Journalistiek met een echt gezicht
Het gaat goed met Le
Monde diplomatique, en directeur Serge Halimi kan schitterende cijfers voorleggen.
Hij deed dat ook, onder de titel: Appeler une
victoire par son nom. Het gaat om echte cijfers, abonnementen (90.456
in december 2016), gedrukte exemplaren (gemidddeld 156.586 in 2016), digitale abonnementen
op hun archief (35.417 eind september 2017) enzovoort. Geloofwaardige cijfers
dus, geen clicks of fantasietjes zoals we die hier kennen. Ze hebben natuurlijk
een groot taalgebied.
Dat blad lees ik al langer dan van gisteren en hun zeven
euro betaal ik elke maand graag. Oneens kun je het zijn, maar je wordt nooit gedegouteerd.
Eigenlijk ken ik geen blad dat ermee te vergelijken is. Het is gedistingeerd. Er
staan geen foto's in, en geen reclame – of het moest zijn voor een boek waar je geen zin in
hebt, of voor een moeilijke intellectuele film die je niet zult gaan zien. Je
wordt als lezer dus niet beledigd.
Zij kunnen het zich bijgevolg veroorloven om de gewone
krantenboeren en hun journalisten op de korrel te nemen. Daarom vertaal ik een grappig
stukje uit het artikel van Halimi:
Tegen de reëel bestaande journalistiek* heeft Le Monde diplomatique niet enkel de akte
van beschuldiging opgesteld (kapitalistische concentratie, pensée unique, ingekapselde burgerlijkheid, verstandhouding en zelfvoldaanheid).
Wij hebben er ook een andere professionele praktijk tegenovergesteld. Onze kritiek
ten laste van de journalistiek, die elke maand te lezen staat, beperkt zich niet
tot de verwerping van de liberale en Europese insteek van zo goed als alle
media. Want onze “confraters” hebben het op den duur begrepen: het diskrediet
dat rust op de lompe politicus die zijn voorgekauwde lesje opzegt, tast de
reputatie aan – en bijgevolg de marktwaarde – van de pers die hem als zijn buikspreker
begeleidt.
De hoofdredacties hebben dan besloten om een nieuwe beroepskracht
naar voren te schuiven, die wij evenzeer verwerpen, namelijk die van de
neutrale reporter, zonder ideologie, “de ontcijferaar”, “de geheimschriftlezer”
aan wie men niets wijsmaakt, die van de ene overtuiging naar de andere fladdert
en voorgeeft zich nooit te engageren.
Zijn vakkundigheid bestaat erin “kleine, echte feitjes”
uit te zoeken, en deze zonder commentaar te presenteren; en een voorkeur te
hebben voor “dingen die hij gezien heeft” (zeker als ze aangrijpend zijn),
eerder dan voor een beargumenteerde analyse van sociale of internationale verbanden;
en in het uitbannen, uit het gebied van de informatie, van ideeën die extreem
bevonden worden, terwijl tegelijk andere ideeën (te weten, de zijne) het alfa en
omega van elk “debat” moeten worden. Op die manier moet het gezoem aanhouden,
en is de fictie van het pluralisme veiliggesteld.
__________
* Halimi speelt natuurlijk met een eertijds vaste uitdrukking: die van het
reëel bestaande communisme, dat evenwel hier en daar verschilde van het theoretische
ideaalbeeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten