21 oktober 2012

Waarover men beter niet spreken kan

.
Volgens zijn eigen dictum zou ik over de filosoof Wittgenstein moeten zwijgen, want ik heb van de man niets gelezen. Ja, “wovon man nicht sprechen kann, darüber muß man schweigen” kan ik uit mijn hoofd zeggen, zoals elke lapzwans over gebakjes zal beginnen als hij je een wijsheid uit zijn ongelezen Proust wil meegeven. 
Proust heb ik ook niet gelezen, en hij komt hier verder niet ter sprake, maar ik kan hem niet hebben, en Wittgenstein al evenmin, en dat komt door de slechte vrienden van die twee, die altijd zo hoog van hen opgeven.

Op mijn achttiende of negentiende, herinner ik mij, heb ik nog even overwogen om de Tractatus van Wittgenstein te stelen. Het was een klein geel boekje van Reclam en ik had het al in mijn hand, in een lang verdwenen boekhandel aan de Ajuinlei in Gent waar veel gestolen werd, een beetje zoals bij Maspero in Parijs maar vanzelfsprekend op kleinere schaal.
Ik bleef op het rechte pad die dag, niet uit morele overwegingen maar omdat die ene zin van Wittgenstein –de slotzin die ik net citeerde, en waar onvermijdelijk mijn oog op was gevallen– mij grondig tegenstond. Uitgerekend deze Ludwig dacht ik, kon blijkbaar wél nog iets zeggen over “wovon man nicht sprechen kann”
Ik plaatste zijn boekje met een zeker dedain terug en daar hield het voor mij op, al neem ik grif aan dat anderen dit probleempje lang voor mij al hadden opgemerkt, en dat zij het intussen verklaard hebben en weggewerkt onder weer nieuwe diepzinnigheden. Wellicht had ik het allemaal niet goed begrepen, ik wil ook dat gerust aannemen, echter: mij verder erin verdiepen doe ik niet.
Maar mijn juveniele filosofische bezwaren gelaten voor wat ze zijn, wat ik net lees in The New York Review of Books bracht mij toch aan het schrikken.
.
Aan het woord is Freeman Dyson, Nobelprijs natuurkunde, die een boek bespreekt – bij de NYRev strekt het tot aanbeveling als een recensent eerst een Nobelprijs kan voorleggen, en het mag zelfs de prijs voor de Vrede zijn, men is daar niet kinderachtig in. 
Wat Dyson ons meedeelt, is dat hij als student in Cambridge ooit aan Wittgenstein, die een verdieping boven hem woonde, een vraag stelde en daar geen antwoord op kreeg. Dat mogen we misschien nog als een logisch gevolg van zijn dictum beschouwen, maar wat Dyson daarna vertelt is van een andere orde. 
Ik zou aan mijn vrouwelijke lezers willen vragen dat zij haar blikken nu even afwenden, en misschien dat boek over de vele tinten grijs weer ter hand nemen, want wat volgt is onaangenaam:

Finally, toward the end of my time in Cambridge, I ventured to speak to him. I told him I had enjoyed reading the Tractatus, and I asked him whether he still held the same views that he had expressed twenty-eight years earlier. He remained silent for a long time and then said, “Which newspaper do you represent?” I told him I was a student and not a journalist, but he never answered my question. Wittgenstein’s response to me was humiliating, and his response to female students who tried to attend his lectures was even worse. If a woman appeared in the audience, he would remain standing silent until she left the room. 



Uiteindelijk, tegen het eind van mijn verblijf in Cambridge aan, waagde ik het om hem aan te spreken. Ik zei hem dat ik van de lectuur van zijn Tractatus had genoten, en vroeg of hij nog altijd achter de opvattingen stond die hij achtentwintig jaar eerder had neergeschreven. Hij bleef een lange poos stil en zei dan: “Van welke krant bent u?” Ik zei hem dat ik student was en geen journalist, maar het antwoord op mijn vraag bleef hij schuldig. Wittgensteins reactie was een vernedering voor mij, en zijn houding tegenover vrouwelijke studenten die zijn lezingen wilden bijwonen was zelfs nog erger. Als er in zijn gehoor een vrouw verscheen, dan bleef hij stilzwijgend rechtstaan tot zij het lokaal verlaten had.
.

17 oktober 2012

Frans en Engels zijn onvertaalbaar

.
De sinoloog Simon Leys had ik al vaak gelezen in The New York Review of Books, want Leys schrijft in spits en grappig Engels over alles en nog wat, en pas heel recent ben ik hem in het Frans beginnen te lezen, zijn moedertaal. Hij is nog sterker in het Frans.

Mijn neiging om van puur plezier een paar stukken uit zijn essays over te tikken, moet ik bedwingen maar soms doe ik het toch. Iedereen kent de uitspraak van Kipling: A woman is a woman, but a good cigar is a smoke. Onverbeterlijk, onvertaalbaar Engels. Onze auteur vermeldt deze uitspraak niet in zijn essay “Les cigarettes sont sublimes”, maar hij leert ons wel dat lang vóór Kipling, Balzac krek hetzelfde heeft gezegd, in onvertaalbaar Frans.

Leys had op een bepaald moment het plan opgevat om een hymne te schrijven die steun moest verlenen aan het moreel van de arme en vervolgde sigarettenrokers. Hij heeft die hymne nooit geschreven, maar hij verklapt ons in zijn bundel “Le bonheur des petits poissons” (2008, Éditions Jean-Claude Lattès) wat er allemaal ter sprake zou zijn gekomen. En hij citeert Balzac: Rappelez-vous par exemple, dans La Fille aux yeux d’or, après que le jeune Marsay réussit finalement à obtenir les faveurs de la mystérieuse et insaisissable «fille aux yeux d’or», au terme d’une enivrante nuit de passion, il quitte au petit matin la demeure de la belle et, une fois dans la rue, il allume un cigare; il en exhale une longue bouffée et soupire : «Voilà au moins ce dont un homme ne se lassera jamais !»

Ik heb nog maar twee Franse essaybundels van Leys gelezen, maar aangezien hij er tien of vijftien gepubliceerd heeft, boezemt de komende winter mij weinig angst in.


10 oktober 2012

De wetenschap moet nu aan het woord komen

.
Na de reeks analyses van peilingsresultaten die we de jongste weken hebben mogen horen en lezen, en die allemaal samen onder de sterrenwichelarij thuishoren, kunnen wij vanaf maandag –misschien zondagavond al– eindelijk weer afgaan op de degelijke bevindingen van de wetenschap. Op de bevindingen namelijk van de psefologie.

Pas van dan af inderdaad, zullen wij de resultaten kennen van het afgelopen psefisme (ψήφισμα), nochtans de enige échte peiling, zoals alle journalisten en alle politici ons herhaald verzekerd hebben, en na welke mededeling zij telkens weer een bezadigde en wijze blik op ons richtten.

De Dikke van Dale helaas verklaart het begrip psefisme niet, noch de wetenschap der psefologie. De nog dikkere Oxford English Dictionary doet dat gelukkig wel: 

PSEPHOLOGY pronunciation: /sɛˈfɒlədʒi, sɪ-/ noun [mass noun]: the statistical study of elections and trends in voting. 
PSEPHISM: (1656) vote, problably with pebbles (ψήφος), esp. of the Athenians. 

Het Engels kent nog wel meer termen, en onze journalisten zouden er meen ik goed aan doen om enkele ervan van buiten te leren. Het kan hun analyses nooit kwaad berokkenen. 

PSEPHOLOGIST: a political scientist who specializes in the study of elections. 
PSEPHOGRAPH: a machine used for the automatic recording of votes. It was invented in the early 20th century by a young Italian, Signor Boggiano, to thwart ballot box stuffing. 

De OED vertelt ons verder dat Dr. David Butler, zelf Oxonian, de term psephology in 1952 bij wijze van grap heeft bedacht, op aanstoken van zekere R.B. McCallum.
Ik denk dat we nog veel grappige psefologische analyses mogen verwachten.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html