.
Onderstaand stuk, dat in de Frankfurter Allgemeine van 16 augustus stond, en dat een antwoord is op een brief van de Franse filosofen Glucksmann en Lévy in Libération, laat een andere stem horen dan wat wij in onze eigen afschrijfkranten gewend zijn. Op te merken valt dat deze Lévy niet aan zijn proefstuk was, en dat hij bijvoorbeeld in 1999 de Amerikaanse bombardementen op Europa goedkeurde en er zelfs om smeekte (hierin vanzelfsprekend gevolgd door onze eigen pers). Hij schreef toen een infame brief, gericht aan Régis Debray, die het bestaan had om een genuanceerd standpunt in te nemen ("Adieu, Régis Debray", Le Monde, 14 mei 1999).
Georgië en Rusland
Het gaat, als je deze intellectuelen mag geloven, om mensenrechten, om democratie, om de toekomst van een vrij Europa. Om niets anders. Niet om die pijplijnen die de olie van de Kaspische Zee helemaal langs Iran voeren, niet om een strategische inkapseling van Rusland door het min of meer openlijk infiltreren van de NAVO in de buurstaten. Ook deze keer ontdekken
André Glucksmann en
Bernard-Henri Lévy de humanitaire waarden, net op het moment dat er aan Amerikaanse belangen wordt geraakt. Alleen: daar spreken zij niet van.
Is Georgië in Zuid-Ossetië met het geweld begonnen? De vraag alleen al is „
obsolète”, achterhaald, menen beide filosofen.
Donderdag publiceerden zij in de krant
Libération een manifest onder de titel
„SOS Georgië? SOS Europa!“, gesteld in de alarmistische toonaard die we van hen gewend zijn: tegen elke enigszins doordachte diplomatieke demarche brengen zij het spook van het „
vroegere en huidige fascisme“ in stelling. Ja, de diplomaten betitelen zij – daarbij verwijzend naar een grotesk nevenpersonage bij
Proust – als „
onze Norpois“, wat zoveel wil zeggen als: historische naïevelingen en bakkers van platte broodjes.
Een keerpunt
Op één punt moet men de auteurs bijtreden: er is in de Russische politiek een keerpunt bereikt. Het riskante avontuur van president
Saakasjvili, die in Zuid-Ossetië door middel van geweld een voldongen feit wilde creëren, is mislukt. Rusland heeft aangetoond dat het in staat is tot zelfhandhaving in de regio – of dit nu in de smaak valt bij de Europeanen of niet.
De beide filosofen zien dat anders. Als zij het hebben over de „
autocratie“ van Poetin, dan proberen ze de oude angsten voor een tsarenbewind aan te wakkeren. Rusland moest maar eens uit de
G8 gezet worden, eisen zij, en meteen ook uit de
Raad van Europa. En dan gaat het ineens tóch tegen de Duits-Russische gaspijplijn die langs Polen loopt – zo komt de materiële grondslag alsnog ter sprake!
.„
Durf” moeten we in Europa zien los te krijgen, en scherpzinnigheid. „Anders is het dood.“
De stemmen van Glucksmann en Lévy vinden gehoor in Europa, zo hebben zij bijvoorbeeld in Duitsland de portaalsite „
Perlentaucher“ aan hun zijde. Rusland daarentegen vindt vandaag nauwelijks pleitbezorgers onder de Europese koppen van niveau, en het „Westen“ laat zich als normatief ideaal gelden. Er zijn wel politieke correspondenten en commentatoren met een meer bezonnen oordeel, maar onder intellectuelen domineert de naakte
russofobie.
Alexander Solzjenitsyn is dood, en met hem de enige stem die ook bij westerse geesten mogelijk nog gehoor had gevonden – maar hadden zij niet, al lang voor zijn dood, alles wat van deze grote metafysische nationalist afkomstig was, weggeregeld? Op kop Glucksmann, die zich enorm verdienstelijk maakte bij de verspreiding van de
„De Goelagarchipel“, maar van de latere Solzjenitsyn zich distantieerde. Misschien was
Émile Cioran wel de laatste die, bijna vijftig jaar terug, in zijn essay „
Rusland en het Virus der Vrijheid“ om begrip vroeg voor de Oostelijke grootmacht, en dat deed met filosofische argumenten die ook voor een westerse intellectueel toegankelijk waren. Men moet hem opnieuw lezen, om deze dagen niet versuft te raken.
Anti-Russische neigingen
In Europa is er sprake van een anti-Russisch gevoel. Men dient het te onderkennen, maar niet er zich klakkeloos door te laten imponeren. Dit gevoel is juist in geval van conflict altijd mobiliseerbaar, zoals reeds ten tijde van de
Krimoorlog in de Britse pers de Orthodoxe religie gedemoniseerd werd als zijnde barbaars en achterlijk. Voor de wereldopinie gold het regime van de tsaar toen al snel als „
Vijand van de Mensheid“. En aangezien het een “
nest van de reactie” was, zongen ook
Marx en
Engels een stevig partijtje mee in het anti-Russische koor.
Gelukkig zijn er vandaag ook andere stemmen, ook bij
Libération.
Bernard Guetta, voormalig Moskou-correspondent voor
Le Monde, begint bij de vaststelling dat Saakasjvili in geen geval de enige schuldige is in dit conflict, en dat klinkt al bezadigder. Hij waarschuwt wel tegen een verder doordrijven van de NAVO-perspectieven voor Oekraïne en Georgië – wat Glucksmann en Lévy laatst in de lente nog hadden bepleit in een open brief aan
Angela Merkel.
Deze advocaten van de mensenrechten maken op de duur hun eigen zaak belachelijk, als zij de discussie
over de belangen uit de weg gaan – die van de Verenigde Staten in de eerste plaats, maar ook, nauwelijks nog een geheim, die van Israël. En het past intellectuelen, die de plicht hebben om een kritische balans op te maken, om de nieuwe ordewoorden uit Parijs aan te horen met de nodige scepsis, die hun waarmerk is. En ja, Glucksmann en Lévy zijn beslist intellectuelen. Maar uit hun martiaal manifest spreekt niet de taal van de rede.
.
___________________
Noot van 23 augustus: Dat Bernard-Henri Lévy niet meer is dan een pathologische fabulator, werd hier eerder al beweerd, maar wat naar aanleiding van het artikel in Le Monde verscheen bij RUE89 slaat werkelijk alles. Merkwaardig dat Le Monde zich nog wil laten vangen aan de praatjes van die schertsfilosoof.
.
.