Onderstaande tekst, van de Franse Catalaan Patrick Roca, is een vertaling uit het Frans
Vaak zegt men dat het probleem van België is dat er in
eenzelfde Staat twee democratieën huizen, met alle blokkeringen die dit
meebrengt. Hetzelfde geldt voor Catalonië en Spanje. Van de Catalanen voelen 58% zich enkel of
vooral Catalaan (7% enkel of vooral Spanjaard). Madrid van zijn kant is geneigd
om Catalonië te zien als een min of meer vreemde en weinig betrouwbare
provincie: toen de Spaanse onderneming Endesa opgekocht dreigde te worden door
het Catalaanse Gas Natural, reageerde de voorzitster van het regionale bestuur
van Madrid met de waarschuwing dat Endesa “het nationale grondgebied niet mocht
verlaten”. Die Catalaanse provincie dient dus verspaanst te worden, wat onlangs
de Spaanse minister van nationale opvoeding nog bevestigde (“we hebben er belang
bij om de Catalaanse kinderen te hispaniseren”), ter rechtvaardiging van haar
voornemen om het Spaans als onderwijstaal op te leggen.
Het grondige verschil met België is dat Catalonië maar
goed is voor 15% van de Spaanse bevolking, en dus over geen enkel juridisch
noch politiek instrument beschikt om zijn voortbestaan als natie te verzekeren,
omdat het bij geen van de beslissingen van de centrale Spaanse regering zijn
gewicht beslissend kan laten gelden. De prijs die Catalonië aan Spanje moet
betalen is dus heel wat hoger dan de paralysie en inefficiëntie die men in
België ziet: het is de assimilatie en verstikking. Assimilatie door het
wegvlakken van zijn bevoegdheden en de kenmerken van zijn identiteit.
Verstikking door het op gang houden van massieve transfers die de
competitiviteit van de Catalaanse economie en het voortbestaan van de sociale
zekerheid in gevaar brengen.
Beginnen we bij de assimilatie. Volgens bepaalde
politicologen zou Spanje een van de meest gedecentraliseerde staten van Europa
zijn. In dat geval kun je moeilijk spreken van assimilatie. Nochtans kan men vanuit juridisch standpunt grote vragen
stellen bij deze analyse, zoals Ferran Requejo, professor politieke
wetenschappen aantoonde. Geen enkele Catalaanse bevoegdheid is exclusief: zelfs
wat cultuur en onderwijs betreft, mag volgens de Spaanse Grondwet de regering
in Madrid de basisreglementering vastleggen, wat zij ook uitgebreid doet,
waarbij zij aan de Catalaanse regering enkel gedecentraliseerde, uitvoerende
taken
overlaat.
Die tendens is nog sterker geworden nadat in 2011 in
Madrid de Partido Popular aan de macht kwam, waarna alle goedgekeurde wetten in
de richting gingen van een hernieuwde centralisatie van de Staat. De PP mag dan
over minder dan 15% van de zetels in het Catalaanse Parlement beschikken, door
haar absolute meerderheid in Spanje kan zij vanuit de centrale
staatsinstellingen haar wil opleggen, ook wat betreft domeinen die onder
Catalaanse bevoegdheid vallen. Zo zou in september 2014 een nieuwe Spaanse wet
het onderwijs in het Spaans moeten verzekeren, terwijl de Catalaanse wet al
sinds het eind van de jaren 80 bepaalt dat het Catalaans de onderwijstaal is,
een wet die gesteund wordt door 80% van de Catalaanse volksvertegenwoordigers
(en volgens de peilingen door 80% van de burgers).
Wat nu de economische verstikking betreft, is het zo dat
Catalonië het recht heeft om rechtstreeks ongeveer de helft van zijn
belastingen te heffen, wat Vlaanderen of Wallonië niet mogen. Maar van de 50%
belastingen die Madrid rechtstreeks int, is maar een deel voorbehouden voor
Catalonië, en wordt het overige buiten Catalonië geherinvesteerd. Men berekent
dat hierdoor ongeveer een derde van de in Catalonië betaalde belastingen naar
andere streken wordt getransfereerd, een overdrachtsniveau dat in Europa zijn
gelijke niet heeft en in 2008 bevestigd werd door de publicatie van de “fiscale
balansen” door het Spaanse Ministerie van Financiën. De cijfers zorgden voor
een schandaal van die omvang dat het Ministerie zich er wel voor wachtte om de
jaren daarop nog cijfers te publiceren.
Deze transfers zouden aanvaardbaar zijn als zij gebeurden
in naam van de solidariteit met armere streken. Maar hier is enige twijfel
mogelijk: de omvang ervan lijkt de verstikking van Catalonië te beogen.
Catalonië is een rijke streek: het is een nettobetaler aan de Europese Unie en
het BBP, per hoofd en vóór belastingen, is vergelijkbaar met dat van de landen
van Noord-Europa. Maar na belastingen, en na de transfers, wordt het wat
betreft BBP per hoofd voorafgegaan door heel wat streken in Spanje. Met andere
woorden: de Catalaanse solidariteit gaat zover dat streken die hulp krijgen er
finaal rijker van worden dan Catalonië zelf. Deze hoogte van de transfers hangt
deels ook samen met een bepaald cliëntelisme in de Spaanse politiek: Catalonië
levert de grote nationale Spaanse partijen nogal weinig stemmen op, en die
investeren dus liever in streken die hen trouw zijn, zoals Andalusië, Valencia
of Madrid.
Het komt hierop neer dat om de openbare diensten correct
hun werk te laten doen, de Catalaanse regering de regionale belastingen moet
opdrijven en leningen aangaan. De door Madrid geplande verstikking leidt
bijgevolg tot de paradox dat een streek met een BBP per hoofd, en fiscale
aanslagen die vergelijkbaar zijn met deze in Noord-Europa, een openbare dienst
heeft die past bij Zuid-Europa en een hoger schuldniveau dan dat van de andere
Spaanse regio’s. Deze gewilde verstikking verzekert dat Catalonië afhankelijk
blijft van de Staat, die aan zijn financiële steun voorwaarden
kan koppelen met de na 2011 vaak herhaalde dreiging dat de regio onder voogdij
kan komen.
De vaststelling dat de regionale bevoegdheden fragiel
zijn, en dat het niveau van de transfers overdreven hoog is, wordt al sinds het
begin van de jaren 2000 door zo goed als alle Catalaanse partijen gedeeld.
Een nieuw Statuut voor autonomie wilde precies hieraan tegemoet komen, en het
werd in 2006 door het Catalaanse en Spaanse Parlement goedgekeurd en breed
bekrachtigd door het Catalaanse volk. Dit Statuut “blindeerde” de Catalaanse
bevoegdheden; het garandeerde dat het principe van de zogenaamde
« ordinaliteit » gerespecteerd werd (Catalonië mag, na de transfers,
niet per hoofd van de bevolking armer worden dan de regio’s die de transfers
ontvangen); bovendien erkende het Catalonië als een natie binnen Spanje, en
symbolisch plaatste dit Statuut het Catalaans, in Catalonië, ook op gelijke
hoogte met het Spaans.
De PP, op dat moment minoritair in zowel het Catalaanse
als het Spaanse Parlement, lanceerde tegen het nieuwe Statuut een
campagne die door vele Catalanen als «catalanofoob» werd aangevoeld. Maar
vooral slaagde de partij erin om door politiek-juridische maneuvers te bereiken
wat ze niet democratisch in het Parlement had kunnen bereiken. Het Spaanse
Grondwettelijk Hof is grotendeels gepolitiseerd, en wordt gedomineerd door de
Partido Popular en de Partido Socialista Obrero Español, PSOE (de huidige
voorzitter is een voormalige militant van de PP) en dit zonder enige
gewaarborgde paritaire vertegenwoordiging voor de Catalanen in zaken die hen
aangaan, in tegenstelling met de gang van zaken in België. De PP slaagde erin
om alle sleutelbepalingen van het Catalaans Statuut onderuit te halen via een
belangrijk arrest van het Grondwettelijk Hof van juli 2010: gedaan met de
«blindering» van de bevoegdheden, met het principe van de ordinaliteit en met
de erkenning als natie.
De crisis die sinds 2010 heel hard aankomt in Spanje
heeft ongetwijfeld de reactie in Catalonië aangescherpt, maar de chronologie
van de gebeurtenissen toont goed aan dat de oorzaken van de blokkering een
flink stuk ouder zijn. Dat de hervorming via het Statuut een mislukking werd,
is een keerpunt in de Catalaanse politiek want dit toonde de onmogelijkheid aan
om Spanje te hervormen op een manier die het overleven van de Catalaanse natie
veilig stelt. Vanaf dat moment al willen meer dan 80% van de Catalanen een
referendum over de onafhankelijkheid. De peilingen voorspellen al bijna twee
jaar een ja-stem, schommelend tussen de 45% en 55%, en een nee-stem tussen 25%
en 35%. De Catalaanse politieke partijen kunnen op dit punt niet meer terug,
want de drang naar onafhankelijkheid komt vooral uit de basis voort, de
burgers, georganiseerd rond apolitieke verenigingen zoals de Nationale
Catalaanse Vergadering die erin
slaagt elk jaar één à twee miljoen mensen op straat te brengen om de
onafhankelijkheid te eisen.
Tot dusver verzet Madrid zich met hand en tand tegen het
referendum, want zo niet, en ook al zou het “neen” winnen, zou hun houding
neerkomen op de erkenning van Catalonië als politieke entiteit, een
onderscheiden «democratie». Dit zou ook de erkenning inhouden dat de grote twistpunten
in verband hiermee niet zomaar door Madrid beslecht kunnen worden, maar enkel
als gevolg van een pact tussen Madrid en Barcelona. En tot dusver is dit voor
Madrid geen aanvaardbare oplossing, ook al is het de enig redelijke uitweg voor
een impasse die de staat Spanje zelf heeft veroorzaakt.