14 juli 2018

Met al die nationale feestdagen deze maand...


Oude krantenartikelen lezen is vaak interessant, zeker als ze meer dan een eeuw oud zijn. Bij Doorbraak las u misschien dat stukje van Jules Gheude, onze stem uit Namen, dat ging over de aansluiting van Wallonië (inclusief Brussel!) bij Frankrijk. Een mooi onderwerp voor deze Quatorze Juillet.

Maar het artikel uit The New York Times van 1903 behandelde nog twee andere onderwerpen (zonder tussentitels en dergelijke, gewoon met telkens een nieuwe alinea). Een ervan ging over de bouwlust van Leopold II, en in bredere zin ook over de schaamteloze immoraliteit van de Coburgs. We lazen net dat ook Philippe zeer kostbare verbouwingen aan ‘zijn’ paleis van Laken wil laten uitvoeren, en daarmee toont die kerel zin voor traditie. Lijkt me een onderwerp voor 21 juli.

Het derde onderwerp in de New York Times betrof de hachelijke toestand van de kantklosnijverheid 
(meer iets voor 11 juli of 1 mei), en daar zijn wel kanttekeningen bij te maken, maar leest u eerst het verslag van hun correspondent:

Nieuws uit Brussel
Een pro-Franse partij in de Waalse provincies van België.
Buitenlandse verslaggeving The New York Times.

Brussel, 17 februari. – Onderwerp van de dag hier is het ontslag uit de diplomatieke dienst van graaf Albert du Bois, secretaris van het Belgische gezantschap in Parijs. In een recent werk met als titel «Belges ou Français» bepleitte graaf du Bois de aanhechting van de Belgisch-Waalse provincies bij Frankrijk. Dit leidde tot de onmiddellijke terugroeping van de jonge diplomaat,* en in de Moniteur officiel van gisteren werd aangekondigd dat hij op de lijst van gepensioneerden is gezet.
Dit incident vestigt de aandacht op het feit dat naast de pan-Germanisten, die de annexatie van de Belgische Vlaamse provincies bij Duitsland bepleiten, er in België ook een pro-Franse stroming bestaat die voorstander is afstand van de Waalse provincies aan Frankrijk. Graaf du Bois behoort tot de literair meest begaafde exponenten van het programma van deze partij. Hij stamt uit een welbekende adellijke familie, en het feit dat hij – ook al was hij in Belgische diplomatieke dienst – lucht gaf aan de gezindte van de pro-Franse Walen, is zeker betekenisvol.
De Waalse provincies die de graaf en zijn aanhangers door de Franse Republiek opgeslorpt wensen te zien, zijn Henegouwen, Luik, Namen, Luxemburg, en een deel van Brabant, inclusief de stad Brussel. De totale oppervlakte van dit territorium bedraagt 6000 vierkante mijl, met andere woorden de helft van het Koninkrijk, en met een bevolking van ongeveer 3.000.000. Deze provincies zijn in vele opzichten de schitterendste van België, en omvatten de grote industriële centra van Luik, Namen en Charleroi. Door hun taal, ras, en nationale kenmerken zijn de Walen een Frans volk, en even verschillend van de Vlamingen als de mensen van Massachusetts dat zijn van deze van Mexico.
In de hogere klassen, en graaf du Bois is daar een typische vertegenwoordiger van, bestaat er al langer een tendens ten gunste van die annexatie bij Frankrijk. Tot nu toe echter is er vanwege Waalse schrijvers nog niet openlijk campagne gevoerd voor die zaak. In die zin markeert het boek van graaf du Bois dus een nieuw vertrekpunt, en is het als dusdanig meer dan een voorbijgaande aandacht waard.

In weerwil van de geruchten over zijn nakend aftreden, heeft Koning Leopold nog nooit een grotere activiteit aan de dag gelegd dan nu het geval is. De koning lijkt er bijzonder op gebrand zijn nieuwe bijnaam ‘Léopold le Bâtisseur’ waardig te zijn. Dat blijkt hieruit dat zijne Majesteit tezelfdertijd het kasteel van Laken aan het verbouwen is, een nieuwe koninklijke residentie in Oostende neerzet, zijn domeinen verfraait, nieuwe toevoegingen aan zijn villa in Villefranche** aanbrengt, en in Wenduine een Noorse cottage optrekt voor zijn neef Albert. Dit alles terwijl hij persoonlijk de gang van zaken in zijn groot Afrikaans imperium beheert, en ter bevordering van de Belgische handelsrelaties met China over nieuwe commerciële verdragen onderhandelt.
Alleen al de werken aan het kasteel van Laken zullen 4.000.000 frank kosten. Bedoeling is dat Laken na afwerking het nieuwe Versailles*** wordt, en nu al wordt het zo genoemd. Het vernieuwde paleis zal een theaterzaal hebben die zowel wat afmetingen als wat artistieke pracht betreft op het continent haar gelijke niet zal kennen. Het kasteel van Laken is altijd de voornaamste koninklijke residentie geweest in België. Daar was het dat Napoleon I het plan opvatte voor de Russische campagne. Napoleon schonk Laken aan Joséphine. Koningin Victoria bezocht tweemaal Leopold I in Laken, in 1847 en 1852.

De Minister van Arbeid stelde onlangs een comité aan, dat een onderzoek moet instellen naar de toestand van de kantklosnijverheid in België. De heer Verhaegen, voorzitter van het comité, heeft hieromtrent zopas een bijzonder interessant rapport gepubliceerd. Volgens dit verslag zit de fabricage van kant, ooit zo’n bloeiende nijverheid in Vlaanderen, in een crisis en dreigt ze zelfs volledig teniet te gaan. De twee voornaamste oorzaken hiervan zijn enerzijds de toegenomen competitie van machinaal gemaakte kant, en anderzijds de overdreven hebzucht van de tussenpersonen die verantwoordelijk zijn voor de hongerlonen van de kantwerksters in Vlaanderen. In 1875 bedroeg het totale aantal kantwerksters in het koninkrijk 150.000; in 1900 was dit aantal geslonken tot 47.000.
De beste markten voor Belgische kant zijn vandaag Parijs en New York. Eigenaardig genoeg wordt Vlaamse kant niet geapprecieerd door Belgische vrouwen van de upper class. Alle dure kant wordt in België verkocht aan vreemdelingen. Om de kantindustrie te redden stelt de heer Verhaegen voor dat er door de staat een beschermcomité in het leven wordt geroepen, met als bedoeling een kantklossters-school op te richten waar alle soorten kant zouden gefabriceerd worden, en speciaal die waarvan het maken een verloren gegane kunst dreigt te worden, zoals de Mechelse, die van Valenciennes en van Chantilly. Dit beschermcomité zou voor de leerlingen van de staatsschool alle zakelijke aspecten behartigen voor een verkoop tegen billijke prijzen, en het zou daar van regeringswege een jaarlijkse dotatie voor ontvangen. Volgens het plan van de heer Verhaegen zouden er in de voornaamste Belgische centra en daarbuiten verkooppunten worden ingericht voor deze kant.

De kantnijverheid redden is een nobele taak, maar het ging de heer Pierre Verhaegen ook om andere dingen. Voor linkse publicisten was de hartverscheurende situatie van de kantwerksters een voorbeeld van slavenarbeid, waartegen men in opstand moest komen. Voor anderen was het ‘een heel gezonde, niet bijzonder vermoeiende bezigheid die men bij mooi weer en in de openlucht beoefende.’
Verhaegen stond nog meer voor ogen: dat thuiswerk voor vrouwen moest Vlaanderen behoeden voor moreel verval «la sauvegarde morale des Flandres». Werklust, respect voor traditie en wantrouwen tegen de wereld buitenshuis moesten ervoor zorgen dat de kantwerksters ongevoelig bleven voor revolutionaire verleidingen, «complètement étrangères aux idées de révolte».
De conservatieve partij, de katholieke dus, spande zich flink in voor de kantnijverheid, om zo de vrouwen thuis te houden en hen te beletten zich onder het fabrieksvolk te begeven: «les empêcher d’aller se perdre dans les foules des grandes fabriques.»
Met die aspecten heeft de Brusselse correspondent zijn lezers van The New York Times niet willen vermoeien.

________
* du Bois was inderdaad pas éénendertig.
** In 1902 had Léopold II, die al een groot deel van Cap Ferrat bezat, deze villa voor één symbolische frank gekocht.
*** Encore ce Versailles de Louis XIV, ce chef-d’œuvre si ruineux et de si mauvais goût... (Saint Simon, Mémoires, Tome XII - Chapitre XIX)

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html