe dan ook een triest spektakel om te zien hoe een man kronkelt en konkelt om zich uit de zelfgeschapen kerker van de onwaarheid te praten.

Zo had een van de medewerkers van de website “Clint” naar aanleiding van mijn open brief een meer dan verhelderend telefonisch gesprek met Wouter Van Bellingen. Op de informatieve vraag of de racistische families misschien van allochtone (“Marokkaanse”) afkomst waren – kon de politieke windhaan uit Sint-Niklaas alleen maar antwoorden dat die vraag hem in het verleden ook al door Wim Vereycken en Marie-Rose Morel werd gesteld. De onderliggende boodschap van dit ontwijkende antwoord is duidelijk – iedereen die kritische vragen zou kunnen hebben over de etnische achtergrond van de racistische families in Sint-Niklaas is volgens Van Bellingen per definitie een aanhanger van het Vlaams Belang. En dus – in de ogen van de “politiek-correcte” elite – zonder de minste twijfel een racist. Ach – hoe eenvoudig toch is het leven voor de armen van geest die alleen kunnen “denken” binnen de veilige ivoren toren van het “cordon sanitaire”! Meneer Van Bellingen – u bent bij mij wat dat betreft aan het verkeerde adres. Ik daag u uit. Iedereen die mij persoonlijk kent – of als lesgever Nederlands met studenten uit alle werelddelen of als fotograaf van het rijkgekleurde straatleven in Antwerpen – weet dat ik met het Vlaams Belang niets te maken heb. Noch als partijlid – noch als kiezer. In geen duizend jaar zal iemand dat ooit kunnen aantonen. Probeer het maar eens! Maar dat betekent niet dat de arme en naakte waarheid geen rechten heeft. Ach – de waarheid! Hoeveel waarheden kent u misschien – meneer Van Bellingen? Ik – maar één. En dat ongeacht wie de waarheid verwoordt. Ach zo – ik heb het dus gewaagd dezelfde vraag te stellen als Vereycken en Morel zaliger? En wat bewijst dat – meneer Van Bellingen? Dat ik per definitie verwerpelijk en te kwader trouw ben? Dat ik een verborgen agenda heb – en partijdig ben? Ja – ik ben partijdig. Ik verzet me tegen de leugen – vooral de officiële leugen. En wat doet u – door op een vraag naar de waarheid slinks te verwijzen naar het Vlaams Belang? De waarheid spreken – of de vraag naar de waarheid verdacht maken? Voor het demoniseren van politieke tegenstanders is er maar één woord toepasselijk – onfatsoenlijk. En voortaan zal ik voor personen die meewerken aan het verdoezelen van de waarheid – bijvoorbeeld verzwijgen dat allochtone families ook racistisch kunnen zijn – eveneens etiketten gebruiken. Bijvoorbeeld – verwerpelijk. Of te kwader trouw. Kortom – onfatsoenlijk.

Er volgt helaas nog meer. Het telefoongesprek tussen de medewerkers van “Clint” en Wouter Van Bellingen is vooral interessant omdat het voor de eerste keer onomstotelijk aan het licht brengt dat er over de affaire in 2007 intensief overleg heeft plaatsgevonden tussen hemzelf en het CGKR – en naar alle waarschijnlijkheid ook met het stadsbestuur van Sint-Niklaas. Letterlijk zegt de ex-schepen: “We hebben dat toen overlegd met het Centrum voor Gelijke Kansen, maar het is onmogelijk om een klacht in te dienen tegen onbekenden, net hetzelfde als bij laster en eerroof. Je moet de betrokken persoon kunnen identificeren.” Wat kunnen we uit deze woorden onthouden? Er heeft dus inderdaad intensief overleg plaatsgevonden tussen de plaatselijke politici in Sint-Niklaas en het CGKR. Van Bellingen gebruikt de persoonsvorm “we”. Er waren dus meerdere personen bij dat zogenaamde overleg betrokken. Dát is nu precies wat ik – en velen met mij – al jaren heimelijk denken. Maar om het nu uit de mond zelf van de voormalige schepen te horen – blijkbaar overdonderd door de onverwachte vraag van een kritische journalist – vervult me met een wrange voldoening. Het antwoord van de Sint-Niklase politicus bevestigt mijn overtuiging dat er over de affaire in 2007 op het allerhoogste niveau een onderonsje – sommigen zouden zeggen een “doofpot”-operatie – heeft plaatsgevonden die het rechtsgevoel van velen met voeten heeft getreden.

Minstens even interessant is dat de medewerkers van “Clint” ook een kort telefoongesprek hebben gevoerd met de stedelijke diensten van Sint-Niklaas. Tot voor kort hield Wouter Van Bellingen hardnekkig vol dat de namen van toekomstige trouwlustigen nooit direct door de ambtenaren van zijn stad worden opgevraagd of opgeschreven – en dat daarom de identiteit van de racistische families niet bij hem of andere leden van de overheid bekend zouden zijn. Om die bewering even te testen heeft een medewerker van “Clint” zich voorgedaan als huwelijkskandidaat en op 24 juni naar de bevolkingsdienst van Sint-Niklaas getelefoneerd – iets wat de beroepsjournalisten van de officiële pers blijkbaar nooit nodig vonden om te doen. Het telefoongesprek verliep als volgt:

Clint: Goeiedag, ik zou graag trouwen.
Tamara B: Dat is mogelijk. Op welke datum had u dat willen doen?
Clint: 24 augustus 2011.
Tamara B: Mag ik dan even uw naam hebben?

Q.E.D. Wat hoeft een kritisch en weldenkend mens meer te weten? Op het stadhuis van Sint-Niklaas zijn er dus ongetwijfeld mensen die precies weten wie de racistische families zijn. Een fluitje van een cent voor elke onderzoeksrechter – die eindelijk zijn werk zou kunnen doen als de bevoegde instanties de moed zouden hebben om klacht in te dienen. Ach – moed! Wouter Van Bellingen verdoezelt de waarheid – op zijn zachtst gezegd. In een interview van een week later – met het weekblad “Knack” – probeert hij er zich opnieuw uit te praten:

Van Bellingen heeft naar eigen zeggen nooit een klacht ingediend tegen die koppels omdat de identiteit van die mensen niet gekend was: “Mocht dat wel het geval geweest zijn, dan had ik zeker een klacht ingediend.” zegt Van Bellingen. “Dat is toch wat ik vandaag zou doen, want dat zou ook mogelijk zijn: nu vragen we wel de identiteit van mensen die inlichtingen komen vragen. We willen immers geen twee keer dezelfde fout maken.”

Op 24 juni zegt Van Bellingen aan de medewerkers van “Clint”: “Wat veel mensen niet weten, is dat je je identiteit pas moet voorleggen wanneer het huwelijk officieel wordt vastgelegd.” Let op het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd. Maar nauwelijks een week later verklaart dezelfde man aan het weekblad “Knack”: “Nu vragen we wel de identiteit van mensen die inlichtingen komen vragen.” Vanwaar plots die nieuwe versie van de vereisten die voor een huwelijksaanvraag in Sint-Niklaas gebruikelijk zijn? Laat ons daar eens één keer – méér is echt niet nodig – naar raden. Want als het zijn eigen hachje betreft kan Van Bellingen goed lezen – óók het onthullende telefoongesprek van “Clint”. En een kat in het nauw maakt vreemde sprongen. Dus op nauwelijks een week tijd blijken in Sint-Niklaas de voorschriften bij de aanvraag van een mogelijke huwelijksdatum te zijn gewijzigd. Op 24 juni was het volgens de politicus niet nodig uw identiteit als huwelijkskandidaat voor te leggen – en nauwelijks een week later luidt het: noem uw naam. Hoe de openbaarheid van het internet – en de vragen van de publieke opinie – wonderen kunnen verrichten voor goed gemeentelijk bestuur!

Ach – wie neemt Wouter Van Bellingen nog ernstig? Eerlijk gezegd – wordt het geen hoog tijd dat een onafhankelijk onderzoek zich met de uitspraken van deze man gaat bezighouden? Maar laten we onze aandacht op een nog grotere ramp richten.

Ook Jozef De Witte – het hoofd van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) – had vorige week in een telefonisch gesprek met een journalist van “Knack” geen andere keuze dan te reageren op mijn pijnlijke onthulling dat de racistische families die in 2007 geen zwarte schepen wilden van allochtone afkomst zijn. Maar daarop heeft de inquisiteur van de politiek-correcte kerk natuurlijk een antwoord. Lees het volgende – werkelijk verbijsterende – antwoord van Jozef De Witte op de vragen van de journalist:

Van Bellingen heeft zich in 2007 over het al dan niet indienen van een klacht laten adviseren door het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding (CGKR): “Maar dat was volgens hen niet mogelijk.”

Dat klopt, zegt Jozef De Witte, directeur van het CGKR. “Maar niet omdat die mensen onbekend zijn gebleven.” De ware reden is de aard van de antiracismewetgeving. Die is van toepassing in verschillende sferen, zegt De Witte, zoals arbeid, goederen en diensten; sociale en culturele activiteiten,… “Wat goederen en diensten betreft: het gaat altijd om wie een van die diensten aanbiedt. Niet om wie ze aangeboden krijgt, de klant dus.

Aangezien de koppels de zogenaamde vragende partij waren, kan er dus tegen hen geen klacht ingediend worden, aldus De Witte. Omdat er simpelweg geen strafbaar feit gepleegd is door hen.

En dat is terecht, vindt De Witte: “Dat zou botsen met de keuzevrijheid. Die moet gerespecteerd worden: de wet kan niet alles regelen, en dat is maar goed ook.”

Jozef de Witte gooit het dus radicaal over een andere boeg. Hij beweert dat zijn Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding in 2007 geen klacht heeft neergelegd tegen de racistische families in Sint-Niklaas om louter juridische redenen – en niet omdat de identiteit van “die mensen onbekend is gebleven”. Volgens hem is de antiracismewetgeving helemaal niet toepasbaar op “klanten” van “goederen en diensten”! Met andere woorden – je mag volgens Jozef De Witte als “klant” eender welke racistische uitspraak doen en eender welke daad van discriminatie stellen tegenover eender welke persoon die voor de overheid (of zelfs daarbuiten) werkt! Denk maar eens aan de verstrekkende gevolgen van deze uitspraak! Je mag dus weigeren je te laten helpen door een zwarte loketbediende! Je mag weigeren je te laten adviseren door een katholieke of joodse ambtenaar! Je mag weigeren les te volgen bij een homoseksuele leraar! Of bij een lerares – want wie wil nu in hemelsnaam les krijgen van een vrouw! Je mag in het ziekenhuis weigeren je te laten verzorgen door een Marokkaanse dokter of een Roemeense verpleegster! En ga zo maar door! Voorbeelden genoeg! Alles mag! Want dat alles is volgens Jozef De Witte gewoon de “keuzevrijheid van de klant” – en dus niet onderworpen aan de antiracismewetgeving! De klant is altijd koning! Ook de racistische en discriminerende klant is koning! Wouter Van Bellingen – die in een telefoongesprek met “Knack” beweert dat hij nu “zeker een klacht had ingediend” – kan het dus mooi schudden. Helaas voor hem – maar volgens het hoofd van het CGKR moet hij de afwijzing en de beledigingen van om het even welke “klant” hoe dan ook straffeloos ondergaan. Dat de “klant” in feite een gewone burger is – en de persoon die hij discrimineert een democratisch gekozen of aangestelde vertegenwoordiger – dat doet volgens Jozef De Witte niets ter zake. De “klant” van “goederen en diensten” mag blijkbaar alles! Ik kan dus voortaan met een gerust gemoed naar het stadhuis van Sint-Niklaas stappen en luidop zeggen: “Ik, Marc Schoeters, wens niet door een zwarte ambtenaar bediend te worden! En zeker niet door een politieke windhaan als WVB! Ja – ik heet Marc Schoeters. Marc – met een c. U kan me toch helemaal niets maken – de antiracismewetgeving geldt niet voor mij. En Jozef De Witte – de waakhond van het “politiek-correcte denken” steunt mijn keuzevrijheid als klant.”

Waaaaw! Hier gaat mijn hoofd werkelijk van tollen! Deze uitspraak van het hoofd van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding zal geschiedenis schrijven! Het is een vrijbrief aan elke burger van dit land om elke ambtenaar, elk personeelslid van een instelling en elke medewerker van een zaak die “goederen of diensten” aanbiedt te desavoueren en te discrimineren. Voortaan mag je dus voluit iets zeggen in de trant van: “Ik koop alleen een koelkast van een bleekscheet!” of “Alleen een Hindoe-dokter mag mijn vrouw met mijn sperma insemineren!” Sommige van mijn medeburgers zijn ongetwijfeld beter dan ik in staat om nog meer duizelingwekkende mogelijkheden te bedenken!

Verbijsterend – zult u denken? Eerlijk gezegd – ik ben niet verbaasd. Het is niet de eerste enormiteit die Jozef De Witte op het publieke forum debiteert. In 2006 beweerde hij doodleuk – na een klacht van een “hetero” tegen een postkaartcampagne met de discriminerende slagzin “VUILE HETERO” – dat discriminatie iets is “dat per definitie een minderheid overkomt”. Met andere woorden – iemand behorend tot een “meerderheidsgroep” kan nooit gediscrimineerd worden. En zo wimpelde Jozef De Witte de klacht wegens discriminatie af. Prompt kreeg hij de reactie van mensen – blijkbaar veel verstandiger dan hij – dat door zijn discriminerende interpretatie van de antidiscriminatiewetten voortaan elke man in dit land naar hartenlust de vrouwen als groep kan stigmatiseren. Want – wonen er nu eenmaal niet meer vrouwen dan mannen in dit land? En een “meerderheidsgroep” kan nooit gestigmatiseerd worden – toch?

Er blijven na de recente uitspraken van Jozef De Witte slechts twee mogelijkheden over. Óf hij heeft gelijk dat de antiracismewetten inderdaad zo ondoordacht en onzorgvuldig zijn dat ze discriminerend gedrag door een “klant” van “diensten en goederen” onbestraft laten – en dan zouden ze misschien beter worden afgeschaft. Óf het hoofd van het Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding kletst wat uit zijn nek. En zou het in dat laatste geval niet beter voor de samenleving zijn dat hij ontslag neemt? Dus weg met de antiracismewetgeving – of weg met Jozef De Witte en zijn centrumpje. Zo eenvoudig is dat.

Alle gekheid op een stokje – wat denken de heren Van Bellingen en De Witte wel? Dat ze ons eeuwig een rad voor de ogen kunnen blijven draaien – met hun voortdurend tegenstrijdige verklaringen waarom ze géén klacht wensen in te dienen tegen de racistische families in Sint-Niklaas die weigeren een huwelijk te laten inzegenen door een zwarte schepen? De bevolking van dit land die hen met belastinggeld bezoldigt om plichtsgetrouw hun democratische werk te doen als een kudde domkoppen behandelen – denken die heren daar echt mee weg te komen? In Antwerpen bestaat het mooie gezegde: “Met alle Chinezen maar niet met den deze!”

Laat ik duidelijk herhalen waar het in deze zaak om gaat. Een schepen van Sint-Niklaas weigert klacht neer te leggen tegen mensen die hem en zijn ambt vanuit duidelijk racistische motieven verwerpen. En het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding volgt hem meer dan gewillig in dat “verzwijgen”. De “politiek-correcte” consensus mag blijkbaar hoe dan ook niet in gevaar worden gebracht – ook al gaat dat ten koste van de rechtsgelijkheid. Hoe bruin kan je het in dit land bakken? Is het dan écht te veel gevraagd dat ex-schepen Van Bellingen en/of het CGKR alsnog klacht zouden indienen tegen de racistische families van Sint-Niklaas – desnoods tegen “onbekenden” – en daarmee een onafhankelijk gerechtelijk onderzoek naar de ware feiten in deze zaak mogelijk maken? Méér vraag ik – en velen met mij – toch niet? En is het niet het volste recht – zelfs de plicht – van elke democraat om dat te vragen en te blijven vragen? Het zou al te gek zijn als de ambtenaren en de overheid in Sint-Niklaas niet precies weten wie de racistische families zijn – of wat hun etnische afkomst is. Geen enkele vrijdenkende democraat mag deze zaak nog verder laten rusten. Denk niet dat ik er behagen in schep Wouter Van Bellingen het leven zuur te maken. Ik wil hem niet aan de schandpaal nagelen. Ach – hij is in mijn ogen slechts een kleine politieke garnaal – alleen maar denkend aan en vechtend voor zijn eigen overleven. Dus geen haar beter of slechter dan de meeste andere politieke garnalen. Een sukkel – als u en ik. Ik behandel hem dus geen zier beter of slechter dan andere politici – of dan mensen als u en ik.

Maar ik richt mijn pijlen in de eerste plaats op een van de grootste ondingen die onze democratie overwoekert en tot in de ziel raakt – het zogenaamde Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. Voor elke rechtgeaarde democraat is het bestaan van zo’n centrum een ongekende schandvlek op een van de basiswaarden van onze samenleving – de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is een van de mooiste vruchten van de eeuwenlange strijd die de Europese Verlichting heeft gevoerd tegen de knevelarij van de autoritaire overheid en het godendom van de religieuze breinpolitie. Geef toe – wat is het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding in wezen? Een met belastinggeld betaald instituut dat bepaalt wat vrije burgers al dan niet mogen denken of zeggen – welke echte vrijdenker en kosmopoliet kan zo’n monstruositeit ooit aanvaarden? Ik hoop dat dit land – dat bijna twee eeuwen geleden de meest liberale grondwet van de wereld had – eindelijk eens het equivalent van het First Amendment van de Amerikaanse grondwet ook in zijn eigen grondwet zou verankeren. Laat me even dat First Amendment even citeren.

Congress shall make no law respecting an establishment of religion, or prohibiting the free exercise thereof; or abridging the freedom of speech, or of the press; or the right of the people peacably to assemble, and to petition the Government for a redress or grievances.

Zijn deze woorden van geen weergaloze schoonheid? Willen we dit niet allemaal – álle bewoners van deze planeet? Tegen elk muilkorven van de vrijheid van meningsuiting – zowel hier als in Tunesië als in Egypte als in China? Om Saoedi-Arabië en Pakistan niet te vergeten – bijna allemaal landen die tot op heden de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens niet hebben ondertekend. Een open en democratische samenleving die beweert gebaseerd te zijn op de vrijheid van de burgers en op de vrije meningsuiting is absoluut niet verenigbaar met een door belastinggeld gefinancierde breinpolitie – die bovendien al te vaak de schijn wekt met twee maten en twee gewichten te meten. Het zogenaamde Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding schendt door zijn bestaan zelf de fundamentele basisrechten van elke vrije burger in dit land. Het bestrijden van een door de overheid goedgekeurd en gefinancierd “instituut voor correct denken” is daarom een absolute plicht voor elke democraat. Ik hoop dat de verantwoordelijken bij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding heel goed beseffen dat er door de Zaak Van Bellingen een tijdbom onder hun stoel tikt. Tik tik tik tik. En dat deze tijdbom zal blijven tikken… tot de waarheid boven water komt.

Waarom doe ik dit? Waarom zit ik als een luis in de pels van de “politiek-correcte” elite? Omdat ik Adith ken. En Sadeq. En honderden andere mensen die uit bittere noodzaak de leugen van hun land zijn ontvlucht. En dat deden ze niet – absoluut niet – om te belanden in wéér een land waar zij stoten op dezelfde leugenachtige mechanismen die waarheid en vrijheid aan banden leggen. De leugen die onder het mom van het multiculturalisme alleen maar standhoudt en gedijt door de machinaties van de “politiek-correcte” breinpolitie – is maar al te gelijkaardig aan de leugen die in Kinshasa en Teheran terreur zaait en duizenden slachtoffers maakt. De leugen van god en godjes. De leugen van ideologie en idiotie. De leugen die in dit land gedragen wordt door blinde beleidsmensen voor wie het “multiculturele gebed” alleen maar een volgende carrièrezet is – ten koste van waarheid en vrijheid.

Om het in dit twitterige tijdperk van oneliners in een paar luttele maar veelzeggende woorden samen te vatten – ik heb een bloedhekel aan volksverlakkerij. Van welke strekking ook. En een nog grotere hekel aan de dienaars van goden en godjes – die in naam van hun waarheden de waarheid aan banden leggen.

Alles van waarde is weerloos – en de waarheid nog het allermeest.



Marc Schoeters
(vrijdenker en steppewolf – en daarom tegen alle macht in
tot op het bot gaand)
.

3 juli 2011

Alweer een vredevol besloten avond

.
Vanavond iets voor negenen op Lijn Vier een leerrijk tafereel aanschouwd in de gezellige stad Gent. Een mooi blond meisje maakt aanstalten om uit te stappen aan de Koornmarkt, en zij heeft een grote ronde tas bij zich waarin een of ander instrument moest zitten dat ik niet kon thuisbrengen, en ook een schoudertas die openstond, en waarin een Iphone blijkbaar de aandacht had getrokken van een jonge, obese en ongetwijfeld kansarme allochtoon in grijs-wit trainingspak.
Ik had niets in de gaten maar die Iphone bevond zich plots in zijn bezit.
Dat frêle meisje zei bedaard: “Mag ik mijn Iphone asjeblief?”
Bijzonder koele en mooie reactie, een waar teken van Europese beschaving, en zonder morren overhandigde de jonge dikkerd haar het toestel.
Daarna keek hij schichtig rond en onvermijdelijk zag hij mij, want ik zat een meter naast de deur. Mijn blik was wellicht niet politiek-correct, want hij zei: “Qu’est-ce qu’il y a? Ça va pas?”
“Je ne sais pas, on verra”, zei ik en ging tussen de twee staan, en vroeg haar (want ik had het zelf niet gezien) "Heeft hij uw Iphone gepikt?" "Ja" zei ze, maar verder kwam het niet want zij stapte uit, en hij ook, zo gezwind als zijn lijf het toeliet, en hij begroette aan Sint Niklaas direct zijn maten die op hem stonden te wachten, en die hij wellicht verslag heeft moeten doen van zijn vruchteloze jachtpartij.
In ieder geval: chapeau voor dit wakkere blonde meisje!

.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html