Le Bruit des Bottes
Gesprekken over het weer zijn interessant, en dat is maar goed ook want in het dagelijks leven komen ze dagelijks voor. Ook in de literatuur wordt vaak iets gezegd over het weer, meestal in beschrijvingen en sfeerscheppingen, maar goede beschouwingen over dat onderwerp zijn meen ik toch zeldzaam. Simenon schrikt daar niet voor terug.
Op een ochtend vraagt Maigret zijn vrouw, terwijl ze de gordijnen van de slaapkamer opentrekt, of hij niet blij is met het weer, want er was sneeuw gevallen die nacht en dat was toch plezieriger dan die regen altijd.
Op dat moment neemt de verteller, ik vermoed Simenon zelf het woord:
Au fond, peu importait à Maigret que ce fût gai ou non. Il aimait tous les temps. Il aimait surtout les temps extrêmes, dont on parle le lendemain dans les journaux, les pluies diluviennes, les tornades, les grands froids ou les chaleurs torrides. La neige lui faisait plaisir aussi, parce qu’elle lui rappelait son enfance, mais il se demandait comment sa femme pouvait la trouver gaie à Paris, ce matin-là en particulier.
[Eigenlijk kon het Maigret weinig schelen of het nu aangenaam weer was of niet. Hij hield van om het even welk weer. Vooral hield hij van extreem weer, waarover de dag daarop in de kranten gesproken werd, stortvloeden, tornado’s, grote koudegolven of verzengende hitte. Sneeuw deed hem ook plezier, want ze deed hem denken aan zijn kinderjaren, maar hij vroeg zich af hoe zijn vrouw sneeuw in Parijs plezierig kon vinden, die ochtend in het bijzonder.]
Maigret is een jongen van de buiten namelijk, waar sneeuw wit blijft.
Ja, Simenon is een groot schrijver, vooral als hij banaliteiten vertelt die de lezer zelf ook wel weet, zodat die zich op zijn gemak voelt in zijn warme fauteuil. Maar laten we het over iets anders hebben dan over het weer.
Moet een schrijver aan morele maatstaven voldoen? En als hij dat niet doet, mag hij dan gepubliceerd worden? of liever: zou hij vandaag nog makkelijk gepubliceerd raken? Livre de Poche drukt Simenon, La Pléiade ook. En Houllebecq wordt er ook gedrukt. In Frankrijk dus wel, maar hier bedoel ik.
Simenon schreef soms dingen die, ik wed geen enkele uitgever hier zou willen als ze van een nieuwe, onbekende auteur kwamen.
Iemand die schrijft over het stinkende jodenkwartier in Parijs? En gewoonlijk zijn joden in de Maigrets ook nog eens bedriegers. Of iemand die over homoseksuelen schrijft zoals Simenon het doet?
Eerst had de commissaris nog wat papieren doorgenomen die zijn ondergeschikten in beslag genomen hadden, en dan bekijkt hij de ondervraagde, een dichter en morfinist, en daarbij nog homoseksueel ook constateert Maigret plots:
Il les feuilleta. C’étaient des poèmes, plus exactement des phrases sans suite sorties du délire d’un intoxiqué.
[Hij doorbladerde ze. Het waren gedichten, of juister gezegd onsamenhangende zinnen voortgekomen uit de waan van een verslaafde.]
Na deze beschouwing van Simenon over moderne poëzie, begint de echte ondervraging:
La comtesse était ta maîtresse?
–Elle était ma protectrice.
Il prononçait ces mots avec la voix, l’accent d’un pédéraste.
[De gravin was je maîtresse?
–Ze was mijn beschermster.
Hij sprak die woorden uit met de stem, het accent van een pederast.]
Tu es pour hommes?
Au fond, comme toutes les tapettes, il en était fier, et un sourire involontaire se dessina sur ses lèvres trop rouges. Qui sait si cela ne l’émoustillait pas de se faire houspiller par de vrais hommes?
Tu ne veux pas répondre?
–J’ai des amis.
Mais tu as des amies aussi?
–Ce n’est pas la même chose.
Si je comprends bien, les amis, c’est pour le plaisir, et les vieilles dames pour la matérielle.
–Elles apprécient ma compagnie.
Tu en connais beaucoup?
–Trois ou quatre.
Elles sont toutes tes protectrices?
Il fallait se contenir pour parler de ces choses-là d’une voix ordinaire, pour regarder le jeune homme comme son semblable.
[Je bent voor de mannen?
Eigenlijk, zoals alle flikkers, was hij daar trots op en onwillekeurig kwam er een glimlach over zijn te rode lippen. Wie weet prikkelde het hem niet dat hij eens aangepakt werd door echte mannen?
Je wil niet antwoorden?
–Ik heb vrienden.
En vriendinnen ook?
–Dat is niet hetzelfde.
Als ik het goed begrijp, dan zijn de vrienden voor het plezier, en de oudere dames voor het gerief.
–Ze stellen mijn gezelschap op prijs.
Ken je er veel?
–Drie of vier.
Allemaal beschermsters?
Hij moest zich inhouden om op een normale toon over dergelijke zaken te spreken, en om in de jongeman een medemens te zien.]
Ou bien tu vas parler tout de suite, ou bien je vais te coller à l’ombre pour un bon bout de temps. Et ce ne sera pas avant d’avoir laissé mes inspecteurs s’expliquer avec toi.
–Vous voulez dire qu’ils me frapperont?
Ils feront ce qu’ils auront envie de faire.
–Ils n’en ont pas le droit.
Et toi, tu n’as pas le droit de salir le paysage.
[Of je spreekt nu meteen, of ik breng je voor een flinke poos in het lommer onder. En dat zal niet zijn zonder dat ik mijn inspecteurs eerst een onderhoud met je laat hebben.
–U bedoelt dat ze me zullen slaan?
Ze zullen doen zoals het hun zal believen.
–Dat recht hebben ze niet.
En jij hebt niet het recht om het landschap te bezoedelen.]
Opvallend is ook dat Maigret de verdachte niet vousvoyeert, wat hij nochtans altijd doet bij ondervragingen, tenzij hij een bijzondere verachting voelt.
Julian Barnes, de man van Flaubert’s Parrot, schreef in de TLS een schitterende appreciatie van Maigret en Simenon. Maigret heeft zijn eigen moreel kompas zegt hij, niet geheel onterecht zoals we zagen. De commissaris dringt bijvoorbeeld huizen binnen zonder huiszoekingsbevel, gebruikt ook “more traditional police methods, such as beating a suspect up”, meer gewone politiemethodes, zoals een verdachte afrossen. Over joden of homoseksuelen spreekt Barnes niet.
Nochtans doet Maigret dat meer dan eens, ook in andere verhalen, en zeker in die van de dertiger jaren. En zoals Madame Bovary Flaubert is, zo is Maigret Simenon. Maar in die tijd was de domper van de politieke correctheid nog niet geplaatst. Maigret leeft in zijn eigen universum, heel verschillend van het onze, en denkt over alles onbevangen het zijne.
En tot mijn groot plezier besluit Barnes zijn artikel met een verwijzing naar Wodehouse:
Where the larger, outer world has been, is and may be heading does not impinge, any more than it does on, say, the world of Jeeves and Wooster. We enter Maigretland confident that the weather will be extreme, the Inspector will solve a seemingly insoluble crime, and that we shall not need to Google anything.
[Wat er in de wijde wereld allemaal is omgegaan, wat hij is, en waar hij misschien op afstevent, is van geen invloed, zoals ook de wereld van bijvoorbeeld Jeeves en Wooster er onberoerd door blijft. Wij betreden Maigretland, erop vertrouwend dat het uiterst slecht weer zal zijn, dat de inspecteur (eigenlijk commissaris, de assistenten Janvier en Lucas zijn inspecteurs) een ogenschijnlijk onoplosbare misdaad zal oplossen, en dat wijzelf niets zullen moeten googelen.]
Maar die geluiden uit de buitenwereld ("le bruit des bottes" zou Laurette zeggen) zijn dan toch niet helemaal onhoorbaar, want in latere Maigrets lees je dingen zoals die hierboven niet meer.
1 opmerking:
Vorm of vent?
Ik kies voluit voor de vorm.
De vent is niet te genieten.
Een reactie posten