12 januari 2023

Over chique ziektes


DE TIJD nam uit HET FINANCIEELE DAGBLAD een interview over, met de Nederlandse psychiater Christiaan Vinkers, en hun journalist vroeg: ‘Uw boek gaat over de vraag of burn-out wel bestaat. Hoe kwam u op dat idee?’

Ik begreep geen bal van het hele fenomeen. Al jaren deed ik onderzoek naar de relatie tussen stress en angst, stress en depressie en stress en psychose. Maar als mensen me vroegen hoe het met stress en burn-out zat, begon ik altijd een beetje te mompelen: ‘Tja, dan heb je ook last van ernstige stress.’ In mijn opleiding had ik er nooit iets over gehoord en in de psychiatrie wordt het begrip niet gebruikt.


Inderdaad is het een betrekkelijk recent begrip, gepopulariseerd door de roman A Burnt-out Case van Graham Greene van 1980, over een architect die het allemaal 'niet meer zag zitten’ en naar een leprakolonie in Congo trok.
Verder heeft Vinkers het volstrekt niet begrepen op burn-out coaches, maar nog het mooist vond ik deze uitspraak:

Wat mij opvalt, is dat veel laagopgeleiden de diagnose van een depressie krijgen en hoogopgeleiden die van een burn-out. Ik heb geen direct bewijs, maar het lijkt erop dat de laatste groep daar zelf op aanstuurt. Op depressie rust nog steeds een groot taboe, alsof dat je eigen schuld is. Zeggen dat je een burn-out hebt, heeft soms bijna iets heroïsch. Dan heb je te hard gewerkt.

Nu is er nooit iets nieuws onder de zon en vroeger had je ook chique ziektes die hoofdzakelijk in de hogere klassen voorkwamen. Hier een voorbeeld uit de heel vroege Verlichtingstijd:

Aan Jean Fernel (1497-1558), professor aan de Parijse school voor geneeskunde en auteur van een Universa medicina (1567), mag de ontwikkeling van de theorie der vapeurs worden toegeschreven. Hij ging daarbij uit van Galenus' beschouwingen over de gisting van urine. Voor Fernel heeft de term 'vapeur' een letterlijke en klinische betekenis. De verschillende organen kunnen beurtelings of gelijktijdig geïnfecteerd raken door bedorven uitwasemingen die specifieke symptomen van toenemende ernst bepalen:"Wanneer deze vapeurs de hersenen bereiken, veroorzaken zij nu eens wat men baarmoederdrift noemt, met geraaskal, woede en onbehagen; dan weer wekken ze enkele andere vormen van waanzin op, vol angst en afschuw; of ze veroorzaken een diepe sluimering, waarbij de persoon valt en het bewustzijn verliest." (Pathologie, Jean Fernel, Parijs, 1661).
Het is pas bij Joseph Raulin dat het metaforisch en eufemistisch gebruik van de term 'vapeurs' zich verspreidt in de XVIIIde eeuw. In de tweede helft van deze eeuw werden vapeurs beschouwd als een organische aanleg van vrouwen. "Vapeurs werden een mode onder de chique vrouwen van de wereld; Hunauld, auteur van een Dissertation sur les vapeurs (1756), en Vandermonde in een Essai sur la manière de perfectionner l’espèce humaine (1756), vinden beiden dat de dames een soort voldaanheid etaleren als ze erdoor aangedaan worden. Zo introduceert Hunauld een aparte klasse van vapeurs die hij modieuze vapeurs noemt, waarbij, zegt hij met stelligheid: "op zijn minst evenveel mysteries van het hart spelen als organische aanleg."
Paul Hoffmann,
La Femme dans la pensée des Lumières
Paris, Éditions Ophrys, 1977

Benedetta Craveri geeft dit als voetnoot in:
Madame du Deffand et son monde
Seuil, 1982, p.373

C’est à Jean Fernel (1497-1558), professeur à l’École de médecine de Paris et auteur d’Universa medicina (1567), qu’on peut attribuer le développement de la théorie des vapeurs à partir des considérations de Galeno sur la fermentation des urines. Chez Fernel, le terme «vapeur» a un sens littéral et clinique. Les différents organes peuvent être, à tour de rôle ou simultanément, infectés par des émanations putrides qui déterminent des symptômes spécifiques de gravité croissante : «Quand cette vapeur est parvenue jusqu’au cerveau, tantôt elle fait ce qu’on appelle fureur utérine, avec caquet, colère et inquiétude ; ou excite quelques autres formes de folie, remplies de crainte et d’horreur ; tantôt elle cause un profond assoupissement, qui fait tomber les personnes et demeurer sans aucun sentiment.» (Pathologie, de Jean Fernel, Paris, 1661, p. 498).
Ce n’est qu’avec Joseph Raulin que se diffuse, dans la deuxième moitié du XVIIIe siècle, l’usage métaphorique et euphémique du terme «vapeur». Dans la deuxième moitié du siècle, les vapeurs sont considérées comme étant une prédisposition organique des femmes. «Les vapeurs sont devenues à la mode auprès des femmes du monde; Hunauld, auteur d’une Dissertation sur les vapeurs (1756), et Vandermonde, auteur d’un Essai sur la manière de perfectionner l’espèce humaine (1756), trouvent tous deux qu’elles montrent une certaine complaisance à en être frappées. Ainsi Hunauld établit-il une classe particulière de vapeurs, qu’il appelle les «vapeurs à la mode», dans lesquelles, comme il le dit dans une formule pertinente, «il entre pour le moins autant de mystères du cœur que de disposition des humeurs.»

2 opmerkingen:

Marc Bergmans zei

Met dat Italiaans klinkende Galeno zal wel de arts uit de klassieke oudheid worden bedoeld die wij in het Nederlands normaal Galenus noemen ;-)

Marc Vanfraechem zei

Inderdaad. Ik liet 'Galeno' staan omdat het zo in de Franse tekst staat, terwijl hij daar normaal Galien heet. Heb het gecorrigeerd, merci!

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html