16 juli 2018

Bedenk ook eens de koninklijke bastaards, Philippe!*


Nu we bij de Nationale Feestdag in ons koninkrijk alweer een hoop nieuwe baronnen en baronessen mogen begroeten, wellicht wat nieuwe graven en gravinnen ook, ridders, jonkvrouwen enzovoort – de oogst is mij nog niet bekend – is het misschien interessant te lezen wat Louis de Rouvroy, duc de Saint-Simon (1675-1755) in zijn Memoires te vertellen had over zulke carnavalsprinsen.
Eerst heeft hij het over een bepaalde demoiselle die aan het Franse hof voor een schoonheid doorging maar die, zegt Saint-Simon, sluwer was dan mooi. Vervolgens haalt hij de voormalige eerste minister Mazarin aan:

M. Le Prince maakte haast met zijn goedkeuring van haar huwelijk met de zoon van maarschalk de Châtillon, een veelbelovende jongeman die zeer aan hem gehecht was, nog voor die liefde goed en wel zou uitkomen, en hij verleende hem in 1646 een brevet van Hertog.**
Kardinaal Mazarin had dit soort onderscheidingen nieuw leven ingeblazen, die enkel niet-erfelijke eerbewijzen zonder rang zijn. Men kende die onder François I en zijn opvolgers, maar ze waren al enige tijd in onbruik geraakt. Het leek de eerste minister passend ze te bewaren om aanzienlijke figuren te belonen, of mensen die hij aan zich wilde binden. Het was over hen dat hij zei «dat hij zoveel van die hoogwaardigen zou bijmaken dat het beschamend zou zijn er géén te zijn, en even beschamend er wel een te zijn.» Op den duur verleende hij zichzelf een titel, om zijn brevetten aantrekkelijker te maken.
M. de Châtillon, een goede en zachtaardige echtgenoot, die niettemin fel in de mode was, heeft er maar drie jaar het genot van gehad.

Deze man, Gaspard IV de Coligny, 1er duc de Châtillon, stierf namelijk in dienst van de koning een heldendood, une mort héroique, in de slag om Charenton in 1649.
De droefenis van Mme de Châtillon (lezen we elders) werd hierbij «getemperd door de vriendschap die haar echtgenoot koesterde voor Mlle de Guerchy, van wie hij bij elke veldslag een kousenband om zijn arm geknoopt hield.»
Mevrouw zelf overigens had al kort na hun huwelijk haar gunsten verleend aan de hertog van Nemours (die in een duel het leven liet), en later werd ze hertogin van Mecklenburg-Schwerin.

Kijk Philippe, als het zo gaat jongen, met duelleren en sneuvelen en zo, dan zie ik er wel wat in. Maar elk jaar met bakken nieuwbakken edelen aankomen, láát dat.***
_____________________

* Robert Graves signaleerde in 1927 al – in Lars Porsena: Or, The Future of Swearing and Improper Language –  dat in de hogere kringen een uitroep als 'you bastard' een koosnaampje was geworden, en dat ook de naam van God ijdel gebruiken heel gewoon was. Men geloofde niet meer in god of gebod, en beledigen of vloeken werd dus moeilijker. Alleen in de lagere kringen geloofde men nog in afstamming ... maar in Laken zijn ze zoals bekend wat achterlijk.
** Een 'brevet van hertog' was niet hetzelfde als de erfelijke  titel «duc et pair» (benaming die zoals het Engelse 'peer' teruggaat op het Latijnse 'parus'). Deze laatsten hadden het recht om per koets of te paard het Louvre binnen te rijden, de koning noemde hen «cousin», en ze konden telkens als zij dat wensten parlementszittingen bijwonen, waarbij zij tot ergernis van velen hun zwaard niet eens dienden af te leggen. Ook hadden hun echtgenotes een eigen taboeret in de vertrekken van de koningin.
Een «duc à brevet» kwam niet in aanmerking voor zulke dingen, en de duc et pair de Saint-Simon had het niet op die nieuwlichters begrepen.

*** Saint-Simon spreekt in zijn Mémoires over 'la fournée des ducs et pairs de 1663'.  Die woordkeuze werd hem toen niet ten kwade geduid.

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html