Laat ons ons eten niet bederven en over iets anders klappen
.
Dat moet De Gucht gedacht hebben toen hij volgende vraag kreeg van Filip Roegiers, in het grote interview vandaag in De Morgen, pp. 61-3:
"De rechter zegt inderdaad duidelijk dat er een dag en een nacht verschil is tussen wie kritiek uit op de multiculturele samenleving en wie systematisch 'de andere' stigmatiseert.
[even maar: ik neem aan dat de journalist niet bedoelt dat er telkens de tijdspanne van een volledig etmaal zit tussen die beide houdingen. Wellicht mismeestert de man hier een Nederlandse uitdrukking en bedoelt hij “een verschil van dag en nacht”, een heel groot verschil dus, zoals tussen het licht en de duisternis. Bon, we moesten hem daarvoor misschien niet onderbreken]
Maar soms is de grens vaag. Ayaan Hirsi Ali wordt door haar tegenstanders wel eens verweten dat ze in de Nederlandse samenleving meer tot polarisatie dan tot verzoening heeft bijgedragen. […]"
Inderdaad, die grens is vaag, maar de vraag is duidelijk. Het antwoord zou dat ook kunnen zijn, zeker van iemand die het niet gewend is om een blad voor de mond te nemen, zoals je altijd weer leest. Maar wat blijkt? Karel De Gucht kent Ayaan Hirsi Ali niet. Een blauwe toppolitica uit een buurland en meneer kent die vrouw niet! Wel heeft hij een oordeel over haar film, maar verder moet hij passen:
"Ik vind die vergelijking ongelukkig. Ayaan Hirsi Ali ken ik onvoldoende om mij uit te spreken over de vraag wat die mevrouw drijft: komen haar kritische uitlatingen voort uit politiek opportunisme of uit een diep ingewortelde overtuiging? Submission, de film die ze met Theo van Gogh maakte, vond ik nodeloos provocerend voor de moslimgemeenschap. Maar ik oordeel niet over mensen die ik niet ken."
Eigenaardig is dat De Gucht hier weigert te antwoorden op een vraag ...die niet gesteld werd. Hij begint gemakkelijkheidshalve over een al dan niet bestaande "diep ingewortelde overtuiging", maar de vraag ging over het maatschappelijk effect van Ayaan Hirsi Ali's optreden, niet over haar innerlijk. Doorzichtig truukje, intellectuele lafheid.
De stellingen van Hirsi Ali aanvallen, die tenslotte niets meer zijn dan de klassieke liberale leer maar dan in zijn moeilijke consequenties doorgedacht, dat kan hij niet, dat ligt boven zijn harrypotterkrachten. Maar het alternatief: haar misschien moeten bijtreden in haar analyse van de islam, is binnenlands-politiek voor hem onbruikbaar. Dus zegt hij met benepen stem: ik ken die vrouw niet.
Eerder in het interview haalde hij Mattheüs 12,30 aan: Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; [en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit].
Guitig, maar ik zou onze Petrus De Gucht willen aanraden om een begonnen boek altijd plichtsbewust uit te lezen. Hij zal dan wél op het volgende vers stuiten: Mattheüs 26,74
Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren. Ik ken den Mens niet. 75 En terstond kraaide de haan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten