25 juli 2015

Paladijnen


Waarom de klassieken lezen? vroeg Italo Calvino zich een halve eeuw geleden af. Die vraag wordt nu niet meer gesteld wegens te elitair en te discriminatoir, maar ik moest er deze namiddag aan denken. Ja, waarom inderdaad?
Misschien hebben sommige lezers het défilé gadegeslagen dat ze elk jaar in Brussel organiseren de éénentwintigste juli. Dan zullen zij ongetwijfeld enkele vertegenwoordigers van een republikeinse partij hebben gezien, die nederig naast hun vorst stonden of zaten. Blijkbaar kun je een derde van de kiezers achter je krijgen met een republikeins programma, en kort daarop door het stof kruipen voor de eerste de beste citoyen Coburg.

Au fond is dit niets speciaals. Jean de La Bruyère wist dat al. En hij mag dan geen klassieke auteur zijn zoals Calvino het bedoelde, geen Griek of Romein, maar hij schreef zijn «Les Caractères» in 1698, en wordt nog altijd gedrukt. Dus toch een beetje klassiek.

Wat lezen we bij hem in het hoofdstuk «De la Cour et des Grands»?
Il n’y a rien qui enlaidisse certains courtisans comme la présence du prince: à peine les puis-je reconnaître à leurs visages; leurs traits sont altérés, et leur contenance est avilie.
Niets kan zekere paladijnen er zo slecht laten uitzien, als de aanwezigheid van de vorst. Nauwelijks kan ik ze van gezicht nog herkennen. Hun trekken zijn veranderd en hun houding is er een van zelfvernedering.

Zij inderdaad kunnen de klassieken beter niet lezen.


Gisteren vergat ik nog zijn volgende paragraaf toe te voegen:

L'air de cour est contagieux; il se prend à V**, comme l'accent normand à Rouen ou à Falaise; on l’entrevoit en des fourriers, en de petits contrôleurs, et en des chefs de fruiterie: l’on peut avec une portée d’esprit fort médiocre y faire de grands progrès.

Hofmaniertjes zijn besmettelijk; je doet ze op in Versailles, zoals in Rouen of in Falaise het Normandische accent; je merkt dat bij foeriers, bij kleine controleurs, en bij de bazen van fruitkramen: met een zeer middelmatig begripsvermogen kom je al een heel end.


14 juli 2015

Over de vrouwen


Het hoofdstuk «Des Femmes», in «Les Caractères» van La Bruyère is kostelijk. Al heb ik nog niet zijn hele werk gelezen, het is kostelijk. Ook al omdat het stamt uit een tijd dat er gewoon nog mannen en vrouwen waren (die zijn er nu gelukkig ook nog, maar je kunt geen gazet meer openslaan of de een of andere nitwitprof of -journalist begint te zeveren over gender, een onderwerp dat elke verdere lectuur of elk verder gesprek onaangenaam of gewoon onmogelijk maakt en dat meestal, of liever noodzakelijk doorspekt is met Amerikaanse lultermen). Dat was in Jean zijn tijd nog niet het geval, en in de eenentachtig paragrafen die hij aan de vrouwen wijdt komt het woord niet voor (“genre” wel, maar dat verstaan we). Dit is zijn eerste opmerking:
Les hommes et les femmes conviennent rarement sur le mérite d’une femme: leurs intérêts sont trop différents. Les femmes ne se plaisent point les unes aux autres par les mêmes agréments qu’elles plaisent aux hommes: mille manières qui allument dans ceux-ci les grandes passions, forment entre elles l’aversion et l’antipathie.

12 juli 2015

Literaire kritiek


De wereld is oud, maar een mens denkt dikwijls dat alles maar echt bestaan heeft sinds zijn eigen geboorte. In zekere zin is dat ook zo, maar neem nu literaire kritiek. Ik lees dat zo goed als nooit, al van bij mijn geboorte niet, maar het bestaat al veel langer.
In Les Caractères (1696) dat ik plots wilde lezen, waarom weet ik niet, schreef La Bruyère iets heel grappigs, over Rabelais, een auteur die nu helemaal geconsacreerd en gesacraliseerd en bijgezet is, maar die toen een onderwerp van gesprek was:

Marot et Rabelais sont inexcusables d’avoir semé l’ordure dans leurs écrits: tous deux avaient assez de génie et de naturel pour pouvoir s’en passer, même à l’égard de ceux qui cherchent moins à admirer qu’à rire dans un auteur. Rabelais surtout est incompréhensible: son livre est une énigme, quoi qu’on veuille dire, inexplicable; c’est une chimère, c’est le visage d’une belle femme avec des pieds et une queue de serpent, ou de quelque autre bête plus difforme; c’est un monstrueux assemblage d’une morale fine et ingénieuse, et d’une sale corruption. Où il est mauvais, il passe bien loin au-delà du pire, c’est le charme de la canaille; où il est bon, il va jusques à l’exquis et à l’excellent, il peut être le mets des plus délicats.

Grotere lof is ondenkbaar, en vooral die "charme de la canaille" vond ik grappig.

8 juli 2015

Klein uittreksel uit de Frankfurter Allgemeine van vandaag


Waarom lees je zulke dingen nooit in onze parochiebladen, DS, DM &c. ?



Hierop moet zich enkel nog de werkelijkheid instellen. In de theorie kun je inderdaad heel wat zaken uitstekend afspreken, maar in de praktijk loopt dat moeilijk en moeizaam. Het begint hiermee, dat in de regel enkel kinderloze gender-onderzoekers geloven dat alle verschillen tussen de geslachten aangeleerd en cultureel bepaald zouden zijn. Maar dat om kinderen te verwekken er nog altijd op de een of andere manier mannen en vrouwen nodig zijn, en dat het daarbij uitsluitend vrouwen zijn die kinderen uitdragen, soms ook verliezen, en ze dan in smart ter wereld brengen, dat weet mogelijkerwijs zelfs de draagmoeder-fan Elton John.

1 juli 2015

Le parapluie de Simon Leys


In “Le parapluie de Simon Leys” (Parijs, 2015, Éditions Philippe Rey), de hommage van zijn vriend Pierre Boncenne aan wijlen Pierre Ryckmans (Simon Leys) staan de prachtigste dingen. Wie niets van Leys gelezen heeft, moet tenminste dit boek lezen. De vele citaten, uit zijn brieven aan Boncenne of zijn boeken, zullen de appetijt opwekken.

Het gaat in Boncennes boek vaak over de tijd toen in Parijs (zoals hier) het maoïsme heel populair was. Maar Leys was sinoloog, en niet enkel dat, hij kende ook Chinees en sprak over dat land «sans être protégé contre la vérité par une bienheureuse ignorance de la langue chinoise.»
Zo iemand werd gewantrouwd in de Parijse linkse salons, aan de universiteit, en op de redacties. Ongeveer, vermoed ik, zoals vandaag echte islamkenners die onder meer klassiek Arabisch kennen, gewantrouwd worden door de ware gelovigen, aan de universiteit, en door de redacties.

Groot verschil met gevierde namen als Malraux, Sartre, de Beauvoir, Peyrefitte, Moravia, Barthes, Badiou en anderen, die wel beschermd waren door hun onwetendheid, en na een tocht (un pèlerinage) van twee weken in dat land, en na een bezoek aan een modelfabriek, een modelschool en een modelboerderij, en na het eten van een canard laqué soms een boek produceerden dat “minstens door zijn volume al respectabel was.”

Leys hield zich bij de dingen die hij in de Chinese pers las:
«Face à la science si impressionnante de ces doctes personnages – les mêmes qui, du reste continuent de nous livrer de puissantes expertises sur tous les fronts – je voudrais simplement proposer ici quelques notes sans conséquence, imitant en cela un peu le rôle de ces augustes du cirque qui amusent un instant le parterre de leur indigentes pirouettes, avant l’entrée des éléphants.»

In het licht van de zo indrukwekkende kennis van deze geleerde figuren – dezelfden trouwens die ons op alle terreinen voortdurend van krachtige expertises voorzien – zou ik hier eenvoudig enkele onbelangrijke aantekeningen willen voorstellen, en zo min of meer de rol imiteren van de Augusten in het circus, die de toeschouwers een momentje verstrooien met hun schamele pirouettes, vóór de entree van de olifanten.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html