Waarover men beter niet spreken kan
.
Volgens zijn eigen dictum zou ik over de filosoof Wittgenstein moeten zwijgen, want ik heb van de man niets gelezen. Ja, “wovon man nicht sprechen kann, darüber muß man schweigen” kan ik uit mijn hoofd zeggen, zoals elke lapzwans over gebakjes zal beginnen als hij je een wijsheid uit zijn ongelezen Proust wil meegeven.
Proust heb ik ook niet gelezen, en hij komt hier verder niet ter sprake, maar ik kan hem niet hebben, en Wittgenstein al evenmin, en dat komt door de slechte vrienden van die twee, die altijd zo hoog van hen opgeven.
Ik bleef op het rechte pad die dag, niet uit morele overwegingen maar omdat die ene zin van Wittgenstein –de slotzin die ik net citeerde, en waar onvermijdelijk mijn oog op was gevallen– mij grondig tegenstond. Uitgerekend deze Ludwig dacht ik, kon blijkbaar wél nog iets zeggen over “wovon man nicht sprechen kann”.
Ik plaatste zijn boekje met een zeker dedain terug en daar hield het voor mij op, al neem ik grif aan dat anderen dit probleempje lang voor mij al hadden opgemerkt, en dat zij het intussen verklaard hebben en weggewerkt onder weer nieuwe diepzinnigheden. Wellicht had ik het allemaal niet goed begrepen, ik wil ook dat gerust aannemen, echter: mij verder erin verdiepen doe ik niet.
Maar mijn juveniele filosofische bezwaren gelaten voor wat ze zijn, wat ik net lees in The New York Review of Books bracht mij toch aan het schrikken.
.
Aan het woord is Freeman Dyson, Nobelprijs natuurkunde, die een boek bespreekt – bij de NYRev strekt het tot aanbeveling als een recensent eerst een Nobelprijs kan voorleggen, en het mag zelfs de prijs voor de Vrede zijn, men is daar niet kinderachtig in.
Wat Dyson ons meedeelt, is dat hij als student in Cambridge ooit aan Wittgenstein, die een verdieping boven hem woonde, een vraag stelde en daar geen antwoord op kreeg. Dat mogen we misschien nog als een logisch gevolg van zijn dictum beschouwen, maar wat Dyson daarna vertelt is van een andere orde.
Ik zou aan mijn vrouwelijke lezers willen vragen dat zij haar blikken nu even afwenden, en misschien dat boek over de vele tinten grijs weer ter hand nemen, want wat volgt is onaangenaam:
Finally, toward the end of my time in Cambridge, I ventured to speak to him. I told him I had enjoyed reading the Tractatus, and I asked him whether he still held the same views that he had expressed twenty-eight years earlier. He remained silent for a long time and then said, “Which newspaper do you represent?” I told him I was a student and not a journalist, but he never answered my question. Wittgenstein’s response to me was humiliating, and his response to female students who tried to attend his lectures was even worse. If a woman appeared in the audience, he would remain standing silent until she left the room.
Uiteindelijk, tegen het eind van mijn verblijf in Cambridge aan, waagde ik het om hem aan te spreken. Ik zei hem dat ik van de lectuur van zijn Tractatus had genoten, en vroeg of hij nog altijd achter de opvattingen stond die hij achtentwintig jaar eerder had neergeschreven. Hij bleef een lange poos stil en zei dan: “Van welke krant bent u?” Ik zei hem dat ik student was en geen journalist, maar het antwoord op mijn vraag bleef hij schuldig. Wittgensteins reactie was een vernedering voor mij, en zijn houding tegenover vrouwelijke studenten die zijn lezingen wilden bijwonen was zelfs nog erger. Als er in zijn gehoor een vrouw verscheen, dan bleef hij stilzwijgend rechtstaan tot zij het lokaal verlaten had.
.
5 opmerkingen:
Deze vrouw mocht zijn lessen wel bijwonen:
http://plato.stanford.edu/entries/anscombe/
U denkt zich allicht te 'herinneren' dat Freeman Dyson de Nobelprijs voor natuurkunde gewonnen heeft, maar dit blijkt noch uit zijn Wikipedia-bladzijde, noch uit de website van het Nobelcomité.
Check and double check ...
Ik moet Dyson even verward hebben met Richard Feynman, of met Steven Weinberg, of met een van die vele andere Nobelprijswinnaars die in de NYRev schreven of schrijven.
Bij elk artikel geeft de redactie een korte schets van de auteur ervan, en hieruit blijkt dat Dyson inderdaad een simpele natuurkundige is, die het zonder die prijs moet stellen, zoals ik in een terzijde dacht te mogen zeggen:
Freeman Dyson has spent most of his life as a professor of physics at the Institute for Advanced Study in Princeton. He was born in England and worked as a civilian scientist for the Royal Air Force during World War II. He came to Cornell University as a graduate student in 1947 and worked with Hans Bethe and Richard Feynman, producing a user-friendly way to calculate the behavior of atoms and radiation. He also worked on nuclear reactors, solid-state physics, ferromagnetism, astrophysics, and biology, looking for problems where elegant mathematics could be usefully applied.
He is a fellow of the American Physical Society, a member of the National Academy of Sciences, and a fellow of the Royal Society of London.
Correcte opmerking dus van deze anonieme lezer.
"...lang verdwenen boekhandel aan de Ajuinlei in Gent". Bedoel je de Marnix? Die boekhandel was donkerrood, en verkocht in de jaren zestig Mein Kampf, het lag in stapeltjes op de vloer, voor drie keer niks. Ik heb nog altijd spijt dat ik er geen gekocht heb, want nu is dat boek nergens meer te koop. Het is nauwelijks te pruimen, maar wat een document!
Dat kleine gele boekje van Reclam heb ik ook, en is beter te pruimen, als je met de meneer wilt meedenken. Maar als er een verschil is in mannelijk en vrouwelijk denken, dan zat Wittgenstein wel geheid in zijn ivoren toren. Ik ken weinig vrouwen, behalve Hannah Arendt en Simone de Beauvoir, die een naam hebben in de West-Europese filosofie. Of die van de wereld. Het haantjesgedrag beperkt zich niet tot de politiek.
natuurlijk de Marnix, beste Marjorie. Ik kocht er ooit het boekje van Mao, niet gepikt, echt waar gekocht, en helaas nooit gelezen. Dat je daar Mein Kampf kon kopen wist ik niet meer, maar ik zie ook geen enkel bezwaar: boeken, ongeacht hun inhoud, en hoe vervelend ook, mogen altijd verkocht worden.
Een reactie posten