Over een vergeten gerecht
Luther, en na hem Heine, hebben aan de bokking aandacht
besteed. Daarop werd hier al gewezen. En ook de stokoude koningin van Engeland misprijst die spijs niet, zoals hier weer bleek.
Maar de grootste, uitzinnigste, grappigste lofzang die ik las komt toch van Joris-Karl Huysmans die in
1874 een poème en prose het licht gaf, met als titel Le Hareng saur. Of ik zijn gerookte haring aannemelijk heb vertaald zult u beoordelen:
Je jurk, o haring, laat het palet van zonsondergangen zien, de patina van oud koper, de gepolijste, bruingouden tonen van corduaan, de sandelhout- en saffraantinten van herfstgebladerte!
Je hoofd, o haring, schittert als een gouden helm en je ogen lijken wel zwarte spijkers, in koperen hoepels gedreven!
Afwisselend temperen en verlichten alle droevige en sombere nuances, alle stralende en vrolijke tinten je schubbenjurk.
Naast het bitumen, de landen van Judea en Cassel, de verbrande schaduwen en groene tonen van Scheele, de bruine van Van Dyck en de Florentijnse bronzen, de tinten van roest en dode bladeren, glanzen in al hun schittering het groenachtige goud, ambergeel, koningsgeel, het gelige rood van oker, chroom, van maartse appelsienen!
O glinsterend-grauwe bewalmde, als ik me in je maliënkolder verdiep, denk ik aan Rembrandts doeken, zie ik weer zijn prachtige koppen, zijn zonbeschenen lijven, zijn fonkelende juwelen op zwart fluweel; zie ik weer zijn stralen van licht in de nacht, zijn slingers van goudstof in de schaduw, zijn zonnen, opkomend onder zwarte bogen!
Ta robe, ô hareng, c'est la palette des soleils couchants, la patine du vieux cuivre, le ton d'or bruni des cuirs de Cordoue, les teintes de santal et de safran des feuillages d'automne!
Ta tête, ô hareng, flamboie comme un casque d'or, et l'on dirait de tes yeux des clous noirs plantés dans des cercles de cuivre!
Toutes les nuances tristes et mornes, toutes les nuances rayonnantes et gaies amortissent et illuminent tour à tour ta robe d'écailles.
A côté des bitumes, des terres de Judée et de Cassel, des ombres brûlées et des verts de Scheele, des bruns Van Dyck et des bronzes florentins, des teintes de rouille et de feuille morte, resplendissent, de tout leur éclat, les ors verdis, les ambres jaunes, les orpins, les ocres de rhu,* les chromes, les oranges de mars!
Ô miroitant et terne enfumé, quand je contemple ta cotte de mailles, je pense aux tableaux de Rembrandt, je revois ses têtes superbes, ses chairs ensoleillées, ses scintillements de bijoux sur le velours noir ; je revois ses jets de lumière dans la nuit, ses traînées de poudre d'or dans l'ombre, ses éclosions de soleils sous les noirs arceaux!
* L'ocre de ru ou de rue: produit que l'on trouve dans les ruisseaux formés par les eaux de lavage des minerais de fer aux environs des mines de fer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten