263 jaar geleden werden delinquente jongeren nog anders opgevangen
.
Een zeventienjarige Venetiaan, doctor in beide Rechten, die wellicht enkele meubelstukken te gelde had gemaakt die hem strikt genomen niet toebehoorden, en die ten tweede onterecht werd beschuldigd van een homo-erotische activiteit, wat voor een "abbé" –hij heeft de lagere wijdingen ontvangen– vanzelfsprekend volstrekt verboden was, wordt opgesloten in een fort even buiten de stad. De majoor, commandant van het fort, spreekt hem toe (ik vertaal vlug, maar de oorspronkelijke Franse tekst staat verderop, en is een stuk charmanter) :
Voor het moment, monsieur l’abbé, zijn mijn orders enkel om u hier in het fort onder arrest te houden, en in te staan voor uw persoon. Als cel geef ik u heel de vesting. U hebt een goede kamer, en gisteren heeft men daar uw bed binnengebracht, en uw koffer. U kunt wandelen waar u maar wenst, en bedenk dan dat, mocht u ontsnappen, u de oorzaak van mijn ondergang wordt. Het spijt mij dat het mijn orders zijn om u slechts tien stuiver per dag te geven; maar als u in Venetië vrienden hebt die u geld kunnen geven, schrijf dan, en vertrouw op mij voor wat de veiligheid van uw brieven aangaat. U kunt gaan slapen, mocht u dat kunnen gebruiken.
Men bracht mij naar mijn kamer, die er mooi uitzag, één hoog en met twee vensterramen die mij een schitterend uitzicht boden. Ik zag mijn bed, dat opgemaakt was, en ook mijn koffer waarvan ik de sleutels bij me had, en die ze niet geforceerd hadden. De majoor had de attentie gehad om mij op een tafel al het nodige schrijfgerei klaar te laten leggen. Een Slavonische soldaat kwam mij beleefd zeggen dat hij me ten dienste zou staan, en dat ik hem kon betalen wanneer ik de mogelijkheid daartoe zou hebben, want iedereen wist dat ik maar tien stuivers had. Na een lekkere soep gegeten te hebben sloot ik mij af en ging in bed liggen, waar ik negen uur heb geslapen. Toen ik weer op was, liet de majoor mij inviteren voor het souper. Het ging allemaal nog zo kwaad niet zag ik.
Ik vervoeg mij bij deze keurige man, die ik aantref in groot gezelschap. Hij heeft mij eerst zijn vrouw voorgesteld en vervolgens noemde hij mij alle andere aanwezigen op. Een aantal militaire officieren waren het, op twee na, waarvan één de aalmoezenier van het fort, en de andere een muzikant van de San Marcokerk, Paolo Vida van naam, wiens vrouw de zus van de majoor was, jong nog, en haar man had haar in het fort ondergebracht omdat hij jaloers op haar was, en al wie jaloers is zit in Venetië in een slecht parket. De andere vrouwen daar waren niet mooi en niet lelijk, niet jong en niet oud; maar door hun welwillende maniertjes vond ik ze allemaal interessant.
Ik wil maar zeggen, om onze haastige ministers te troosten die weer à la minute nieuwe regeltjes hebben moeten verzinnen: in dit geval hebben jullie gelijk! Wij kunnen jongeren het inderdaad niet aandoen om, bovenop het feit dat zij van hun vrijheid worden beroofd, hen naar een match van de Rode Duivels te sturen. Zo weinig echte Belgen zijn daarvoor te strikken, en tenslotte gaat het om inburgering.
Actuellement, monsieur l'abbé, je n'ai autre ordre que celui de vous tenir dans le fort aux arrêts, et de répondre de votre personne. Je vous donne pour prison toute la forteresse. Vous avez une bonne chambre, où on a mis hier votre lit, et votre malle. Promenez-vous où il vous plaira, et souvenez-vous, que si vous vous échappez, vous serez la cause de mon précipice. Je suis fâché qu'on m'ait ordonné de ne vous donner que dix sous par jour ; mais si vous avez des amis à Venise qui soient en état de vous donner de l'argent, écrivez, et fiez-vous à moi pour ce qui regarde la sûreté de vos lettres. Allez vous coucher si vous en avez besoin.
On m'a conduit dans ma chambre qui était belle, et au premier étage avec deux fenêtres qui me procuraient une vue superbe. J'ai vu mon lit fait, et ma malle, dont j'avais les clefs, et qu'on n'avait pas forcée. Le major avait eu l'attention de me faire mettre sur une table tout le nécessaire pour écrire. Un soldat esclavon vint me dire poliment qu'il me servirait, et que je le paierais quand je pourrais, car tout le monde savait que je n'avais que dix sous. Après avoir mangé une bonne soupe, je me suis enfermé, puis je me suis mis au lit, où j'ai dormi neuf heures. À mon réveil le major me fit inviter à souper. J'ai vu que cela n'allait pas si mal.
Je monte chez cet honnête homme que je trouve en grande compagnie. Après m'avoir présenté à son épouse, il me nomma toutes les autres personnes qui étaient là. Plusieurs officiers militaires excepté deux, dont l'un était aumônier du fort, l'autre un musicien de l'église de Saint-Marc nommé Paolo Vida, dont la femme était sœur du major, encore jeune, que le mari faisait habiter dans le fort à cause qu'il en était jaloux, car à Venise les jaloux se trouvent tous mal logés. Les autres femmes qui étaient là n'étaient ni belles ni laides, ni jeunes, ni vieilles; mais leur air de bonté me les rendit toutes intéressantes.
Suivie de textes inédits
Édition présentée et établie par Francis Lacassin
Robert Laffont, 1993, 2002