Regeringscrisis in Brussel
Een land dat niet meer bestaat heeft ook geen regering meer nodig. Wordt op die manier het stuk politiek theater tussen Walen en Vlamingen een voorbeeld waar Europa voor de toekomst uit kan leren?
Al meer dan tweehonderd dagen zijn de Belgische politici vergeefs naar een nieuwe regering op zoek. Kan het land ook zonder centrale regering? Is een machtsvacuüm, midden in de financiële en eurocrisis, uitgerekend in Brussel, zomaar losjes verteerbaar? Of springt misschien de monarchie kordaat in de bres? Niets daarvan.
De vervelende situatie dat men in onderling overleg tot een gezamenlijk standpunt moest komen, over de bevoegdheden van de federale staat en de Vlaamse of Waalse landshelften, is ook door de gewiekste compromissenmakers vandaag niet meer te op te lossen. De totale blokkade, die al vaker dreigde, is er nu. Niet enkel grondwetsspecialisten, ook gestaalde Belgische burgers stellen openlijk de vraag waarom een maatschappij nog een stembusgang organiseert, als de gekozenen daar geen werkbare regering mee kunnen vormen.
Tijd voor een democratisch partijtje worstelen
Op de webpagina’s van Belgische kranten zijn bij wijze van uitzondering de Vlaamse en Waalse briefschrijvers het eens: men weet helemaal niet meer waarover men het heeft. “Altijd dezelfde tekst in een eindeloze lus” klaagt een vlijtige, politiek geïnteresseerde lezer van de Franstalige “Le Soir”. In het ter plaatse trappelend ballet van wisselende en toch weer gelijke “informateurs”, “formateurs”, “bemiddelaars”, “verduidelijkers”, die in opdracht van een machteloze koning hun werk doen, wordt de politiek een nachtmerrie vol
déjà vu’s.
Het brute kiessysteem uit
“Asterix in Corsica” lijkt intussen wel een gegeerde utopie voor vele Belgen. Op het stripeiland in de Middellandse Zee gooit men de stembriefjes in een urne, vervolgens breekt er een knokpartij uit, en de sterkste wordt stamhoofd. Zo’n democratische knokpartij zal er wel nodig zijn, wil de hartenwens van laatste vrijdag, van het
Verbond van Vlaamse Ondernemers nog in vervulling gaan: een sterke regering, met een staatshervorming als opdracht, om zo economische slagkracht te garanderen, een begroting in evenwicht te maken, en federale oplossingen te bieden voor de toekomst van de arbeidsmarkt, de werkloosheidsuitkeringen en rentelasten.
Deze vrome wens zal bij veel Belgen enkel op cynisch gelach onthaald worden wellicht. Want de innerlijk verdeelde politieke elite van het land is van dat alles zo ver verwijderd, dat er al sedert lang openlijk wordt beraadslaagd over een definitieve scheiding van de twee landsgedeelten. Bart De Wever –met zijn conservatief-gematigde
“Nieuwe-Vlaamse Alliantie” (N VA) triomfantelijke winnaar van de verkiezingen van de eindeloos lang geleden 13de juni 2010– gaf in interviews de leus ten beste: “Laten we dit België rustig verdampen”. Precies wat aan de gang is.
Een omhulsel, opgesmukt met koninklijke franje
Terwijl de buren zich de ogen uitwrijven bevalt het vooruitzicht op twee nieuwe naties midden in Europa steeds meer vergramde burgers. Maar heeft de historicus De Wever geen gelijk, als hij de Belgische staat, honderd tachtig jaar na zijn stichting voor mislukt verklaart, omdat de kleine helft der van huis uit Franstaligen zich mordicus niet wil afgeven met de Vlaamse meerderheid? Heeft een staat, waarin het Franstalige bevolkingsdeel zich een reusachtig alimentatiegeld laat welgevallen van de Nederlandstaligen, maar intussen wel hun cultuur en geschiedenis ostentatief negeert, niet zijn voortbestaan verspeeld? En, afgezien van zijn symbolen, bestaat dit België nog wel echt?
Wel bekeken draait heel deze touwtrekkerij van de politici sinds de juniverkiezingen om een scheiding in goed overleg: welke bevoegdheden over arbeidsmarkt, justitie, sociale voorzorg,
et cetera kunnen van het federale aan de beide landsdelen overgedragen worden? Na decennia van alsmaar in elkaar geknutselde supercompromissen, komt aan het licht dat van de Belgische staat nog enkel een koninklijk opgesmukt omhulsel overschiet, en de zwaar betoelaagde tweetalige hoofdstad Brussel.
Hoe men er überhaupt moet in slagen om de hoofdstad van Europa –geklemd tussen Wallonië en Vlaanderen, historisch Nederlandstalig en tegenwoordig in hoge mate Franssprekend– nog te besturen, verkeerstechnisch, wat het onderwijs betreft, planologisch – daarover gaan de ingewikkeldste passages van de diverse compromisteksten, die allemaal samen gestrand zijn op de privilegies van Franssprekende gemeenten in Vlaams-Brabant.
Kafkaiaans proza voor een zwak compromis
Hier een uittreksel uit een dergelijk falend compromis, met betrekking op de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde: “Om tegemoet te komen aan de Franstalige wens, die voor de bewoners van de zes randgemeenten het recht wil behouden om bij verkiezingen voor Kamer, Senaat en Europarlement hun stem te kunnen uitbrengen op tweetalige Brusselse lijsten, kan in deze gemeenten, bij zulke verkiezingen, de kiezers de mogelijkheid geboden worden te stemmen, ofwel voor de lijsten van de kieskring Vlaams-Brabant, ofwel voor de Brusselse lijsten. In dit laatste district wordt de mogelijkheid geschapen, om in elke taalgroep lijstverbindingen aan te gaan.”
Bij dit kafkaiaanse proza klinkt het als een grap dat de vitale metropool van een meertalige, multiculturele economische ruimte, die van Lapland tot de Kanarische Eilanden gaat, van Ierland tot de Donaudelta, door zulke prullaria op de klippen zou lopen. Hoe moeten we Europa als systeem van meertaligheid en culturele openheid begrijpen, als aan de grens van zijn hoofdstad een militante francofonie een ideologisch aureool krijgt? En hoe moeten dan Cyprioten en Turken, Ieren en Britten, Catalanen en Castilianen, Zuid-Tirolers en Italianen, Hongaren en Slowaken, Letten en Russen het ooit eens raken, als de Belgen na bijna tweehonderd jaar het project van de diversiteit in alle stilte begraven?
En toch kun je de politici, de Vlaamse nationalisten noch de Waalse socialisten enig verwijt maken. Zij brengen enkel consequent in de praktijk wat zij hun kiezers hebben beloofd, en dat ligt veel te ver uiteen, door versteende aanspraken die langs de taalgrens lopen. Het is klaarblijkelijk de volkswil die van dit land genoeg heeft. De zaakwaarnemende premier van België, Yves Leterme, is in het voorjaar van 2010 al gestrand op een grote staatshervorming, en zonder mandaat van de kiezer hij blijft hij nu vermoeid maar taai zijn ambt verder vervullen.
Wiebelende gebouwen blijven op de een of andere manier overeind
België heeft tenslotte ook zonder werkelijk democratisch mandaat het voorzitterschap van de EU geroutineerd afgewerkt; en per slot van rekening zit met EU-voorzitter Herman van Rompuy nog een Belg in een sleutelpositie. Niet toevallig. Want met zijn ondoorgrondelijke taal- en bevoegdheidsafspraken heeft het land een gewiekste, oneindig geduldige soort van bestuurders voortgebracht, die in de gigantische machinekamers van de EU-compromisfabriek uitstekend hun weg vinden. Op de een of andere manier gelijkt de EU frappant op dit België.
Zo te zien bestaat de Europese Unie niet uit sterke nationale staten, maar alles bijeen uit bijzonder wankele gebouwen, zoals we het nu in
real time kunnen zien aan bliksemsnel eroderende landen zoals Griekenland of Ierland, die de facto door EU-toezichtscommissies geregeerd worden. Leren wij daaruit dat een zwak land, in dit tijdvak van spontaan bestuur, geen regering maar enkel nog geldtransfers nodig heeft? Dienen politici enkel nog als podiumbeesten in de showwereld van verkiezingen en persconferenties?
Na het mislukken van de zo-en-zoveelste formatiepoging schijnt zelfs de belgisch-anarchistische gelatenheid ontredderd, terwijl zij, in vergelijking met trappistenbier en sterrenrestaurants, de eigen regering nochtans niet bijzonder hoog inschat. De Vlaamse krant “De Morgen” publiceerde foto’s van vertwijfelde burgers met de zwartgeelrode driekleur en de slogan: “Alle alarmklokken luiden”. Waarom? Niet het functioneren van de al lang opgedeelde federale bevoegdheden is door de formatieblokkade in gevaar, maar de economie. Van de bezitters van Belgisch staatspapier zou de buitenlandse meerderheid, zo waarschuwen economisten met naam, wel eens afgeschrikt kunnen worden door een lange en dure
Rozenoorlog tussen Vlamingen en Walen, en zich terugtrekken.
Toch liever een streep eronder, ook met schrik
Het ziet er dus naar uit dat het uiteenvallen van deze Europese modelstaat enkel nog afhangt van de kosten op middellange termijn. Want emotioneel laat niemand nog een traan voor dit België. Het is zoals bij een huwelijk: ook daar blijven twee strijdende partijen soms nog een pijnlijke poos bijeen, omdat een scheiding eenvoudig te duur uitvalt. Terwijl de Walen, met de sociale uitkeringen die zij incasseren, begrijpelijkerwijze geen haast hebben om een grote staatshervorming door te voeren, lijken de Vlamingen aan te sturen op een einde met verschrikkingen (en hoge kosten), liever dan op de verschrikkingen zonder einde namens België.
Ook dat is een les voor de EU, die met IJsland en Kroatië net nog nieuwe kandidaten aan het uittesten is, en waarvan de gemeenschappelijke munt al na luttele jaren overduidelijk afbrokkelt: alles is op drift op dit beweeglijke continent. Naties zijn niet voor eeuwig, terwijl taal en tradities aantoonbaar een buitengewoon taai leven hebben. In een globaal verstrengelde economie kan een staat zichzelf eenmaal overbodig maken, door bevoegdheden af te staan aan een supranationaal instituut, en verder de gewesten en gemeenten het werk te laten doen.
De historicus Bart De Wever had al vaker lucht gegeven aan zijn verveling bij de eindeloze nacht- en weekendzittingen vol nutteloos gepalaver, en hij feliciteerde nu de Waalse tegenhangers, met hun flamboyante socialist Elio di Rupo, vanwege hun “prachtige theaterstuk” waarmee zij zes maanden iedereen aan het lijntje wisten te houden. In België lijkt de politiek zich vandaag werkelijk te beperken tot coulissen, symboliek en toneelspel.
.