Leipziger Boekenprijs voor Europese Verstandhouding 2006
voor
Joeri Androechovitsj, Oekraïne
Dankrede
Europa, en mijn neurosen
Zeer geachte Dames en Heren,
dit optreden wil voor alles uitdrukking geven aan dankbaarheid. Literatuurprijzen bestaan wellicht enkel daarvoor, dat er in deze wereld wat meer van dit door en door positieve gevoel zou komen. Ik wil dus van deze prachtige gelegenheid en van uw aanwezigheid in deze zaal gebruik maken om nogmaals mijn diepe dankbaarheid tot uitdrukking te brengen, eerst en vooral aan hen die hebben bijgedragen tot het verschijnen in het Duits, van mijn “
Twaalf Ringen” – hartelijke dank gaat hierbij uit naar mijn uitgever en vertaalster. Het is in de eerste plaats hun verdienste dat wij, u en ik, elkaar in deze wereld niet zijn misgelopen. Ten tweede dank ik hen die het boek hebben opgemerkt, en erover hebben geschreven, waardoor het in de Duitse literaire wereld een brede weerklank kreeg – ik ben zonder uitzondering alle literatuurrecensenten diep dankbaar. Ten derde ben ik de eenvoudige lezer ongelooflijk dankbaar (al is in werkelijkheid geen enkele lezer eenvoudig, dus staat u mij toe dit begrip te relativeren).
Zoals gezegd, ik ben al diegenen dankbaar die ik bij mijn talrijke lezingen, in kleine of grote steden in dit deel van Europa heb gesproken en ontmoet, die de zalen hebben gevuld en belangstelling hebben getoond – voor hun aandacht en sensibiliteit, hun lachen, hun vragen en hun potloodaantekeningen in de marge. Maar vanzelfsprekend ook dankbaar aan die lezers – en dat zijn er veel meer – die ik helaas nooit heb ontmoet, ook al kon ik, zo hoop ik toch, ergens ijl de gevoelens opsnuiven die mijn tekst had opgeroepen. Hen allen ben ik verschrikkelijk dankbaar.
Natuurlijk dank ik de stad Leipzig en de stichters van deze prijs – die mij des te kostbaarder is, omdat er in zijn benaming plaats was voor twee begrippen die voor mij sleutelbegrippen waren en zijn: Europa en Verstandhouding. Ik moet de jury daarvoor danken, dat zij mijn inspanningen zo hoog heeft ingeschat en paradoxalerwijze er toe heeft besloten om haar prijs van Goede Verstandhouding toe te kennen aan een werk waarvan het hoofdmotief juist de
onmogelijkheid daarvan is.
Ik dank evenzeer jou daarvoor,
Ingo Schulze, dat jij bereid was om met mij samen rond te reizen, voor je commentaar bij die reis, en omdat jij mijn aandacht hebt getrokken op zaken die ik eerst niet had opgemerkt, ook al keek ik er heel de tijd op.
Van al diegenen onder u die ik zeer dankbaar ben, zou ik de opsomming eindeloos verder kunnen zetten – want vandaag koester ik zeer grote dankbaarheid.
Maar net die dankbaarheid kreeg ook flinke deuken. Op de 20 februari 2006 verscheen er in „
Die Welt“ een interview met de heer
Verheugen – en voor hen die de zaken niet zo op de voet volgen, dit terzijde – dat is een van de vice-presidenten van de Europese Commissie; zeggen dat het hier een officiële persoon betreft zou een onderschatting zijn – hij is een superofficiële superpersoon. Op vragen van journalisten naar de toekomst van het Verenigde Europa gaf hij ten antwoord:
over twintig jaar zullen alle Europese landen EU-lid zijn – met uitzondering van de opvolgstaten van Sovjetunie die op dit moment nog geen lid zijn.
Op mij heeft die uitspraak van mijnheer Verheugen een verwoestende werking. Alweer mag ik mijn hoop opbergen en krijg ik verlof om alles te zeggen wat mij op het hart ligt. Wellicht is dat onwaardig, en wellicht ontsnappen mij nu geen dankbaarheden maar enkel beledigingen. Wellicht, of beter gezegd heel zeker, bent u niet het publiek dat dit verdient, en het is hier evenmin de juiste plek om uw aandacht op dit drama te vestigen. Maar ik moet eenvoudigweg hierover spreken, en als ik dit niet deed dan was ik niet oprecht tegenover u.
Dat elke andere toekomst, waar al mijn hoop en inspanning op gericht was, nog maar eens werd weggeveegd, die omstandigheid lijkt mij reden genoeg voor een soort neurose.
In december 2004, op dat wonderlijk moment tussen de voltrekking van onze oranjekleurige revolutie en de herhaling van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen, kreeg ik de kans om in Straatsburg voor Europarlementsleden te spreken. De kern van mijn boodschap bestond hierin dat ik hen smeekte, en met hen heel de Europese gemeenschap, om een bepaald, vervloekt land te hulp te komen, zodat het zichzelf kon redden. Ik vertelde hen, wat ikzelf min of meer van hen wilde horen: dat Europa op ons wacht, dat het zonder ons niet rond raakt, dat het slechts kans op slagen heeft en volledig is, met Oekraïne erbij. Vandaag is definitief duidelijk dat ik om teveel heb gesmeekt.
Sinds die tijd zijn er 15 maanden verstreken, en twee derden daarvan heb ik hier bij u doorgebracht. Met andere woorden – en ik veroorloof mij om sarcastisch te worden – in Europa. In die periode heb ik dozijnen interviews, open debatten, ronde tafels en weer dozijnen lezingen afgewerkt. Bij mijn optredens was ik zo goed als exclusief de hervertolker van één enkele, eigenlijk niet eens zo onzinnige gedachte –
ook wij wonen in Europa.
Deze laatste vijf woorden zijn een citaat, en zij werden op het eind van de 19
de eeuw, honderd en tien jaar geleden dus uitgesproken. Met deze woorden wilde de publicist, essayist en vertaler
Iwan Franko de aandacht van de bewuste Europeanen vestigen op de onverdraaglijke buitenstaanderpositie van de Oekraïners in Galicië, en van de Oekraïners in het algemeen. Het is een zeer pijnlijke formulering, luistert u goed:
ook wij wonen in Europa. Een eenzaam roepende in de woestijn.
Dat is honderd en tien jaar geleden, maar de noodzaak om deze kreet te hervertalen bestaat nog steeds – zij is er veeleer nog groter op geworden. Ik heb dus gepoogd om bij elke gelegenheid daarover te spreken, want uw hulp aan dat vervloekte land, in welks taal ik schrijf en mij uitdruk, is wat mij betreft levensnoodzakelijk. En, zo fantastisch zwaar zou het niet vallen om die hulp te bieden. Zij kon louter hierin bestaan:
niets uit te spreken dat de hoop doet sterven.
Er is gebleken dat al mijn vele tussenkomsten vergeefs zijn geweest. Wellicht heb ik onvoldoende duidelijk en te zacht gesproken. De Europese Verstandhouding heeft
geen doorgang gevonden.
In de plaats kwam wel de
visumkwestie. Het komt dus ook in Europa voor: om verkiezingen te winnen is elk middel goed. In dit geval – massieve aanvallen van rechtse politici op hun tegenstanders, waarbij geen van de kampen te grote verliezen moest verwerken; zelfs hebben zij na deze wederzijdse aanvallen gezamenlijk een regering gevormd. Enkel een derde partij leed in dit geval verliezen, en daar was tenslotte niet veel aan verloren – de Oekraïense gemeenschap, die nu voor lange jaren in het doorsnee Duitse onderbewustzijn een rood waarschuwingssignaal zal laten oplichten. En even betreurenswaardig is het – dat aan Duitse kant geen énkele intellectueel zijn stem heeft verheven, die tenminste de logica van deze hele campagne in vraag had kunnen stellen. Geen auteur, filosoof of wetenschapper die gewoon luidop zou hebben betwijfeld of de Oekraïense gemeenschap dan werkelijk exclusief bestond uit misdadigers en sletten die allen het sacrale Schengengebied willen binnendringen, om daar de welstand en de veiligheid van de oud-ingezetenen te bedreigen.
Natuurlijk zal ik met plezier honderdmaal diegenen onder u om vergiffenis vragen die mij zeggen dat ik iets over het hoofd heb gezien, en dat die stemmen wel degelijk hebben geklonken. Ik vrees alleen dat ik mij niet zal hoeven verontschuldigen.
Ja, ik heb daarover bericht, maar ik werd niet gehoord. Mijn verblijf hier bij u loopt nu op zijn eind en ik keer terug naar de Oekraïne met geen ander antwoord op mijn belangrijkste vraag, dan het antwoord dat de heer Verheugen zo ondubbelzinnig heeft gegeven.
Wellicht is het u opgevallen – in zijn interview duikt het woord “Oekraïne” zelfs helemaal niet op. Daar heet het algemeen: de
opvolgstaten van de Sovjetunie.
Enkel in de Oekraïne heeft zijn uitspraak waarlijk dramatische reacties losgemaakt. Overal tref je haar daar aan – in de hoofdpunten van het televisiejournaal en op internetsites, ze wordt verspreid en becommentarieerd. En dan in de eerste plaats door de politieke revanchisten, de anti-Europese, door Rusland betaalde krachten, bestaande uit diegenen die gisteren aan de macht waren en zich nu de oppositie noemen, al gedragen zij zich bij het vernielen van verkiezingskraampjes en het in brand steken van auto’s van hun politieke tegenstanders nog net als toentijds, volslagen genadeloos en bruut dus zoals toen zij nog aan de macht waren.
Nu al kraaien zij victorie – wat een vernietigende slag voor de president en zijn Europese droom, wat een gelegenheid om uitgerekend met begrippen als
keuze voor Europa, integratie in Europa, en
democratische waarden de spot te drijven!
Ook buiten de grenzen van Oekraïne heerst er vreugde. „Oekraïne op zijn plaats gezet“ is een van de typische titels waarmee het Russische internet ons attaqueert.
Het is nogal duidelijk waarom alles zich precies zo ontwikkelt, zoals het zich ontwikkelt. Helemaal duidelijk aan wie de heer Verheugen heeft gedacht toen hij het begrip opvolgstaten in de mond nam. Landen met een Europese droom, zo is er in de voormalige Sovjetunie maar één. Een jaar geleden geloofde het, net zoals ik, dat zulks begrepen zou worden.
Maar blijkbaar hebben wij, toen wij het wonder waar maakten, in werkelijkheid niets in beweging gebracht.
Het enige wat ons ter vervanging van enig Europees perspectief wordt aangeboden is een soepeler visa-regeling. Als ik het goed heb begrepen dan bestaat die soepelheid uitsluitend uit een soort van afkoopsom ter intentie van de elite, wier vertegenwoordigers men wellicht zal toestaan om een Schengenvisum te bekomen dat 5 jaar geldig blijft. Super! Wat de andere 99% niet-elitaire Oekraïners betreft, behelst deze versoepeling voor hen eerder een complicatie, en wel een onoverbrugbare complicatie. Om hen af te schepen worden er dubbel dure types van visadocumenten ontwikkeld, want er worden zaken in acht genomen – hoe heet dat ook weer? – biometrische data. De Europese Unie kiest duidelijk voor een Bush-achtige manier van zelfbescherming: ze eist vingerafdrukken. Ja, vingerafdrukken – zoals dat ook passend is voor de misdadigers en hoeren van deze wereld! En die visa-kwestie is een blijvertje, het
cordon sanitaire wordt versterkt en uitgebouwd. Wat er plaats heeft is precies het omgekeerde van wat ik zo had gehoopt. Precies het tegendeel van Europese Verstandhouding. Helaas zal ik, zeer geachte Dames en Heren, met ingang van het jaar 2007 geen van uw uitnodigingen nog kunnen aannemen. Omdat ik mij nimmer bereid zal verklaren om mijn vingerafdrukken af te geven. Vermoedens van schuld bevallen mij niet zo, en ik ben niet van plan om ze in ontvangst te nemen. Maar vat u dit alstublieft niet op als een dreiging: ik besef heel goed dat mijn berusting eerder voor mij dan voor u een verlies betekent. Of misschien toch voor ons allen?
Eigenlijk verlang ik niet zoveel: dat de Oekraïners ongehinderd naar Europa kunnen reizen. Misschien wel enkel omdat zij Europeanen zijn. Dat bijgevolg het artikel 13 van de Algemene Verklaring van de Rechten van de Mens ook op hen van toepassing zou zijn, al was het maar omdat ook zij mensen zijn, zelfs diegenen onder hen die acht vingers bezitten en een derde oog op hun buik. Dat zij eenvoudig in de auto kunnen stappen, of op de trein of de fiets, en naar het Westen reizen, volkomen legaal en naar goeddunken. Zij komen niemands stad verwoesten, en vernietigen niemands standbeelden, gelooft u mij. Niet eens uw arbeidsmarkt komen zij ruïneren, dat is toch volslagen onzin – te denken dat zij iemands arbeidsmarkt zouden kunnen ruïneren!
Ondertussen bekruipen mij meer en meer kwade voorgevoelens en vermoedens. Ik weet dat die, zacht gezegd tactloos zijn, maar ik mij er niet van ontdoen. Om een voorbeeld te geven: wellicht is Europa gewoon bang? Wellicht is het bang voor Europa, voor zichzelf? Wellicht sluit het zich voor ons af, juist omdat wij zijn eigen waarden zó ter harte hebben genomen, dat het onze eigen waarden zijn geworden? Omdat het zelf namelijk al een poos geen voeling meer heeft met die waarden? En omdat ten gronde zijn eigen doel nog enkel is – zichzelf niet te veranderen. En het juist die onmacht om zichzelf te veranderen, heimelijk als hoogste waarde koestert?
Hooggeachte dames en heren, beste vrienden, mag ik u vandaag allen samen uitnodigen om mijn medeplichtigen te worden, tegen deze onmacht? Misschien bestaat Europa inderdaad voor 99% uit Verheugens, maar niets kan mij beletten om aan dat laatste percent te blijven geloven. Te weten dat het bestaat is voor mij van groot belang. Hoe dan ook moet ik weer van vooraf aan beginnen. Ik moet mij ermee verzoenen dat mijn vorige romans simpelweg slecht zijn – en aan een nieuwe beginnen. Ik moet blijven geloven dat, zelfs met die genoemde 99%, het schrijven van boeken niet enkel de wereld, maar ook Europa kan veranderen.
Ik moet, tegen alles in, trots zijn – en misschien hebben jullie mij niet goed kunnen horen en niet echt verstaan, maar jullie hebben het niettemin geprobeerd. Vanzelfsprekend dank ik u ervoor dat mijn convulsieve motoriek, en mijn niet zeer overtuigend gesticuleren toch op uw aandacht mochten rekenen. Nog het meest dank ik u voor deze gelegenheid – waarbij ik u voor de eerste keer kon toespreken met alle bittere openheid, die zich in de afgelopen 15 maanden tussen Straatsburg en Leipzig in mij had opgehoopt.
Deze tekst werd naar het Duits vertaald door Sabine Stöhr, en ik heb weer die Duitse versie haastig vertaald, ik kijk hem nog wel eens na maar hij was te belangrijk om hem een dag te laten rusten: hier wordt namelijk aangetoond wat een kereltje als deze Günter Verheugen (knecht van Amerika, vriend van Tayyip Erdoðan, en Europese schijtluis zonder de minste democratische legitimatie) mag aanrichten. Ach ja, democratische legitimatie dat is in de EU toch nooit een punt geweest? Daar staan wij EU-burgers toch niet op?